Pijnpreventie en pijnbestrijding bij (adeno)tonsillectomie

Onderzoek
W.J.C. Boelen-van der Loo
F.G.W.H.M. Driessen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1409-13
Abstract

Samenvatting

Doel

Het onderzoeken van de effectiviteit van drie pijnbestrijdingsprotocollen bij kinderen, die een (adeno)tonsillectomie ondergaan.

Plaats

Streekziekenhuis het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo.

Patiënten en methoden

Bij 64 kinderen met een lichaamsgewicht tussen 15 en 25 kg (gemiddeld 20,4 kg) bij wie een (adeno)tonsillectomie werd verricht volgens de in Nederland gangbaarste procedure (volgens Sluder onder toediening van een dampvormig anestheticum zonder intubatie in dagbehandeling) werden 3 protocollen voor preventie en bestrijding van postoperatieve pijn met de in Nederland meest bruikbare analgetica voor kinderen toegepast. Toestemming van de Medisch Ethische Commissie en schriftelijk informed consent van de ouders werd verkregen. Volgens protocol I werd 240 mg paracetamol gegeven, volgens protocol II 500 mg paracetamol en volgens protocol III 500 mg paracetamol plus 10 mg codeïne, als zetpil, iedere 4 h steeds beginnend 60 min preoperatief. Aanvankelijk werd protocol I uitgevoerd, later vond randomisering plaats van protocol II en III. Na een pilot-onderzoek werd gezien de zeer heftige pijn in een placebogroep om ethische redenen afgezien van een controlegroep in het onderzoek.

Metingen

De effectiviteit van de pijnbestrijding werd geëvalueerd door middel van pijnbepalingen door de kinderen zelf met behulp van de Oucher-test, 1,3 en 6 h postoperatief. De statistische bewerking van de pijnscores van de kinderen werd primair in beschrijvende zin uitgevoerd, waarbij de 3 groepen simultaan werden vergeleken, met gebruikmaking van een enkelvoudige variantieanalyse voor de vergelijking van meerdere groepen. ‘Multiple comparisons’ werden toegepast volgens Ducans ‘multiple range test’. Als significantieniveau werd p ≤ 0,05 aangehouden.

Resultaten

Er was 1 h postoperatief geen significant verschil tussen de gemiddelde pijnscores (0: geen pijn en 10: zeer hevige pijn) van de 3 groepen, respectievelijk 5,2 (SD 3,0),4,7 (SD 2,9) en 4,7 (SD 2,3); 3 uur postoperatief was er een significant verschil tussen de gemiddelde pijnscores van groep I (4,5; SD 2,4) en van groep II (2,7; SD 2,4), echter niet tussen groep I en groep III (3,3; SD 1,5); 6 h postoperatief was er sprake van een significant verschil tussen de gemiddelde pijnscores van groep I (4,1; SD 2,1) enerzijds en van de groepen II (2,1 ; SD 1,5) en III (2,6; SD 1,6) anderzijds.

Conclusie

De resultaten wijzen op de aanwezigheid van hevige pijn direct na het ontwaken uit de anesthesie na (adeno-) tonsillectomie, zoals is terug te vinden in de pijnbepaling door het kind zelf 1 h postoperatief, ondanks het preventief toedienen van een hoge dosering van een ‘klein’ analgeticum volgens elk van de 3 protocollen. Te overwegen valt de anesthesietechniek zodanig te modificeren dat adequate pijnpreventie dan wel pijnbestrijding tot stand kan worden gebracht.

Auteursinformatie

Emma KinderziekenhuisHet Kinder AMC, Amsterdam.

Mw.dr.W.J.C.Boelen-van der Loo, orthopedagoog.

Twenteborg Ziekenhuis, afd. Anesthesiologie, Almelo.

F.G.W.H.M.Driessen, anesthesist.

Contact mw.dr.W.J.C.Boelen-van der Loo, Noordikslaan 41, 7602 CB Almelo

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.A.
van Suijlekom

Maastricht, augustus 1992,

In hun artikel benadrukken Boelen-van der Loo en Driessen het belang van adequate postoperatieve pijnstilling bij kinderen (1992;1409-13). In de beschouwing over de resultaten van hun onderzoek geven zij zelf aan dat falende pijnbestrijding bij een (adeno)tonsillectomie (ATE) mogelijk samenhangt met de toegepaste anesthesietechniek, te weten halothaan in een zuurstof-lachgasmengsel toegediend via een masker.

In het Academisch Ziekenhuis Maastricht trachten wij voorwaarden te creëren die een betere pijnbestrijding mogelijk maken. Ten eerste krijgen alle kinderen een rectale premedicatie bestaande uit een mengsel van midazolam en atropine.1 Voordeel hiervan is dat een goed gesedeerd kind rustig in de operatiekamer arriveert, minder angst en stress ervaart en daardoor mogelijk een geringere pijnbeleving heeft. Bovendien verlagen benzodiazepinen de minimale alveolaire concentratie (MAC)-waarde van halothaan, met andere woorden: in combinatie met midazolam heeft een gegeven concentratie halothaan meer anesthetisch effect.2

Ten tweede passen wij een andere anesthesietechniek toe, zoals ook in de ons omringende landen gebruikelijk.34 De kinderen worden endotracheaal geïntubeerd, waarna men met behulp van halothaan in een zuurstof-lachgasmengsel op veilige wijze een veel betere anesthesiediepte kan bereiken. Tevens wordt peroperatief al gestart met paracetamol-suppositoria in een dosering van 20-30 mg/kg. Desgewenst kan men kleine hoeveelheden opiaten intraveneus toedienen, die postoperatief nog effect sorteren. Ten slotte wordt het kind in zijligging met afhangend hoofd diep gedetubeerd, zodat het pas enige tijd na het operatietrauma ontwaakt en pijn kan ervaren.

De door ons gebruikte anesthesietechniek wijst op een aantal essentiële punten: premedicatie, intubatie en anesthesiediepte, af van de door Boelen-van der Loo et al. beschreven methode, waardoor wezenlijk voordeel behaald lijkt te worden. Zonder dit met harde cijfers te kunnen staven lijken acceptabele pijnpreventie en pijnstilling op deze wijze te realiseren.

De (adeno)tonsillectomie is voor velen een nog zeer tot de verbeelding sprekend jeugdtrauma; hopelijk kunnen betere anesthesietechnieken hierin voor komende generaties verandering brengen.

J.A. van Suijlekom
F.A. Kwinten
Literatuur
  1. Jong PC de, Verburg MP. Comparison of rectal to intramuscular administration of midazolam and atropine for premedication of children. Acta Anaesthesiol Scand 1988; 32: 485-9.

  2. Perisho JA, Buechel DR, Miller RD. The effect of diazepam on minimum alveolar anaesthetic requirement (MAC) in man. Can Anaesth Soc J 1971; 18: [NADRUK TYPE="C"]536.[/NADRUK]

  3. Weigand H. Tonsillektomie und Adenotomie in Intubationsnarkose? Z Prakt Anesthesiol 1971; 6: 84-100.

  4. Knape JTA. Anesthesietechnieken voor adenotomie en (adeno)tonsillectomie bij kinderen onder 15 jaar in Nederland. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="923-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 923-7.[/LITREF]

F.G.W.H.M.
Driessen

Almelo, september 1992,

Wij danken de collegae Van Suijlekom en Kwinten voor hun reactie op ons artikel. Hun opmerkingen over de gevolgen van een ander anesthesiologisch beleid voor postoperatieve pijnstilling ondersteunen onze mening. De laatste zin onderschrijven wij van harte. Enkele kanttekeningen bij de door hen beschreven techniek willen wij echter wel plaatsen.

Indien pas peroperatief met paracetamol-suppositoria wordt gestart, moet wel rekening worden gehouden met de geringe absorptiesnelheid van dit middel bij rectale toediening: maximale plasmaspiegels worden bereikt na circa 2 uur. Het matige analgetische effect van lachgas (1 MAC bij 105%) is, vanwege de lage bloedgasverdelingscoëfficiënt, vrijwel direct na beëindiging van de toediening opgeheven. Halothaan en midazolam hebben geen analgetisch effect. De periode totdat paracetamol werkt, moet dus overbrugd worden door de peroperatief toegediende opiaten. Bij een goede voorbereiding van het kind en een goede begeleiding van en door de ouders is een sederend middel in de premedicatie niet nodig om het kind rustig in de operatiekamer te laten arriveren.1

Ten slotte houdt het ‘zonder harde cijfers’ aannemen dat de pijn van het kind bij een bepaalde anesthesietechniek acceptabel is, de onduidelijkheid rond postoperatieve pijn bij adenotonsillectomie in stand. Juist deze onduidelijkheid vormde de reden tot het doen van ons onderzoek. Het verdient aanbeveling om met behulp van een gevalideerd pijnbeoordelingsinstrument, zoals de Oucher-test, systematisch pijn te ‘meten’, alvorens te concluderen dat er wezenlijke verbeteringen zijn aangebracht in de postoperatieve pijnpreventie en pijnstilling.

F.G.W.H.M. Driessen
W.J.C. Boelen-van der Loo
Literatuur
  1. Boelen-van der Loo WJC. De aanwezigheid van ouders bij medische handelingen en bij het inleiden van de narcose. [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="17-20"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 17-20.[/LITREF]

J.B.M.
Harbers

Nijmegen, augustus 1992,

In hun artikel pleiten Boelen-van der Loo en Driessen voor een adequate behandeling van pijn bij kinderen, een visie die wij van harte ondersteunen. Paracetamol wordt voor dit doel ook in ons ziekenhuis veelvuldig toegepast. De maximale dosering die algemeen voor kinderen geadviseerd wordt, bedraagt 65 mg/kg/dag voor zowel orale als rectale toediening.1 Literatuurgegevens over de dosering voor rectale toediening zijn niet eenduidig en zijn onzes inziens een bron van verwarring. Het commentaar op het Formularium der Nederlandse Apothekers (FNA) adviseert voor rectale toediening van paracetamol (in vette basis) eenzelfde dagdosering aan te houden als voor orale toediening, op grond van een vergelijkbare biologische beschikbaarheid.2 Na rectale toediening van paracetamol worden een lagere absorptiesnelheid en een verlengde werkingsduur gezien, met maximale plasmaspiegels na ca. 2 uur. Deze spiegels zijn 30-60% lager dan welke verkregen zijn na orale toediening.34 Hoewel er geen verband is aangetoond tussen de plasmaspiegel en het analgetische effect, wordt aangenomen dat een spiegel van 10-20 mg/l nodig is voor analgesie.35 Een hogere initiële dosering om een werkzame plasmaspiegel te bereiken, lijkt dus gerechtvaardigd.6 Discussie bestaat over de biologische beschikbaarheid van paracetamol na rectale toediening.3 Enkele auteurs, naar wie ook Boelen-van der Loo en Driessen verwijzen, gaan dan ook uit van veel hogere rectale doseringen, tot 120 mg/kg/dag (of 20 mg/kg per gift per 4 uur).78 Indien men ervan mag uitgaan dat een dergelijke dosering veilig is voor een kortdurende behandeling, zoals na operatieve ingrepen, verdient dit meer aandacht. Dan ontstaat immers de mogelijkheid om postoperatieve pijn bij kinderen wellicht effectiever te bestrijden. Gezien de farmacokinetiek lijkt het optimaal om de eerste dosis paracetamol 1 tot 2 uur vóór de ingreep toe te dienen.39

J.B.M. Harbers
R.T.M. van Dongen
C.M. Tjebbes
Literatuur
  1. Pagliaro LA, Pagliaro AM. Problems in pediatric drug therapy. 2nd ed. 1987: 563.

  2. Moolenaar F, Schoonen AJM, Everts A, Huizinga T. Absorption rate and bioavailability of paracetamol from fatty suppositories. Pharm Weekbl 979; 114: 689-94.

  3. Gaudreault P, Guay J, Nicol O, Dupuis C. Pharmacokinetics and clinical efficacy of intrarectal solution of acetominophen. Can J Anaesth 1988; 35: 149-52.

  4. Maron JJ, Ickes AC. The antipyretic effectiveness of acetaminophen suppositories versus tablets: a double-blind study. Curr Ther Res 1976; 20: 45-52.

  5. Goodman and Gilman's. The pharmacological basis of therapeutics. 1990: 1655.

  6. Anonymus. Paracetamolzetpillen voor kinderen: 60 mg is te weinig. Geneesmiddelenbulletin 1992; 4: 23.

  7. Gaukroger PB. Paediatric analgesia. Drugs 1991; 41: 52-9.

  8. Berde CB. Pediatric postoperative pain management. Pediatr Clin North Am 1989; 36: 921-40.

  9. Moolenaar F, Olthof L, Huizinga T. Absorption rate and bioavailability of paracetamol from rectal aqueous suspensions. Pharm Weekbl 1979; 114: 201-6.