De behandeling van diabetische retinopathie: verleden, heden en toekomst

Klinische praktijk
B.C.P. Polak
A.F. Casparie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:1675-9

Bij een groot aantal patiënten met diabetes mellitus ontstaan in het beloop van de aandoening afwijkingen in de retina zoals micro-aneurysmata, bloedingen, exsudaten, macula-oedeem, vaatafsluitingen en vaatnieuwvormingen. Visusstoornissen bij diabetici vormen nog een belangrijk probleem. Diabetische retinopathie is in de westerse wereld de meest voorkomende oorzaak van blindheid in de arbeidsproduktieve levensperiode.1

Prevalentie

De kans op retinopathie is bij patiënten met diabetes mellitus type I (het van insuline afhankelijke type) groter dan bij patiënten met type II (het niet van insuline afhankelijke of het met de ouderdom samenhangende type). Omdat echter de prevalentie van type II veel hoger is dan van type I, zijn onder de patiënten met retinopathie meer oudere diabetici. In een bevolkingsonderzoek in Rochester bleek dat type II voorkwam bij 84 van alle patiënten met diabetische retinopathie en bij 64 met de proliferatieve vorm.2 Uit een ander groot onderzoek bleek ongeveer 25 van de patiënten…

Auteursinformatie

Oogziekenhuis, tevens afd. Oogheelkunde van de Erasmus Universiteit, Postbus 70030, 3000 LM Rotterdam.

Mw.dr.B.C.P.Polak, oogarts.

Erasmus Universiteit, afd. Beleid en Management Gezondheidszorg, Rotterdam.

Prof.dr.A.F.Casparie, internist.

Contact mw.dr.B.C.P.Polak

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met interesse las ik het artikel van collega Polak en Casparie (1989;1675-9) ter gelegenheid van het afscheidssymposium van dr.S.Riaskoff, een van de pioniers van de behandeling van diabetische retinopathie.

Veel patiënten met behandelbare diabetische retina-afwijkingen worden nog steeds niet, of niet adequaat behandeld.

Nijmegen, september 1989,

Derhalve is het goed dat artikelen waarin dit onderwerp besproken wordt vaak in de algemene medische literatuur verschijnen. De inzichten omtrent optimale behandeling van de verschillende vormen van diabetische retinopathie zijn de laatste jaren gewijzigd. Hierdoor is er bij diverse behandelaars enige verwarring ontstaan over de te voeren strategie. Publikaties, voordrachten en cursussen moeten dit zoveel mogelijk oplossen. Het is echter wel van belang dat er een duidelijke en consequente lijn wordt gevolgd opdat de verwarring niet groter wordt.

Figuur 1 is helaas niet gelukkig gekozen. Deze figuur moet een focale lasercoagulatie illustreren. Wat echter getoond wordt is echter niet hetgeen tegenwoordig verstaan wordt onder een focale behandeling maar een in onbruik geraakte paravasculaire laserbehandeling. Bovendien is een focale laserbehandeling bij de getoonde casus niet geïndiceerd. Het gaat hier om een proliferatieve retinopathie met onder andere vaatnieuwvormingen op de papil waarbij een uitvoerige panretinale laserbehandeling noodzakelijk is.

F. Hendrikse

Rotterdam, september 1989,

Naar aanleiding van het commentaar van collega Hendrikse willen wij opmerken dat figuur 1 werd gekozen om te illustreren hoe een focale coagulatiebehandeling wordt uitgevoerd. Hierbij worden diabetische afwijkingen in het netvlies focaal behandeld; de afwijkingen zijn in deze figuur grotendeels langs de retinale vaten gelokaliseerd. Op deze wijze werd een proliferatieve diabetische retinopathie destijds behandeld, maar tegenwoordig weten we dat in een dergelijk geval altijd een panretinale coagulatie is geïndiceerd, zoals in ons artikel staat aangegeven.

B.C.P. Polak
A.F. Casparie