Geneesmiddelen bij mictiestoornissen

H.J. de Voogt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1095-9

Inleiding

Mictiestoornissen worden veroorzaakt door uiteenlopende aandoeningen van de lagere urinewegen en hun innervatie. Voor een goed begrip daarvan allereerst een korte uiteenzetting over de normale fysiologie van de mictie, die als een cyclisch gebeuren kan worden gekenmerkt.1

In rust is de blaas – voornamelijk bestaande uit de musculus detrusor met urotheelbekleding aan de binnenzijde – samengevallen en zijn de blaashals en de urethra gesloten. Onder invloed van de diurese vult de blaas zich tot de capaciteit is bereikt. De elastische eigenschappen van de blaaswand maken dat de intravesicale druk niet stijgt gedurende deze vullingsfase. Blaashals en urethra blijven…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Urologie, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

Prof.dr.H.J.de Voogt, uroloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Alkmaar, juni 1988,

In het artikel van De Voogt (1988;1095-9) wordt in de tekst en op bl. 1099 in de tabel driemaal beweerd dat anticholinergica (parasympathicolytica) diarree als bijwerking zouden hebben. Gaarne zie ik uw verklaring tegemoet.

C. van der Linde

Amsterdam, juni 1988,

Wij zijn collega Van der Linde erkentelijk voor zijn opmerking over bijwerkingen. In de tekst onderaan de laatste alinea op bl. 1098 dient het woord diarree te vervallen. Dit is aan de aandacht bij correcties ontsnapt. In de tabellen wordt diarree slechts vermeld bij emepronium en oxybutynine. Dit zijn beide middelen met gemengde werking, die wegens het anticholinergische effect op de blaas gebruikt worden, maar wel soms diarree kunnen veroorzaken.

H.J. de Voogt

Amsterdam, juni 1988,

De regulatie van de mictiereflex onder invloed van het autonome zenuwstelsel is ingewikkeld en nog niet geheel ontrafeld. Mogen wij enige correcties aanbrengen?

α1- en α2-adrenoreceptoren zijn niet synoniem voor respectievelijk postsynaptische en presynaptische α-adrenoreceptoren. α1-adrenoreceptoren zijn postsynaptisch gelokaliseerd, maar α2-adrenoreceptoren komen zowel pre- als postsynaptisch voor; in de vaten zijn de postsynaptische α2-receptoren bijvoorbeeld functioneel van groot belang.1

α-cholinerge receptoren in het prostaatkapsel (bl. 1096) berust vermoedelijk op een typefout; er worden waarschijnlijk muscarine-achtige cholinerge receptoren bedoeld. Deze komen ook voor in de M. detrusor vesicae.2

J.T.A. Knape
K.J. van Charldorp
Literatuur
  1. Zwieten PA van, Timmermans PBMWM. Central and peripheral alpha-adrenoceptors. Pharmacological aspects and clinical potential. Adv Drug Res 1984; 13: 209-54.

  2. Charldorp KJ van, Jonge A de, Thoolen MJMC, Zwieten PA van. Subclassification of muscarinic receptors in the heart, urinary bladder and sympathetic ganglia of the pithed rat. Selectivity of some classical agonists. Naunyn Schmiedebergs Arch Pharmacol 1985; 331: 301-6.

Amsterdam, juni 1988,

Ik ben de collegae Knape en Van Charldorp dankbaar voor hun aanvullingen. Het is inderdaad zo dat de invloed van het autonome zenuwstelsel op de fysiologie van de blaasfunctie ingewikkeld is en nog onvoldoende ontrafeld. Ik heb een poging gedaan om wat bekend is zo begrijpelijk mogelijk weer te geven. Het ware beter geweest om van cholinerge receptoren in het prostaatkapsel te spreken en het voorvoegsel ‘alfa-’ weg te laten. Dit laat dan in het midden of dit muscarine-achtige zijn of niet, hetgeen vermoedelijk (nog) niet bekend is.

Wat betreft de opmerking over pre- en postsynaptische adrenerge receptoren kan ik het met hen eens zijn. Het is echter de vraag of postsynaptische α2-receptoren voor de blaasfunctie van belang zijn.

H.J. de Voogt

Haarlem, juni 1988,

Het doseringsadvies voor desmopressine (Minrin) behoeft een correctie. De juiste dosering bij de indicatie enuresis nocturna is: 10-40 µg (i.p.v. mg), intranasaal toe te dienen voor het slapen gaan. De hiervoor geschikte farmaceutische vormen zijn neusdruppels 0,1 mg/ml en neusdruppels in pipet 0,1 mg/ml.

In Nederland is desmopressine al sinds 1982 toegelaten voor de indicatie enuresis nocturna. Ook in o.a. West-Duitsland, Groot-Brittannië, de Scandinavische landen en Nieuw-Zeeland is deze indicatie opgenomen in de bijsluitertekst. De opmerking dat Minrin bij deze indicatie zich nog in een experimenteel stadium zou bevinden is dan ook niet helemaal terecht.

Drs. H.M.D. Veerman