Transplantatie van eilandjes van Langerhans

Klinische praktijk
J.A. van der Vliet
G. Kootstra
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:105-10

Zie ook het artikel op bl. 103.

Inleiding

De behandeling van diabetes mellitus type I met dieetmaatregelen en insulinesuppletie stelt de patiënt met suikerziekte in staat om een aanvaardbaar bestaan te genieten. Het strikte regime dat noodzakelijk is voor de metabole controle, legt de patiënt echter aanzienlijke beperkingen op. De levensverwachting van patiënten met diabetes mellitus wordt verkort door secundaire microvasculaire complicaties.12 Diabetische nefropathie komt voor bij circa 40 van de patiënten met lang bestaande diabetes mellitus. Momenteel is in Nederland diabetische nefropathie in 10-15 van de gevallen de indicatie voor het instellen van nierfunctievervangende behandeling, zoals dialyse of niertransplantatie.34 Diabetische retinopathie heeft visusstoornissen tot gevolg en kan tot volledige blindheid leiden. Polyneuropathie, met sensibiliteitsverlies, spierzwakte en autonome disregulatie, wordt eveneens vaak aangetroffen bij patiënten met lang bestaande diabetes mellitus.15 Vervanging van de exogene insulinesuppletie door een meer fysiologische endogene insulinebron, zoals functionerend endocrien…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Maastricht, afd. Algemene Heelkunde, Maastricht.

Dr.J.A.van der Vliet (thans Academisch Ziekenhuis Dijkzigt, afd.

Algemene Heelkunde, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam) en prof.dr.G.Kootstra, chirurgen.

Contact dr.J.A.van der Vliet

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 1989,

Met belangstelling lazen wij het caput selectum ‘Transplantatie van eilandjes van Langerhans’ van de collegae Van der Vliet en Kootstra (1989;105-110). Hierin wordt gesteld dat nauwkeurige regulatie van de bloedsuikerconcentratie met exogene insuline-suppletie niet van invloed is gebleken op de ontwikkeling en het voortschrijden van de diabetische nefro-, retino- en polyneuropathie. Met name bij ingrijpen in de vroege fasen van de microvasculaire complicaties van de insuline-afhankelijke diabetes mellitus lijkt een stricte metabole controle echter wel degelijk een gunstig effect te hebben.

In de Oslo-studie en de Steno-studie werden in de groep die werd behandeld met een intensief schema, bij een duidelijk betere metabole controle minder microaneurysmata en bloedingen van de retina gevonden na twee jaar follow-up-onderzoek, dan in een conventioneel behandelde groep.12 Bij voortgeschreden (pre-)proliferatieve retinopathie trad initieel bij verscherpte regulatie een verslechtering van het beeld op. Na enige tijd ontstond echter een stabieler beeld, met een minder snelle achteruitgang van de ogen dan bij de patiënten met een minder goede metabole controle.2 In de Steno-studie werd in de groep met de scherpe metabole controle een verder voortschrijden van de initiële microalbuminurie (als maat voor de nierschade) tegengegaan, dit in tegenstelling tot het beloop bij de patiënten die voortgingen met de conventionele therapie.3 Alweer in de Oslo-studie werden ook zenuwgeleidingssnelheden bepaald bij alle onderzochte patiënten.1 Hierbij bleek, dat in de strikt gecontroleerde groep een stabilisatie of zelfs een verbetering optrad in de geleidingssnelheden, terwijl in de conventioneel behandelde groep een verslechtering werd vastgesteld. In de Steno-studie werd een toename van de autonome neuropathie in de conventioneel behandelde groep vastgesteld, terwijl in de CSSI-groep geen verandering kon worden gevonden.3 Een gunstige invloed van verbeterde metabole regulatie ook op de klinische neuropathieverschijnselen werd gevonden door Bertelsmann et al.4

Deze relatief korte, maar goed uitgevoerde studies bij beperkte groepen patiënten bevestigen de indruk, die kon worden gekregen uit studies als die van Pirart en Krolewski et al., dat een goede metabole controle beschermt tegen het optreden van complicaties.56 Een aantal grotere prospectieve studies loopt nog op dit moment. Welke antwoorden hieruit zullen komen, is nog niet duidelijk. Wel is het ons inziens duidelijk, dat het op grond van de nu bekende gegevens toch ook voor het tegengaan van de ontwikkeling van diabetische microvasculaire complicaties van belang is om een zo goed mogelijke metabole regulatie na te streven (daarbij nog buiten beschouwing latend de schadelijke invloeden van een matige metabole controle op het vetspectrum bij diabeten, van belang bij het ontstaan van macrovasculaire complicaties).

R.O.B. Gans
H.J.G. Bilo
Literatuur
  1. Dahl-Jorgensen K, Brinchmann-Hansen O, Hanssen KF, et al. Effect of near normoglycaemia for two years on progression of early diabetic retinopathy, nephropathy, and neuropathy: the Oslo study. Br Med J 1986; 293: 1195-9.

  2. Lauritzen T, Frost-Larsen K, Larsen H-W, Deckert T, and the Steno Study Group. Two-year experience with continuous subcutaneous insulin infusion in relation to retinopathy and neuropathy. Diabetes 1985; 35: 74-9.

  3. Feldt-Rasmussen B, Mathiesen ER, Deckert T. Effect of two years of strict metabolic control on progression of incipient nephropathy in insulin-dependent diabetes. Lancet 1986; ii: 1300-4.

  4. Bertelsmann FW, Heimans JJ, Rooy JCGM van, Dankmeyer HF, Visser SL, Veen EA van der. Peripheral nerve function in patients with painful diabetic neuropathy treated with continuous subcutaneous insulin infusion. J Neurol Neurosurg Psychiatry 1987; 50: 1337-41.

  5. Pirart F. Diabète et complications dégénératives. Présentation d'une étude prospective portant sur 4400 cas observés entre 1947 et 1973. Diabete Metab 1977; 3: 97-107, 173-82, 245-56.

  6. Krolewski AS, Warram JH, Christlieb AR, Busick EJ, Kahn CR. The changing natural history of nephropathy in type I diabetes. Am J Med 1985; 78: 785-94.

J.A.
van der Vliet

Rotterdam, februari 1989,

De collegae Gans en Bilo wijzen op een mogelijk gunstig effect van intensieve bloedsuikerregulatie op het ontstaan van microvasculaire complicaties van insuline-afhankelijke diabetes mellitus. In de door hen aangehaalde literatuur is veelal sprake van stabilisatie of een verminderde progressie van de reeds in beperkte mate aanwezige microvasculaire afwijkingen na instellen van de nauwkeurige bloedsuikerregulatie.

Deze bevindingen zijn moeilijk te vergelijken met de effecten van pancreastransplantatie, daar deze behandeling tot nu toe slechts werd toegepast bij patiënten met ver gevorderde en grotendeels irreversibele secundaire complicaties van diabetes mellitus.1-3 Zoals in het bovengenoemde artikel werd besproken, is de invloed van eilandjestransplantatie op de late diabetische complicaties nog onvoldoende onderzocht. Wel is bekend, dat hiermee een vergaande normalisering van de glucosestofwisseling kan worden bereikt.

J.A. van der Vliet
Literatuur
  1. Ramsay RC, Goetz FC, Sutherland DER, et al. Progression of diabetic retinopathy after pancreas transplantation for insulin-dependent diabetes mellitus. N Engl J Med 1988; 318: 208-14.

  2. Bilous RW, Mauer SM, Sutherland DER, Steffes MW. Glomerular structure and function following successful pancreas transplantation for insulin dependent diabetes. Diabetes 1987; 36: 43.

  3. Vliet JA van der, Navarro X, Kennedy WR, Goetz FC, Najarian JS, Sutherland DER. The effect of pancreas transplantation on diabetic polyneuropathy. Transplantation 1988; 45: 368-70.

Maastricht, januari 1989,

Met interesse heb ik het artikel van Van der Vliet en Kootstra gelezen (1989;105-10). In april 1987 waren er 1157 pancreastransplantaties verricht. Thans zullen dit er rond de 2000 zijn. Van deze transplantaten zal ongeveer ⅓ nog functioneren. De overleving van zowel pancreastransplantaten als getransplanteerde patiënten is de laatste jaren verbeterd. Van de transplantaties van de eilandjes van Langerhans zijn er een paar honderd verricht. Niet één transplantaat is nog functioneel.1 Wat ik in het artikel niet gevonden heb, is antwoord op de vraag of er op korte termijn door de geboekte vooruitgang met het dierexperimentele onderzoek klinische eilandjestransplantaties te verwachten zijn.

B. Bosch
Literatuur
  1. Dubernard JM, Sutherland DER. International handbook of pancreas transplantation. Dordrecht: Kluwer, 1989.

J.A.
van der Vliet

Rotterdam, februari 1989,

Volgens de gegevens van de World Pancreas Transplant Registry te Minneapolis zijn de afgelopen 5 jaar ruim 1100 pancreastransplantaties verricht. De 2-jaars actuariële transplantaat-overlevingkans is gemiddeld 44% en de overlevingskans van patiënten is 76%. De gebruikte techniek en het al of niet gelijktijdig transplanteren van een nier heeft grote invloed op het slagen van de behandeling. Onlangs werden de resultaten van 30 simultane pancreas-niertransplantaties, verricht te Madison gepubliceerd.1 De actuariële transplantaat- en patiëntenoverlevingskansen werden hierbij opgegeven als respectievelijk 84% en 96% na 2 jaar.

Er zijn slechts enkele klinische allotransplantaties van geïsoleerde eilandjes van Langerhans verricht. Het betrof veelal zeer voorbarige pogingen met een te verwachten negatief resultaat. Zoals vermeld in ons artikel zijn er de laatste jaren vooral op het gebied van isolatie van eilandjes van Langerhans vorderingen gemaakt bij het dierexperimentele onderzoek.2 Er is echter nog geen mogelijkheid voor de vroege diagnostiek van afstotingsreacties, waardoor klinische eilandjestransplantatie als behandeling van diabetes mellitus en ter voorkoming van secundaire complicaties van deze ziekte nog niet toepasbaar is. Het ligt in de lijn der verwachtingen, dat hierover binnen enkele jaren meer duidelijkheid zal bestaan.

J.A. van der Vliet
Literatuur
  1. Sollinger HW, Stratta RJ, D'Alessandro AM, Kalayoglu M, Pirsch JD, Belzer FO. Experience with simultaneous pancreas-kidney transplantation. Ann Surg 1988; 208: 475-82.