Geen aanwijsbaar klinisch nut voor het jarenlang in stand houden van periodieke controles van COPD-patiënten door een huisartsenlaboratorium*

Onderzoek
Lisette van den Bemt
Tjard R.J. Schermer
Ivo J.M. Smeele
Leandra Boonman-de Winter
Ton van Boxem
Joke Denis
Joke Grootens
Richard Grol
Chris van Weel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A2123
Abstract

Samenvatting

Doel

Evalueren of periodieke controles door een huisartsenlaboratorium klinische voordelen hebben voor COPD-patiënten.

Opzet

Een cluster-gerandomiseerde prospectieve studie met een observatieduur van 2 jaar per patiënt (http://clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT00542061).

Methode

Stabiele eerstelijns-COPD-patiënten die reeds bekend waren bij het huisartsenlaboratorium werden in een ‘halfjaarlijkse periodieke controle’- en ‘gebruikelijke zorg’-groep gerandomiseerd per huisartspraktijk. Periodieke controles van patiënten bestonden uit gestandaardiseerde anamneses en longfunctietesten, waarbij de uitslagen voorzien van aanbevelingen teruggekoppeld werden aan de huisartsen. Primaire uitkomstmaat was kwaliteit van leven. Secundaire uitkomstmaten waren: exacerbaties, luchtwegklachten, generieke kwaliteit van leven, domeinen kwaliteit van leven en longfunctiebeloop. Ook het zorgproces werd geëvalueerd.

Resultaten

Gegevens van 170 deelnemers werden geanalyseerd. Op basis van herhaalde-metingenanalyse was de extra toename in ‘Chronic respiratory questionnaire’(CRQ)-score in de periodieke controlegroep ten opzichte van de gebruikelijke zorggroep 0,004 punten groter (95%-BI: -0,172-0,180) terwijl 0,5 punten verschil als klinisch relevant werd beschouwd. Er werden geen klinisch relevante verschillen gevonden voor de secundaire uitkomstmaten. Uit de procesevaluatie bleek dat de helft van de controlebezoeken resulteerde in aanbevelingen, welke voor 46% werd opgevolgd door de huisarts. Leefstijladviezen werden slecht opgevolgd door patiënten.

Conclusie

Het jarenlang in stand houden van periodieke controles van eerstelijns-COPD-patiënten door een huisartsenlaboratorium leidde niet tot klinische voordelen voor de patiënt.

Auteursinformatie

UMC St Radboud, Nijmegen.

Afd. Eerstelijnsgeneeskunde. Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public Health: dr. L. van den Bemt en dr. T.R.J. Schermer, gezondheidswetenschappers; J. Grootens, datamanager; prof.dr. C. van Weel, huisarts.

IQhealthcare: prof.dr.mr. R. Grol, psycholoog.

Stichting Huisartsen Laboratorium (SHL), Etten-Leur.

dr. I.J.M. Smeele, huisarts; drs. L. Boonman-de Winter , gezondheidswetenschapper; J. Denis, longfunctielaborant.St Fransicusziekenhuis, Roosendaal.

dr. T. van Boxem, longarts.

*Dit onderzoek is eerder gepubliceerd in Medical Journal of Australia (2009;191:249-54) met als titel ‘An expert-supported monitoring system for patients with COPD in primary care. Results of a cluster-randomised clinical trial.’ Afgedrukt met toestemming.

Contact dr. L. van den Bemt (l.vandenbemt@elg.umcn.nl)

Verantwoording

Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de inzet van de medewerkers van de Stichting Huisartsen Laboratorium (SHL), de deelnemende patiënten en huisartsen. Reinier Akkermans hielp met de analyses.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: het project werd financieel mogelijk gemaakt door PICASSO (‘Partners in care solutions for COPD’).
Aanvaard op 17 juni 2010

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Hans
In 't Veen

Recent presenteerden van den Bemt en collega’s hun mooi uitgevoerde onderzoek in dit tijdschrift naar de effectiviteit van het regulier verrichten van longfunctieonderzoek in de follow-up van patiënten met stabiel COPD [1]. Zij laten zien dat er geen verschil in uitkomst is tussen de controle groep en de patiëntengroep waarbij geregeld longfunctieonderzoek wordt verricht met begeleidend behandeladvies aan de huisarts. De conclusie dat op deze manier de follow-up van patiënten met COPD niet zinvol is, lijkt gerechtvaardigd.

Wij kunnen ons echter niet vinden in de hieruit volgende aanbeveling welke stelt dat enige vorm van follow-up behandeling niet meer behoort plaats te vinden. Zeker het bijbehorende editorial gaat aan de haal met deze aanbeveling [2]. Het artikel laat niet zien dat de behandeling van COPD zou falen, maar wel déze keuze van follow-up. Allereerst wordt in 46% van de gevallen het gegeven therapie advies niet door de huisarts gevolgd. Hierin kan een eerste verklaring liggen voor het falen van de interventie. Ter vergelijking: screening op baarmoederhalskanker zal ook niet zinvol zijn als de cytopathologische beoordeling niet meegenomen wordt in de behandeling.

De wellicht belangrijkste verklaring voor het ontbreken van een verschil bestaat uit de vrijblijvende interventie met de nadruk op longfunctiemetingen. Voor de benodigde leefstijlverandering bij COPD is gedragsverandering essentieel. Dit kan worden bereikt door toegesneden educatie, actief exacerbatie management en intensieve trainingsprogramma’s, met de nadruk op patiënt empowerment. Dit wordt in beide artikelen niet belicht.

Voordat we behandelmogelijkheden in de follow-up als ontoereikend karakteriseren, is allereerst een toereikende samenstelling van de interventie noodzakelijk. Van herhaalde longfunctiemetingen an sich is nog geen COPD-patiënt ooit opgeknapt. Bij COPD is nog een wereld te winnen; laten we het kind niet direct met het badwater weggooien.

Dr. J.C.C.M. (Hans) in ’t Veen, longarts en mede-auteur Zorgstandaard COPD, Sint Franciscus Gasthuis, Rotterdam

Dr.N.H. (Niels) Chavannes, huisarts en associate professor, afdeling Public Health and Primary Care, Leiden University Medical Center

1. Bemt L van den, Schermer TRJ, Smeele, YJM, Boonman-de Winter L, Boxem T van, Denis J, et al. Geen aanwijsbaar klinisch nut voor het jarenlang in stand houden van periodieke controles van COPD-patiënten door een huisartsenlaboratorium. Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A2123.

2. Drenth JPH. Een zucht geeft lucht. Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:B614.