Thuiszorg: tussen idee en werkelijkheid

Perspectief
E. Schadé
H.A.Ch. Dokter
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:2444-8

Steeds meer mensen willen – ook als zij ziek zijn – zo lang mogelijk thuis, in hun vertrouwde omgeving, blijven. Dan kunnen zij een beroep doen op ‘thuiszorg’. Wat is de stand van zaken in de thuiszorg? Hoe verhoudt deze zorgsector zich tot de intramurale zorg? Kunnen mensen die tekorten ervaren op verschillende terreinen (zoals lopen, vervoer, communicatie, arbeid, vrije tijd) wel zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven? Is de zorg die zij daarbij krijgen voldoende? Welke knelpunten doen zich voor en welke verbeteringen zijn nodig?

Op deze vragen gaat dit artikel nader in. Allereerst komt aan de orde wat de stand van zaken in de thuiszorg is en welke problemen er zijn. Vooral wordt ingegaan op de situatie van de verpleging en verzorging aan huis. Vervolgens wordt geschetst wat er zou moeten veranderen om de zorg te verbeteren, in het bijzonder voor patiënten die daarvan langdurig afhankelijk zijn. Kortom…

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Huisartsgeneeskunde, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.dr.E.Schadé, huisarts.

Nationale Raad voor de Volksgezondheid, afd. Zorgbeleid, Zoetermeer.

Mw.drs.H.A.Ch.Dokter.

Contact prof.dr.E.Schadé

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Delft, december 1995,

Het is zeer terecht dat Schadé en Dokter onder andere aandacht vragen voor het spanningsveld tussen thuiszorg en de intramurale professie (1995;2444-8). Reeds in de eerste alinea komen enkele begrippen voor die ook binnen de revalidatiegeneeskunde centraal staan.1 Bij chronisch zieken komen vaak uitgebreide functiestoornissen voor die leiden tot beperkingen (en handicaps) op verschillende vlakken: mobiliteit, zelfverzorging, communicatie, dagbesteding en sociale relaties.2 De intramurale zorg houdt zich vooral bezig met functiestoornissen die samenhangen met de primaire aandoening. De patiënt die na opname terugkeert in de thuissituatie wordt echter geconfronteerd met de beperkingen en handicaps die het gevolg zijn van deze functiestoornissen.3

Revalidatiecentra en afdelingen Revalidatiegeneeskunde in algemene en academische ziekenhuizen spelen reeds lang een belangrijke rol in de behandeling en begeleiding van chronische patiënten. Dergelijke activiteiten zijn, per regio op verschillende wijze, gestructureerd in netwerkverbanden tussen eerste en tweede lijn. In het artikel zijn deze voorzieningen onderbelicht gebleven. Indien de overheid deze activiteiten wil stimuleren, zal een duidelijk financieel kader moeten worden geschapen voor zowel het eerste als het tweede echelon.

Ook ten aanzien van het specifiek genoemde ontslagbeleid voor de patiënt met blijvende beperkingen (en dientengevolge een complexe zorgbehoefte) is de revalidatiegeneeskunde in diverse ziekenhuisinstellingen actief.3 Op indicatie kan na het ontslag een periode van poliklinische revalidatie volgen. Overleg met verschillende disciplines en met vertegenwoordigers van rand- en mantelzorg vormt een essentieel onderdeel daarvan. Veelal worden de mogelijkheden van een dergelijke multidisciplinaire en gestructureerde benadering niet optimaal benut door zowel eerste als tweede lijn.

Overigens kan een dergelijke bestaande situatie als basis of uitganspunt dienen voor een structureel en muuroverschrijdend zorgprogramma, mits het eerder genoemde financiële kader aanwezig is.

H.J. Arwert
A.M. ter Steeg
M. Terburg
Literatuur
  1. Bangma BD, Kap A. Inleiding revalidatiegeneeskunde. Assen: Van Gorcum, 1988.

  2. World Health Organisation (WHO). International classification of impairments, disabilities and handicaps. Genève: WHO, 1980.

  3. Stam HJ, Schut HA, Bergen MP. Revalidatiemedebehandeling. Med Contact 1993;48:1607-10.

Amsterdam, januari 1996,

In ons artikel zijn wij uitgegaan van het beleidsstandpunt dat veranderingen in de structuur en de financiering veranderingen in het hulpverleningsproces volgen en niet andersom. Wij hebben dan ook gekozen voor een model waarin het zorgprogramma centraal staat. Dit zorgprogramma is een set van afspraken gebaseerd op tekorten van de patiënt en zijn/haar mantelzorg en de daarmee samenhangende zorgbehoeften. In het zorgprogramma worden eerst de te vervullen taken omschreven en daarna pas wie het best de taken kan uitvoeren. Voor een adequate taakverdeling bij de zorg voor de chronische patiënt is het nodig de strakke ordening in echelons te verlaten en de zorg te rangschikken in assen. De medische as omvat de huisarts, de verpleeghuisarts en de medisch specialist. Het spreekt vanzelf dat afhankelijk van de tekorten en de zorgbehoeften de revalidatiearts daarin een belangrijke plaats kan innemen. In dezen onderschrijven wij de brief van Arwert, Ter Steeg en Terburg. Afhankelijk van de lokale situatie kan de samenwerking een bepaalde vorm aannemen. Ook wij zijn van mening dat men daarbij goed gebruik moet maken van de lokale mogelijkheden. Meer en meer wordt duidelijk dat nieuwe vormen van hulpverlening niet eenvoudig over te plaatsen zijn. Claimgedrag van een bepaalde beroepsgroep of een bepaalde instelling dan wel een te strak draaiboek is uit den boze. Wel achten wij bindende afspraken over doelstelling, uitvoering en verantwoordelijkheden noodzakelijk bij samenwerking of netwerkvorming. Patiëntgeoriënteerde zorgprogramma's met een vernieuwend karakter en met veelbelovende kansen voor implementatie dienen dan voor extra financiering in aanmerking te komen.

E. Schadé
H.A.Ch. Dokter