De levonorgestrel-capsule: een grote sprong voorwaarts in de intra-uteriene anticonceptie

Opinie
J.V.Th.H. Hamerlynck
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1212-4
Download PDF

artikel

In het algemeen geldt dat lokale verdoving, mits effectief, de voorkeur verdient boven narcose. Hetzelfde geldt voor lokale desinfectie en de toediening van antibiotica, voor lokale tumorexcisie en chemotherapie et cetera. Hoe komt het dan dat het gebruik van het lokale intra-uteriene anticonceptivum zo ver is achtergebleven bij het gebruik van de anticonceptiepil, die zo veel dieper ingrijpt in de voortplantingsfysiologie en tevens allerlei onderdelen van de stofwisseling kan beïnvloeden, soms zelfs met klinische gevolgen. Slechts enkele honderdduizenden vrouwen in Nederland regelen de anticonceptie door middel van een spiraaltje, terwijl miljoenen vrouwen de anticonceptiepil gebruiken of gebruikt hebben. Deze discrepantie moet haar oorzaak vinden hetzij in een geringere betrouwbaarheid van het spiraaltje, hetzij in het vóórkomen van hinderlijke bijverschijnselen tijdens het gebruik ervan.

Inderdaad blijkt de zogenaamde Pearl-index (graadmeter voor de betrouwbaarheid van een anticonceptivum) ook bij de nieuwere koperspiraaltjes duidelijk hoger te liggen dan bij de anticonceptiepil: in de orde van 0,3-1,0 versus 0,1-0,3 (uitgedrukt in aantal zwangerschappen per seksueel actief expositiejaar).1-3 Ook is het zo dat een niet onbelangrijk aantal vrouwen, vooral in de eerste maanden, het spiraaltje weer laat verwijderen vanwege hinderlijke bijverschijnselen, zoals onderbuikpijnen, tussentijdse bloedingen, menorragie en dysmenorroe. Bovendien komt soms spontane expulsie van het spiraaltje voor. Ook tijdens het inbrengen van het spiraaltje kunnen nogal eens vervelende klachten ontstaan, zoals krampende onderbuikpijnen, vasovagale collaps en in een enkel geval kan perforatie van de uteruswand ontstaan, al moet hier aan toegevoegd worden dat ervaren behandelaars van doorslaggevende betekenis kunnen zijn ter voorkoming van deze klachten en complicaties.4

Overigens wordt het spiraaltje vaak ten onrechte in een kwaad daglicht geplaatst. Zo is nimmer aangetoond dat bij vrouwen een spiraaltje dat op adequate wijze is ingebracht een hoger risico op genitale infecties met zich meebrengt in vergelijking met vrouwen die geen spiraaltje en ook geen andere vorm van anticonceptiva gebruiken. Toch lijkt de nasleep van de tragische ervaringen uit het grijze verleden met het Dalkon-schildje, inmiddels decennia geleden uit de handel genomen, onuitroeibaar.45 Het is niet duidelijk waarom het verhaal over het verband tussen spiraaltje en infectie tot op de dag van vandaag in stand gehouden wordt.

Hetzelfde geldt voor het vermeende verhoogde risico op het ontstaan van een extra-uteriene zwangerschap; het spiraaltje beschermt immers tegen een intra-uteriene zwangerschap en derhalve in principe niet tegen een extra-uteriene zwangerschap. Het risico op het ontstaan van een extra-uteriene zwangerschap blijkt niet verhoogd te zijn, indien vergeleken wordt met vrouwen die geen spiraaltje of een andere vorm van anticonceptie gebruiken.45 Ook de fabels dat het spiraaltje, na verwijdering wegens een kinderwens, de kans op een miskraam zou verhogen en de kans op onvruchtbaarheid zou doen toenemen, blijven hardnekkig standhouden.4-6

In werkelijkheid is op dit moment de voorkeur voor de anticonceptiepil alleen gerechtvaardigd op grond van de geringere betrouwbaarheid van het spiraaltje en op grond van de hinderlijke nevenverschijnselen die bij spiraalgebruiksters kunnen voorkomen, waardoor het spiraaltje nogal eens verwijderd moet worden.

De intra-uteriene levonorgestrel-capsule

Met de komst van het levonorgestrel-spiraaltje echter lijkt thans een dusdanige verbetering te zijn ontstaan, zowel ten aanzien van de betrouwbaarheid als van het vóórkomen van hinderlijke nevenverschijnselen, dat men mag verwachten dat in de toekomst de meeste vrouwen voor dit ‘hormoonspiraaltje’ zullen kiezen. Dit geldt te meer omdat, zoals gezegd, lokaal ingrijpen, mits dit effectief gebeurt, te prefereren is boven systemisch interveniëren (met alle gevolgen vandien).

Het levonorgestrel-spiraaltje is feitelijk een soort capsule die 52 mg levonorgestrel bevat rondom een T-vormig skelet dat de capsule op haar plaats in het cavum uteri houdt. De capsule geeft levonorgestrel af aan het omgevende endometrium naar rato van 20 µg per dag gedurende ongeveer 5 jaar. De levonorgestrel-capsule werd onlangs in Nederland geregistreerd en zal ten laatste op 1 juli in de apotheek beschikbaar zijn.

Levonorgestrel is een synthetisch progestageen waarvan het effect op het endometrium bepaald niet onbekend is, aangezien alle anticonceptiepillen van de zogenaamde tweede generatie het bevatten. Levonorgestrel heeft een snel inwerkend en krachtig atrofiërend effect op het endometrium. Hierdoor is implantatie van de bevruchte eicelblastocyste in het baarmoederslijmvlies niet meer mogelijk. Voorts heeft levonorgestrel een negatief effect op de motiliteit en de capacitatie van de zaadcellen, voorzover deze er al in slagen het cavum uteri te bereiken door het cervixslijm heen, dat dik en taai geworden is, eveneens een effect van levonorgestrel. Aangezien bovendien extra-uteriene zwangerschappen 10 maal minder vaak voorkomen dan bij anticonceptie zonder spiraaltje of met een gewoon spiraaltje, lijkt het zeer aannemelijk te stellen dat het intra-uteriene levonorgestrel in eerste instantie de fertilisatie afremt en pas in tweede instantie, zo nodig, de implantatie.57 De betrouwbaarheid van het levonorgestrel-spiraaltje evenaart dan ook de betrouwbaarheid van de orale anticonceptiepil (met een Pearl-index van 0,1-0,3) en die van een sterilisatie.13

Het effect van het levonorgestrel-spiraaltje is derhalve medicamenteus van aard en daarom niet goed vergelijkbaar met dat van een ouderwets spiraaltje (dat louter het effect heeft van een corpus alienum) of van een koperspiraaltje, waarbij de Cu-ionen tevens een chronische (chemische) endometritis doen ontstaan. Daarom is het wellicht juister om van een intra-uteriene hormooncapsule te spreken dan van een spiraaltje.

Het systemische effect van de intra-uteriene levonorgestrel-capsule met een lokale afgifte van 20 µg per dag is minimaal; er is geen invloed op (de verhouding van de) lipoproteïnen, koolhydraten, leverenzymen en stollingsfactoren.8 Ook ontstond geen effect op bloeddruk en gewicht.1 Bovendien overschrijdt de levonorgestrel-plasmaspiegel in principe niet de grens van 0,2 ngml die de ovulatie kan onderdrukken.9 Zeker 75 van de vrouwen ovuleert normaal, ook al komt het voor dat zij, door de atrofie van het endometrium, niet meer menstrueren.10 In tegenstelling tot de situatie bij gebruik van een (koper)spiraaltje wordt namelijk nooit een toename gezien van het menstrueel bloedverlies, maar juist een duidelijke afname of zelfs perioden van amenorroe bij ongeveer 30 van de vrouwen.1112

Zo komt het ook dat de levonorgestrel-capsule uitermate aangewezen lijkt te zijn bij patiënten met klachten van menorragie, bijvoorbeeld ten gevolge van stollingsstoornissen.13 Onlangs is immers aangetoond dat geen enkel ander (oraal) middel even effectief blijkt te zijn tegen menorragie,14 en ook dat ter plaatse in het endometrium geen veranderingen worden waargenomen in de activiteit van de stollingsfactoren, in het bijzonder van factor VIII, waarvan de activiteit door gewone (koper)spiraaltjes wel degelijk duidelijk beïnvloed wordt.15 Terwijl de reguliere spiraaltjes die als het ware doelbewust het endometrium en de uterusspier irriteren en hierdoor (al dan niet via prostaglandine-effecten) krampen veroorzaken, heeft levonorgestrel door zijn atrofiërend en progestageen effect wellicht juist een ontspannend effect op de uterusspier, zodat pijnlijke krampen vrijwel niet of sporadisch voorkomen. Dysmenorroe kan daarom, indien aanwezig, aanzienlijk afnemen.16

Het atrofiërende effect op het endometrium kan er echter wel toe leiden dat soms tussentijds bloedverlies optreedt (bij 37 der vrouwen in de eerste cyclus, bij 3,7 na 6 cycli, bij 0,9 na 12 cycli), veelal in de vorm van een doorbraakbloeding (‘spotting’).17 In een enkel geval kan zulks voldoende reden zijn voor verwijdering van de levonorgestrel-capsule. Het vóórkomen van spotting en vooral van amenorroe maakt het uitermate belangrijk de vrouw hierover tevoren in te lichten met de uitleg dat deze verschijnselen het gevolg zijn van een lokaal effect en derhalve niet het gevolg van een stoornis op hypothalaam-hypofysair of op ovarieel niveau.

Conclusie

De intra-uteriene levonorgestrel-capsule remt fertilisatie en implantatie dusdanig af, dat dit anticonceptivum dezelfde betrouwbaarheid heeft als de orale anticonceptiepil en sterilisatie. Het leidt niet tot hinderlijke bijverschijnselen, zoals deze bij reguliere spiraaltjes kunnen voorkomen. Het doet pijn en bloedverlies tijdens de menstruatie in sterke mate afnemen, terwijl de ovulatoire cyclus in principe niet verstoord wordt. Voorts vinden vanwege de minimale resorptie van de stof in de bloedbaan geen noemenswaardige systemische effecten plaats.

Ten aanzien van het mogelijk vóórkomen van (meestal tijdelijke) spotting en vooral van amenorroe zal de vrouw tevoren ingelicht moeten worden. Het vóórkomen van perioden van amenorroe (zoals overigens ook tijdens het gebruik van de anticonceptiepil kan voorkomen) kan mogelijk nadelig zijn in de beleving van de vrouw en kan onzekerheid doen ontstaan ten aanzien van de anticonceptiemethode. Dit betekent dat de methode vatbaar is voor nog verdere verbetering. Zonder enige twijfel echter zal de intra-uteriene levonorgestrel-capsule voor vele vrouwen een ideale vorm van anticonceptie betekenen en een uitkomst voor die vrouwen die (bovendien) veel klachten hebben van menorragie of van dysmenorroe, al dan niet ondanks het gebruik van de anticonceptiepil.

Alle tekenen wijzen erop dat, op termijn, bij voortschrijdende verfijning van de methode, de lokale (intra-uteriene) anticonceptie de voorkeur zal krijgen en verdienen boven de systemische (orale) anticonceptie.

Literatuur
  1. Andersson K, Odlind V, Rybo G. Levonorgestrel-releasingand copper-releasing (Nova T) IUDs during five years of use: a randomizedcomparative trial. Contraception 1994;49:56-72.

  2. Sivin I, Stern J, Coutinho E, Mattos CE, el Mahgoub S,Diaz S, et al. Prolonged intrauterine contraception: a seven-year randomizedstudy of the levonorgestrel 20 mcgday (LNg 20) and the Copper T380 AgIUDs. Contraception 1991;44:473-80.

  3. Vessey M, Lawless M, Yeates D. Efficacy of differentcontraceptive methods. Lancet 1982;i:841-2.

  4. Chi I. What we have learned from recent IUD studies: aresearcher's perspective. Contraception 1993;48:81-108.

  5. Bromham DR. Intrauterine contraceptive devices – areappraisal. Br Med Bull 1993;49:100-23.

  6. Sivin I, Stern J, Diaz S, Pavez M, Alvarez F, Brache V, etal. Rates and outcomes of planned pregnancy after use of Norplant capsules,Norplant II rods, or levonorgestrel-releasing or copper TCu 380Agintrauterine contraceptive devices. Am J Obstet Gynecol 1992;166:1208-13.

  7. Sivin I. Dose- and age-dependent ectopic pregnancy riskswith intrauterine contraception. Obstet Gynecol 1991;78:291-8.

  8. Luukkainen T. Levonorgestrel-releasing intrauterinedevice. Ann N Y Acad Sci 1991;626:43-9.

  9. Nilsson CG, Lähteenmaki PLA, Luukkainen T, RobertsonDN. Sustained intrauterine release of levonorgestrel over five years. FertilSteril 1986;45:805-7.

  10. Nilsson CG, Lähteenmaki PLA, Luukkainen T. Ovarianfunction in amenorrheic and menstruating users of a levonorgestrel-releasingintrauterine device. Fertil Steril 1984;41:52-5.

  11. Sivin I, Alvarez F, Diaz J, Dias S, el Mahgoub S,Coutinho E, et al. Intrauterine contraception with copper and withlevonorgestrel: a randomized study of the TCu 380Ag and levonorgestrel 20mcgday devices. Contraception 1984;30:443-56.

  12. Scholten PC, Eykeren MA van, Christiaens GCML, HaspelsAA. Menstrual blood loss with levonorgestrel Nova T and Multiload Cu 250intrauterine devices. In: Scholten PC, editor. The levonorgestrel IUD:clinical performance and impact on menstruation proefschrift.Utrecht: Universiteit Utrecht, 1989:35-45.

  13. Scholten PC, Christiaens GCML, Haspels AA. Treatment ofmenorrhagia by intrauterine administration of levonorgestrel. In: ScholtenPC, editor. The levonorgestrel IUD: clinical performance and impact onmenstruation proefschrift. Utrecht: Universiteit Utrecht,1989:47-55.

  14. Tang GW, Lo SS. Levonorgestrel intrauterine device in thetreatment of menorrhagia in Chinese women: efficacy versus acceptability.Contraception 1995;51:231-5.

  15. Zhu PD, Luo HZ, Shi WL, Wang JD, Cheng J, Xu RH, et al.Observation of the activity of factor VIII in the endometrium of women pre- and post-insertion of three types of IUDs. Contraception1991;44:367-84.

  16. Scholten PC, Schagen van Leeuwen JH, Christiaens GCML,Haspels AA. Perimenstrual symptoms with levonorgestrel Nova T and multiloadCu 250 intrauterine devices. In: Scholten PC, editor. The levonorgestrel IUD:clinical performance and impact on menstruation proefschrift.Utrecht: Universiteit Utrecht, 1989:57-70.

  17. Scholten PC, Christiaens GCML, Alsbach GPJ, Wibaut P,Lambers MDA, Haspels AA. Clinical experience with a levonorgestrelintrauterine device. In: Scholten PC, editor. The levonorgestrel IUD:clinical performance and impact on menstruation proefschrift.Utrecht: Universiteit Utrecht, 1989:71-84.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Verloskunde en Gynaecologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.J.V.Th.H.Hamerlynck, gynaecoloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, augustus 1996,

Boissevain dringt in een reactie op het artikel van Hamerlynck (1996;1212-4) terecht aan op een genuanceerd oordeel over de levonorgestrel-capsule of het levonorgestrel-‘releasing’ IUD (LNG-IUD) (). Hij gaat daarbij ook in op de betrouwbaarheid van het koper-IUD ten opzichte van de pil op basis van cijfers uit de Nederlandse abortusregistratie. Lang niet alle ongewenst zwangeren kiezen echter na anticonceptiefalen automatisch voor een abortus. Dit betekent dus dat deze berekeningen gebaseerd zijn op een zeer selecte groep.

Boissevain betwijfelt of de effectiviteit van het LNG-IUD die van pil en (koper)spiraal wel zal kunnen overtreffen. Daarbij kan opgemerkt worden dat dit systeem in Nederland weliswaar nog maar kort zulke grote aandacht geniet, maar dat in Scandinavië reeds sinds de vroege jaren zeventig onderzoek gedaan is naar dit LNG-IUD en dat er al enorm veel cijfers bekend zijn. De ongecorrigeerde cumulatieve zwangerschapscijfers in grote onderzoeken zijn 0,0-0,2 per 100 vrouwen na 1 jaar gebruik1-3 en 1,1 na 5 en zelfs na 7 jaar gebruik. Vrouwen in Scandinavië gebruiken dan ook al jarenlang dit systeem naar volle tevredenheid.

Anovulatie komt nogal eens voor, schrijft Boissevain, maar uit een publicatie van Barbosa et al. blijkt dat in 88% van de cycli wel degelijk een stijging van de progesteronconcentratie optreedt, passend bij ovulatie.4 Dat de onzekerheid voor de vrouw niet geheel kan worden weggenomen, ook al is de amenorroe bij een hormoonspiraal wellicht grotendeels van lokale aard (endometriumatrofie), begrijp ik niet helemaal. Welke onzekerheid bestaat er dan bij de vrouw? Wanneer een vrouw van het begin af aan goede uitleg krijgt over de werking van het LNG-IUD en erop voorbereid wordt dat zij mogelijk een amenorroe krijgt, die geen kwaad kan voor haar gezondheid, hoeven er geen onzekerheden te bestaan. Amenorroe (en dus algehele endometriumatrofie) is juist het beste bewijs dat de methode effectief is. Dat de amenorroe overigens wel degelijk geheel lokaal van aard is en niet systemisch, blijkt onder andere uit een onderzoek van Nilsson et al., die aantonen dat de serum-LNG-concentraties van vrouwen met amenorroe en van degenen met een regulaire cyclus niet significant verschillen.5

Mijns inziens kleven er maar 2 nadelen aan de LNG-capsule. Het ene is dat de grote diameter van de inbrenghuls (4,8 mm) nogal eens problemen veroorzaakt bij de insertie, vooral bij nulliparae. Het belangrijkste nadeel op dit moment is echter dat de LNG-capsule nog steeds niet vergoed wordt door ziektekostenverzekeraars. Dit zou toch voor de hand liggen, wanneer men bedenkt hoeveel operatieve ingrepen zoals uterusextirpaties hiermee voorkomen kunnen worden. Hopelijk komt in deze situatie snel verandering.

C.A.H. Janssen
Literatuur
  1. Luukkainen T, Allonen H, Haukkamaa M, Holma P, Pyorala T, Terho J, et al. Effective contraception with the levonorgestrel-releasing intrauterine device: 12-month report of a European multicenter study. Contraception 1987;36:169-79.

  2. Baveja R, Bichille LK, Coyaji KJ, Engineer AD, Gogoi MP, Hazra MN, et al. Randomized clinical trial with intrauterine devices (levonorgestrel intrauterine device (LNG), CuT 380Ag, CuT 220C and CuT 200B). A 36-month study. Indian Council of Medical Research Task Force on IUD. Contraception 1989;39:37-52.

  3. Sivin I, Stern J, Coutinho E, Mattos CE, el Mahgoub S, Diaz S, et al. Prolonged intrauterine contraception: a seven-year randomized study of the levonorgestrel 20 mcg/day (LNg 20) and the Copper T380 Ag IUDS. Contraception 1991;44:473-80.

  4. Barbosa I, Bakos O, Olsson SE, Odlind V, Johansson EDB. Ovarian function during use of a levonorgestrel-releasing IUD. Contraception 1990;42:51-65.

  5. Nilsson CG, Lähteenmäki PLA, Luukkainen T. Ovarian function in amenorrheic and menstruating users of a levonorgestrel-releasing intrauterine device. Fertil Steril 1984;41:52-5.

Dieren, september 1996,

In mijn reactie op het artikel van Hamerlynck ben ik uitgegaan van de in dat artikel gedane beweringen, onder andere dat de Pearl-index (graadmeter voor de betrouwbaarheid van een anticonceptiemethode) van koperspiraaltjes ‘duidelijk hoger’ zou liggen dan van de pil. Uiteraard geven de door mij aangehaalde (Stimezo-)cijfers geen informatie over de absolute betrouwbaarheid (Pearl-index), maar tonen slechts aan dat in de praktijk pil en spiraaltje eenzelfde faalkans hebben, dat wil zeggen even vaak tot een abortus provocatus leiden. Dat het LNG-(‘hormoon’-)spiraaltje nog beter zou kunnen scoren, vermeldde ik reeds; maar men moet rekening houden met relatief veel uitvallers (die dan vaak minder veilige methoden gaan gebruiken), zoals blijkt uit de relatief lage voortzettingsgraad.

De door Janssen aangehaalde literatuur was mij bekend, maar ik concludeerde daaruit dat er wel degelijk algemene hormonale invloed is, blijkend uit onder andere anovulaties (ruim 50%) en gestoorde follikelrijping.1

Bij amenorroe, of die nu lokaal-hormonaal of door algemene werking wordt veroorzaakt, blijken veel vrouwen onzeker te worden. Ook met goede voorlichting kan die onzekerheid niet altijd worden weggenomen, bijvoorbeeld bij allochtonen, zoals wij weten van onder meer de prikpil. Naast de twee door Janssen genoemde nadelen van het LNG-IUD (dikke inbrenghuls, nog niet door ziekenfonds vergoed), is er ook nog de wat gecompliceerde techniek van in-fundo-plaatsing van het Nova-T-model en het feit dat dit model beduidend breder is (32 mm) dan het cavum uteri (25-26 mm). Door deze slechte pasvorm kunnen klachten ontstaan.2

Niettemin kan ik instemmen met de verwachting dat voor veel vrouwen dit LNG-IUD een welkome aanvulling van het anticonceptiearsenaal is, dat, mits op de juiste indicatie toegepast, door de verzekering behoort te worden vergoed.

W. Boissevain
Literatuur
  1. Xiao BL, Zhou LY, Zhang XL, Jia MC, Luukkainen T, Allonen H. Pharmacokinetic and pharmacodynamic studies of levonorgestrelreleasing intrauterine device. Contraception 1990;41:353-62.

  2. Boissevain W. IUD's, een herwaardering. In: Bijblijven. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1992:10.

W.
Boissevain

Dieren, juni 1996,

Terecht wijst Hamerlynck erop dat het gebruik van IUD's in Nederland onnodig laag is ten gevolge van misverstanden en hardnekkige ‘fabels’, zoals vrees voor infecties en extra-uteriene zwangerschap (1996;1212-4). Hij toont zich voorstander van methoden met lokale werking, zonder de bijwerkingen van een algehele hormoonbeïnvloeding. Toch noopt zijn bijdrage tot enkele kritische kanttekeningen.

Als voornaamste nadelen van een IUD ten opzichte van de anticonceptiepil noemt Hamerlynck onder andere de geringere betrouwbaarheid. Van de pil wordt een Pearl-index (graadmeter voor de betrouwbaarheid van een anticonceptivum) van 0,1-0,3 genoemd, maar deze getallen komen meestal uit ‘controlled trials’ bij de introductie en lijken voor de praktijk wat geflatteerd. Ook voor koper-IUD's geven de meeste multicenteronderzoeken een Pearl-index < 1,0. Uit de Nederlandse abortusregistratie (Stimezo) blijkt dat in 1988 bij 1833 Nederlandse abortuscliënten de ongewenste zwangerschap ontstond tijdens pilgebruik (10&percnt; van alle abortussen) en bij 276 tijdens gebruik van een IUD (alle soorten). Afgezet tegen de frequentie van het gebruik gaf dat voor beide methoden eenzelfde mislukkingskans: circa 2 per 1000 gebruiksters (in 1988). Als zwangerschappen ten gevolge van gebruiksfouten (vergeten, verkeerd gebruik) niet werden meegeteld, werd 488 maal zuiver pilfalen geregistreerd (soms herleidbaar tot diarree, braken of medicijngebruik), met een mislukkingskans van 0,4 per 1000. In de praktijk zijn pil en koperspiraal dus even betrouwbaar (en veel veiliger dan de niet-medische voorbehoedmethoden). De effectiviteit van het nieuwe hormoon-IUD zou misschien die van beide genoemde methoden kunnen overtreffen, maar zeker is dat nog niet.

Om de werking van een koper-IUD als ‘doelbewuste chemische endometritis’ te kenschetsen, is minstens eenzijdig. Net als bij de hormoonspiraal (een juistere naam dan ‘capsule’; in het Engels ‘medicated IUD’) wordt fertilisatie primair voorkomen doordat het koper de motiliteit van de zaadcellen aantast.

Ook is het levonorgestrel-IUD (LNG-IUD) niet geheel vrij van algemene werking: anovulatie komt nogal eens voor, evenals gestoorde follikelrijping, borstvoeding wordt beïnvloed en ook worden meer huidverschijnselen en hoofdpijn dan bij een controlegroep gemeld.1 De hoeveelheid levonorgestrel (20 µg dd) is wel veel minder dan bij oraal gebruik (125 µg dd), maar het werkt parenteraal. Anovulatie en gestoorde follikelrijping zijn bij tweederde van de vrouwen aantoonbaar, met grote individuele verschillen. Al is de amenorroe bij een hormoonspiraal wellicht grotendeels van lokale aard (endometriumatrofie), de onzekerheid voor de vrouw kan daarmee niet geheel worden weggepraat, zoals ook blijkt uit de relatief lage voortzettingspercentages van het LNG-IUD.

Het voorgaande is niet bedoeld om het nieuwe hormoonspiraaltje af te wijzen, maar om een genuanceerde oordeelsvorming te bevorderen. Al met al lijkt voor de lokaal werkende IUD's een goede toekomst weggelegd, waarbij de gebruiksters zowel de moderne koper-IUD's (CuSafe, Gynefix), als de LNG-IUD's, beide met hun specifieke voor- en nadelen, zullen leren waarderen.

W. Boissevain
Literatuur
  1. Chi IC. An evaluation of the levonorgestrel-releasing IUD: its advantages and disadvantages when compared to the copper-releasing IUDs. Contraception 1991;44:573-88.