Prevalentie, signalering en beloop van depressie in de huisartspraktijk

Klinische praktijk
J. Ormel
W. van den Brink
K. van der Meer
J. Jenner
R. Giel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:123-6

Zie ook de artikelen op bl. 118 en 130.

Depressie vormt met een maandprevalentie van rond de 4 in de algemene bevolking een belangrijk volksgezondheidsprobleem. De meeste mensen die aan een depressie lijden, worden uitsluitend in de eerste lijn gezien. De huisarts is daardoor niet alleen belangrijk als poortwachter en verwijzer voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), maar ook als behandelend arts.

Vanuit psychiatrisch-epidemiologische hoek is herhaaldelijk gesteld dat de huisarts bij patiënten die lijden aan een depressie lang niet altijd signaleert dat er psychisch iets aan de hand is (‘ondersignalering’) en na eventuele signalering vaak geen specifieke diagnose stelt (‘onderdiagnostiek’), waardoor de behandeling minder specifiek is dan mogelijk en gewenst is (‘onderbehandeling’).12 Vanuit de huisartsgeneeskunde is deze stelling aangevochten. Dat tekortkomingen worden gesignaleerd zou deels het resultaat zijn van methodologische tekortkomingen in het epidemiologische onderzoek en deels het resultaat van gebrek aan begrip voor het beleid van…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Vakgroep Psychiatrie: dr.J.Ormel (tevens: vakgroep Gezondheidswetenschappen) en W.van den Brink, epidemiologen; dr.J.Jenner en prof.dr.R.Giel, psychiaters.

Vakgroep Huisartsgeneeskunde: K.van der Meer, huisarts.

Contact dr.J.Ormel

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties