Effectiviteit van manipulatieve therapie bij lagerugpijn: geen uitsluitsel in systematische literatuuroverzichten en behandelrichtlijnen

Opinie
W.J.J. Assendelft
G.J. Lankhorst
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:684-7
Abstract

De etiologie van rugpijn is vrijwel onbekend. In 90-95 van de gevallen is er geen specifieke oorzaak (radiculaire compressie, tumor of metastase, fractuur of ziekte van Bechterew) aanwijsbaar en spreekt men van aspecifieke lagerugpijn.1 In de westerse wereld is aspecifieke lagerugpijn een veelvoorkomende aandoening, die gepaard gaat met hoge kosten.12 Het is derhalve niet verwonderlijk dat er voor de diverse behandelopties bij rugpijn grote belangstelling is van de zijde van behandelend en controlerend artsen, maar ook van patiënten en beleidsmakers.

Een veel toegepaste behandelvorm is manipulatieve therapie van de wervelkolom. Manipulatieve therapie kan grofweg onderscheiden worden in manipulaties en mobilisaties.3 Wanneer een therapeut een gewricht mobiliseert, worden de grenzen van het bewegingstraject bepaald door een voelbare elastische barrière. Bij een mobilisatie maakt de therapeut een, vaak repeterend toegepaste, beweging tot aan deze initiële barrière; bij een manipulatie wordt deze grens met gedoseerde kracht overschreden. Het gewricht…

Auteursinformatie

Vrije Universiteit, Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam.

Dr.W.J.J.Assendelft, huisarts-epidemioloog.

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Revalidatie, Amsterdam.

Prof.dr.G.J.Lankhorst, revalidatiearts.

Contact dr.W.J.J.Assendelft

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Arnhem, april 1998,

Naar mijn mening worden in het artikel van Assendelft en Lankhorst enkele belangrijke factoren bij lagerugpijn en de behandeling daarvan genegeerd (1998:684-7). Zo'n 45 jaar geleden werd lagerugpijn bestempeld als ‘ischias’ en vaak behandeld met 6 weken strenge bedrust. Het resultaat op korte termijn was over het algemeen uitstekend.

Eenieder die, bijvoorbeeld als huisarts, dit soort patiënten gedurende vele jaren heeft kunnen volgen, weet dat de psychogene factor in het klachtenpatroon een zeer belangrijke rol speelt: is men overbelast of heeft men het gevoel dat te zijn (wat niet hetzelfde is), dan spelen de klachten fors op; als daaraan iets is gedaan of lijkt te zijn gedaan, dan nemen ze rap af.

Een tweede factor is de suggestie: iets wat spectaculair is, al is het onaangenaam (geldt ook voor acupunctuur), waarmee je kunt pronken en waarin je gelooft, helpt altijd beter dan het omgekeerde. Als deze suggestie alleen maar zou helpen de tijd te overbruggen die benodigd is voor spontaan herstel, kan het geen kwaad.

H. van Beek

Amsterdam, 14 April 1998,

Collega Van Beek stelt een aantal aspecten van de behandeling van en het onderzoek naar lagerugpijn aan de orde die van onze zijde enige toelichting behoeven.

Het is onduidelijk of Van Beek met ‘ischias’ alleen het zogenoemde lumbosacraal radiculair syndroom bedoelt (waarover ons commentaar niet ging) of hieronder ook de aspecifieke lagerugpijn verstaat. ‘Zes weken strenge bedrust’ is echter voor geen van beide vormen van rugpijn aan te raden. In een gerandomiseerde klinische trial waarin behandeling met 2 en 7 dagen bedrust voor aspecifieke lagerugpijn werden vergeleken, toonden Deyo et al.1 aan dat langer durende bedrust leidt tot langduriger ziekteverzuim. De standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) raadt voor deze indicatie maximaal 2 dagen bedrust aan.2 Voor het lumbosacraal radiculair syndroom (vooral hernia nuclei pulposi) adviseert de NHG-standaard maximaal 2 weken bedrust, en dan alleen bij ernstige klachten.3

In ons korte artikel is de rol van psychosociale factoren in de etiologie van aspecifieke lagerugpijn en interventies hierop gericht inderdaad onderbelicht gebleven. Chroniciteit, in termen van beperkingen in het dagelijks functioneren en mogelijkheden voor reïntegratie in het arbeidsproces, blijken voornamelijk psychosociaal bepaald. Psychosociale risicofactoren blijken reeds in de acute fase een rol te spelen en meetbaar te zijn.4-6 In systematische overzichten7 en nationale richtlijnen89 gaat de aandacht derhalve steeds meer naar vroege interventie op deze psychosociale factoren. Recent observationeel onderzoek toont aan dat dit ook kostenbesparend kan zijn.10 De noodzaak van gericht onderzoek naar vroege, systematische interventie op psychosociale factoren in de Nederlandse huisartsenpraktijk wordt door ons derhalve ten volle onderschreven.

Tenslotte geeft Van Beek aan dat de omstandigheden waaronder manipulatie plaatsvindt (de aanraking, het soms spectaculaire karakter van het ‘kraken’)11 mogelijk een deel van het effect verklaart. Wij zijn het met hem eens dat dergelijke placebo-effecten soms nuttig kunnen zijn.12 Om echter het geïsoleerde, specifieke effect van manipulatieve therapie te kunnen vaststellen, dient er een vergelijking met een geloofwaardig placebo te worden gemaakt. Juist voor manipulatie is deze uitermate lastig te realiseren.

W.J.J. Assendelft
G.J. Lankhorst
Literatuur
  1. Deyo RA, Diehl AK, Rosenthal M. How many days of bed rest for acute low back pain? A randomized clinical trial. N Engl J Med 1986;315:1064-70.

  2. Faas A, Chavannes AW, Koes BW, Hoogen JMM van den, Mens JMA, Smeele LJM et al. NHG-standaard Lage-rugpijn. Huisarts Wet 1996;39:18-31.

  3. Smeele IJM, Hoogen JMM van den, Mens JMA, Chavannes AW, Faas A, Koes BW, et al. NHG-standaard Lumbosacraal radiculair syndroom. Huisarts Wet 1996;39:78-89.

  4. Croft PR, Papageorgiou AC, Ferry S, Thomas E, Jayson MI, Silman AJ. Psychological distress and low back pain. Evidence from a prospective study in the general population. Spine 1995;20:2731-7.

  5. Klenerman L, Slade PD, Stanley IM, Pennie B, Reilly JP, Atchison LE, et al. The prediction of chronicity in patients with an acute attack of low back pain in a general practice setting. Spine 1995;20:478-84.

  6. Burton AK, Tillotson KM, Main CJ, Hollis S. Psychosocial predictors of outcome in acute and subchronic low back trouble. Spine 1995;20:722-8.

  7. Turner JA. Educational and behavioral interventions for back pain in primary care. Spine 1996;21:2851-9.

  8. Kendall NAS, Linton SJ, Main CJ. Guide to assessing psychosocial yellow flags in acute low back pain: risk factors for longterm disability and work loss. Wellington: Accident Rehabilitation & Compensation Insurance Corporation of New Zealand and the National Health Committee, 1997.

  9. Waddell G, Feder G, McIntosh A, Lewis M, Hutchinson A. Clinical guidelines for the management of acute low back pain ‐ low back pain evidence review. London: Royal College of General Practitioners, 1996.

  10. Engel CC, Von Korff M, Katon WJ. Back pain in primary care: predictors of high health-care costs. Pain 1996;65:197-204.

  11. Coulehan JL. Adjustment, the hands and healing. Cult Med Psychiatry 1985;9:353-82.

  12. Assendelft WJJ, Bouter LM. Het placebo-effect in de fysiotherapie: beslist geen ‘nep’ en goed te onderzoeken. Bewegen en Hulpverlenen 1994;11:211-6.