Het mechanisme van de continentie voor faeces

Klinische praktijk
J.H.C. Kuijpers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1833-5

Zie ook het artikel op bl. 1840.

Fysiologie en anatomie van het continen tiemechanisme

Continentie voor faeces is het vermogen om rectale inhoud gewaar te worden, te retineren, en uit te scheiden op een voor het individu geschikte plaats en tijd. Door een complexe keten van aangeboren en verworven reflexen, die direct op drukveranderingen kan reageren, kan het anale kanaal worden afgesloten.

De anatomische onderdelen van het continentiemechanisme zijn het anorectum en de bekkenbodemspier.

Het anorectum wordt gevormd door het rectum, de anale mucosa en de M. sphincter ani internus. Het rectum loopt door het kleine bekken over de bekkenbodemspier (M. levator ani) en gaat als anale kanaal door de bekkenbodem (M. sphincter ani externus) naar het perineum (anus). Het rectum is bekleed met een niet-sensibel slijmvlies, het proximale deel van het anale kanaal met wel voor pijn en andere sensaties gevoelig overgangsepitheel en het distale deel van het anale…

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Dr.J.H.C.Kuijpers, chirurg.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Maarssen, oktober 1986,

Collega Kuijpers stelt in zijn twee waardevolle artikelen enkele aspecten aan de orde, die niet algemeen bekend zijn (1986; 1833-5, 1840-4). Het treft ons echter, dat in genoemde artikelen de regulering door het zenuwstelsel die bijde normale functie een belangrijke rol speelt, geheel onvermeld blijft. De drievoudige innervatie (willekeurig, sympathisch en parasympathisch) van de defecatiefunctie komt niet aan de orde. Bij de oorzaken (bl. 1840 e.v.) wordt even terzijde de meningomyelokèle genoemd, zonder enig anatomisch of functioneel verband met de stoornis in de defecatie.

Collega Kuijpers maakt de indruk bij de beschrijving van een huis alleen de parterre te noemen en de bovenverdieping te vergeten. Dit alles klemt te meer daar hij schrijft (bl. 1841) dat bij 45 patiënten (!) geen oorzakelijke functionele of anatomische afwijkingen werden gevonden, en dat van hen 33 de ontlasting niet voelden aankomen, van wie 23 één of meer operaties hadden ondergaan. Naar wij menen, zal bij deze patiënten de innervatie hetzij door een operatie hetzij door een neurologische aandoening gestoord zijn (geweest); een nader neurologisch onderzoek is dan in dergelijke gevallen wel gewenst!

A. van Rossum
J.H.C.
Kuijpers

Nijmegen, november 1986,

Wij hebben in ons artikel beschreven hoe naar onze mening klachten van het continentiemechanisme in de praktijk dienen te worden onderzocht. In plaats van uitvoerig in te gaan op zijn neurovasculaire voorziening, hebben wij gekozen voor een praktische functionele beschrijving. Het spreekt vanzelf dat door de verschillende functietests indirect een beeld wordt verkregen van de innervatie. In de praktijk blijkt deze benadering ons goede resultaten te bieden.

Het is de ervaring van allen die zich met fecale incontinentie bezighouden dat bij algemeen neurologisch onderzoek geen relevante bijzonderheden worden vastgesteld. Slechts bij patiënten bij wie anamnestisch geen duidelijke oorzaak kan worden gevonden, toont specifiek neurologisch onderzoek, gericht op de bekkenbodemspier en de N. pudendus met zijn takken, denervatie, zoals ook in ons onderzoek is vermeld. De mening dat bij incontinente patiënten een nader neurologisch onderzoek zonder meer verricht moet worden, delen wij dan ook niet. Ook via onze benadering echter kunnen niet alle vragen worden opgelost. Misschien heeft de neurologie ons toch meer te bieden dan wij op dit moment veronderstellen. Collega Van Rossum is geïnteresseerd. Wij wachten met spanning af.

J.H.C. Kuijpers