Marktwerking: ook voor de gezondheidszorg een gegeven

Klinische praktijk
J. Maljers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1014
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 1015.

Marktwerking in de zorg, daar kan men sterk tegen zijn. Dat laten de media zien en ook de protesten van artsen op het Binnenhof en de discussies binnen de burelen van de belangenverenigingen. De markt zou goed zijn voor auto’s, vakanties en voor kledingwinkels, maar voor de zorg is dat anders. Daar vallen behoeftige patiënten ten prooi aan geldbeluste ondernemers. Toch bepleit ik hier marktwerking in de zorg. En op zich is een lofzang voor de markt niet zo moeilijk. De navrante verschillen tussen de geleide economieën in het oude Oostblok en die van het open Westen in termen van innovatie, keuzevrijheid en welvaart spreken voor zich.

Toch zou ook ik nooit willen dat de zorg een volledig vrije en ongecontroleerde markt wordt. Sterker nog, er is nergens sprake van een ongecontroleerde markt. Fabrikanten van auto’s zijn gebonden aan zeer strenge regels…

Auteursinformatie

Plexus Medical Group, Wenckebachweg 200, 1096 AS Amsterdam.

Contact Hr.J.Maljers, arts MBA en ondernemer in de zorg (maljers@plexus.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Den Haag, mei 2006,

Maljers (2006:1014) legt een verband met de geleide economieën in het voormalige Oostblok. Deze vergelijking gaat onzes inziens mank. Lang vóór de introductie van de veronderstelde positieve impulsen van de marktwerking werd de Nederlandse gezondheidszorg algemeen beschouwd als behorend tot de beste ter wereld. Het is nog maar de vraag of de marktwerking met haar voornamelijk op de productprijs gerichte concurrentie geen bedreiging voor het behoud van deze leidende positie zal blijken te zijn. Ter vergelijking: de zogenaamde prijzenslag in de supermarktwereld (vraaggestuurde marktwerking pur sang) heeft geleid tot een voortdurende verschraling van zowel aanbod als serviceniveau, terwijl tegelijkertijd kleinschalige winkels met kwalitatief hoogwaardige producten een zeldzaamheid werden. Het is veelzeggend dat ‘kwaliteitsslag’ een niet-bestaand woord is. In verliesgevende ziekten en dito patiënten zullen ondernemers niet geïnteresseerd zijn. Het is deze voor het marktdenken typerende gedachtegang waartegen patiënten beschermd moeten worden. Deze bescherming behoort tot een volledig ander domein dan het stellen van veiligheidseisen aan auto’s (in de zorg is hiervoor de Inspectie voor de Gezondheidszorg) en heeft dus niets te maken met nog door de politiek vast te stellen kaders. Zeker, moeilijke keuzen moeten gemaakt worden maar Maljers’ marktkreet ‘Roept u maar’ volstaat daartoe niet.

In zijn verdere betoog wordt de discussie door Maljers afgedaan als ‘schadelijk’ en ‘een schijndiscussie’. Critici worden betiteld als ‘zogenaamde tegenstanders van marktwerking’ die hun handelen baseren op ‘status en inkomen’. Het zijn dit soort kwalificaties die paradoxaal genoeg juist wel associaties met het voormalige Oostblok oproepen. Dit was het soort retoriek waarmee getracht werd kritiek op het politieke systeem verdacht en aldus onschadelijk te maken. Maljers houdt zelf als ‘ondernemer in de zorg’ met zijn verhandeling overduidelijk een oratio pro domo.

Het lijkt ons van groot belang dat er een voortdurende discussie plaatsvindt over de ‘pro’s en contra’s’ van de marktwerking in de zorg. Dit dient dan wel te gebeuren op basis van zakelijke argumenten. De uitstekende ‘contra’-bijdrage van Kant (2006:1015) is hiervan een voorbeeld.

J. Schipper
T.C.A.M. van Woerkom