Jodiumhoudende contrastvloeistoffen worden ingezet bij beeldvormende procedures en radiologische interventies. Een bekende bijwerking van contrastvloeistoffen is contrastnefropathie, een acute achteruitgang van de nierfunctie die 2-5 dagen na intravasculaire contrasttoediening optreedt.
Bij patiënten met een hoog risico op contrastnefropathie wordt hydratie als voorbereiding toegepast, conform de CBO-richtlijn ‘Voorzorgsmaatregelen bij jodiumhoudende contrastmiddelen’.1 Hierbij wordt hoog risico gedefinieerd als een risico op dialyse door contrastnefropathie hoger dan 1%. Het aantal patiënten dat volgens deze richtlijn een indicatie voor hydratie heeft, is zeer groot.
Het is echter onbekend of er een direct oorzakelijk verband is tussen contrastnefropathie en negatieve langetermijneffecten zoals de noodzaak tot – eventueel tijdelijke – dialyse en mortaliteit. Hydratie brengt ziekenhuisopnames en organisatorische inspanningen met zich mee die veel geld kosten. In de praktijk klagen patiënten over de lange opnames. Daarnaast staat de effectiviteit van hydratie niet vast. Het is dan ook tijd dat de CBO-richtlijn, die uit 2007 dateert…
Reacties