Bloedverlies per anum in de zwangerschap, een serieus te nemen klacht

Klinische praktijk
Th. Wobbes
B. van der Wildt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:649-50
Download PDF

artikel

Dames en Heren,

Bloedverlies per anum kennen wij allen als een verontrustend symptoom, behorende bij een colon- of rectumcarcinoom. Toch zijn er omstandigheden waarin wij niet direct aan die diagnose denken en aannemen dat er hemorroïden in het spel zijn, vooral wanneer we met een jonge, zwangere vrouw met dit symptoom geconfronteerd worden. De diagnose ‘colon- of rectumcarcinoom’ wordt immers bij jongeren niet vaak gesteld, ten minste wanneer deze niet verbonden is met polyposis coli of colitis ulcerosa. De combinatie van een colon- of rectumcarcinoom en zwangerschap is een zeldzaamheid, terwijl hemorroïden in de zwangerschap als mogelijke oorzaak van anaal bloedverlies niet zelden worden gezien. Het is dus niet verwonderlijk, dat men bij anaal bloedverlies tijdens de zwangerschap aan aambeien denkt.

In de literatuur worden over het samengaan van een zwangerschap en een colon- of rectumcarcinoom slechts casuïstische mededelingen gedaan.1-5 Ondanks deze zeldzaamheid menen wij, nadat we in korte tijd zijn geconfronteerd met 2 patiënten met deze combinatie, er goed aan te doen erop te wijzen dat een colon- of rectumcarcinoom in de zwangerschap kan voorkomen en eigen problemen met zich brengt.

Patiënt A, een vrouw van 31 jaar, had bij een zwangerschapsduur van 13 weken anaal bloedverlies. Dit zou afkomstig zijn van aambeien die bij inspectie waren vastgesteld en die werden behandeld met Veyels waswater. Het bloedverlies hield echter aan, zij het in mindere mate. Het defecatiepatroon was onveranderd. Bij een zwangerschapsduur van 27 weken ontstond er echter een forse bloeding. Dit was voor de huisarts reden een rectaal toucher te verrichten. Zij meende een afwijking te voelen, waarvoor zij patiënte verwees naar de afdeling Heelkunde. Bij het rectaal toucher aldaar werd op 2-3 centimeter vanaf de anale ring dorsaal in het rectum een schotelvormige zwelling gevoeld met een diameter van 4 centimeter. Klinisch werd de diagnose ‘rectumcarcinoom’ gesteld. Het hemoglobinegehalte was 6,5 mmoll, de hematocriet 0,30. Een via een proctoscopie uitgevoerde biopsie van de tumor voerde tot de diagnose ‘weinig tot matig gedifferentieerd adenocarcinoom’. Een endorectale echografie liet zien dat de tumor direct achter de sfincters begon en in de wand van het rectum was gegroeid, doch niet erdoorheen. Bij echografie bleek de lever niet afwijkend. Er volgde uitgebreid overleg met de obstetricus en de kinderarts-neonatoloog. Besloten werd een sectio caesarea te verrichten waarna het rectumcarcinoom behandeld zou kunnen worden.

Bij een zwangerschapsduur van ruim 29 weken werd na het stimuleren van de foetale longrijping via een sectio een jongen geboren van 1337 g. Zes weken na de bevalling werd een rectumamputatie verricht. Het postoperatieve beloop was ongestoord. Bij histologisch onderzoek bleek het te gaan om een Dukes B2-carcinoom (pT2N0Mx). Ruim een jaar na de operatie is er geen aanwijsbare tumorgroei bij patiënte en maakt het kind het uitstekend.

Patiënt B, een vrouw van 31 jaar, werd naar ons verwezen nadat een rectumcarcinoom was vastgesteld op ongeveer 10 centimeter van de anale ring. Zij was 3 maanden tevoren vaginaal bevallen en had gedurende de voorafgaande zwangerschap regelmatig om de paar weken anaal bloedverlies gehad dat aan hemorroïden werd toegeschreven. Het defecatiepatroon was niet veranderd. Omdat na de bevalling het bloedverlies was aangehouden, drong patiënte aan op een scopie. Hierbij werd op ongeveer 10 centimeter vanaf de anale ring een ulcererende tumor gezien, waarna de histologische diagnose ‘matig gedifferentieerd adenocarcinoom’ werd gesteld. Een coloninloopfoto was normaal. De behandeling bestond uit een lage anterieure resectie. Bij histologisch onderzoek bleek het te gaan om een Dukes C2-carcinoom (pT3N1Mx). Meteen daarna werd patiënte bestraald.

Per jaar worden in Nederland meer dan 7000 patiënten geregistreerd met een carcinoom van colon of rectum. Deze maligniteit komt, zoals gezegd, weinig voor beneden de leeftijd van 40 jaar. In 1990 werden in de leeftijdsgroep tussen de 30 en de 40 jaar slechts 44 vrouwen en 56 mannen geregistreerd met een kwaadaardige tumor in dit deel van de tractus intestinalis. Bij 37 van deze jonge mensen was de tumor in het rectum of in het rectosigmoïd gelokaliseerd.6

De symptomen waarmee de patiënten in de jonge leeftijdsgroep zich onder behandeling stellen, wijken niet af van die van de oudere leeftijdsgroepen, hoewel sommigen buikpijn wat meer op de voorgrond stelden. Dit hangt waarschijnlijk samen met een verder gevorderd stadium van de ziekte, waarin jongere patiënten vaak worden aangetroffen.7-9 Het is niet zeker of het colon- en rectumcarcinoom op jonge leeftijd agressiever is dan bij ouderen, zoals door sommige auteurs wel wordt verondersteld.9

Het samengaan van een zwangerschap en een carcinoom in het colon of rectum is zeldzaam en de incidentie ervan wordt geschat op 0,0002.10 In 1993 werden door de Landelijke Verloskundige Registratie 28.623 bevallingen geregistreerd in de eerste lijn (verloskundigen). In diezelfde periode werden 43.107 bevallingen genoteerd in de tweede lijn. Het totale aantal bevallingen in 1993 bedroeg 71.730. Als men uitgaat van de genoemde incidentie, zou in ons land per jaar bij 14 tot 15 zwangere vrouwen tussen de 30 en 40 jaar een colon- of rectumcarcinoom ontstaan. Het blijkt op grond van de beide ziektegeschiedenissen dat dit sporadische voorkomen niet betekent dat het probleem zich in de dagelijkse praktijk niet zal voordoen. Het is daarom belangrijk dat men op de hoogte is van een mogelijk samengaan van een zwangerschap en een maligniteit van de dikke darm. Door het adequaat optreden van de huisarts bij de eerste patiënte kon in een vroeg stadium de diagnose worden gesteld, bij de tweede patiënte gebeurde dat echter enkele maanden later en waarschijnlijk als gevolg van dit uitstel is een tumor in een verder gevorderd stadium aangetroffen.

De ontdekking in de zwangerschap van een colon- of rectumcarcinoom of welke maligniteit ook betekent vaak een medische complicatie, hetgeen duidelijk moge zijn uit de ziektegeschiedenis van patiënte A. Indien de zwangerschap nog niet ver is gevorderd (tot 20 weken), kan in geval van een rectumcarcinoom nog een lage anterieure resectie of een rectumamputatie worden uitgevoerd. Een darmresectie voor een coloncarcinoom is in deze weken chirurgisch gezien geen probleem. Wanneer de zwangerschap echter langer dan 20 weken bestaat, kan de grote uterus een lage resectie of een amputatie onmogelijk maken en zeker bij 27 weken zal dit technisch vrijwel onuitvoerbaar zijn. Bovendien is er een sterke hyperemie van het bekkengebied, wat de kans op complicaties sterk zal vermeerderen. Enerzijds bestaat toch de wens de tumor zo snel mogelijk te verwijderen, anderzijds wil men het leven van het kind niet in gevaar brengen door het te vroeg geboren te laten worden. In de discussie zijn allerlei overwegingen gemaakt en vele voors en tegens besproken, wat ons uiteindelijk heeft doen besluiten het bovenvermelde beleid aan patiënte voor te stellen en uit te voeren. Achteraf gezien is de gevolgde handelwijze goed geweest. Ook in de literatuur wordt deze gang van zaken geadviseerd.2 Het lijkt op theoretische gronden af te raden een partus via de vaginale weg te laten plaatsvinden, omdat door druk op de tumor zich cellen zouden kunnen verspreiden; of dit werkelijk gebeurt, is uiteraard moeilijk vast te stellen.2 In uitzonderlijke gevallen zou de tumor de passage van het kind in het geboortekanaal kunnen belemmeren.1

Uit de ziektegeschiedenis van patiënte B valt te leren dat bloedverlies per anum tijdens de zwangerschap serieus genomen moet worden en dat in elk geval een rectaal toucher moet worden gedaan en dat, indien hierbij geen afwijkingen worden gevonden, een sigmoïdoscopie moet worden uitgevoerd. Kennelijk is men niet zo bedacht op een colon- of rectumcarcinoom bij jonge patiënten. Dit betekent dat er niet zelden een te lang uitstel is ontstaan, wat duidelijk blijkt uit de overlevingspercentages. In de literatuur vonden wij enkele patiëntengroepen beschreven met een 5-jaarsoverleving van ongeveer 20, een laag percentage dat men kan toeschrijven aan het niet tijdig juist interpreteren van symptomen, terwijl de 5-jaarsoverleving van de gehele groep patiënten met een colon- of rectumcarcinoom 50-60 bedraagt.78

Het vinden van een kwaadaardig gezwel in het colon of het rectum betekent dat het gehele colon goed moet worden onderzocht en dat de familieanamnese voor dit type tumor moet worden opgenomen. Niet zelden is de aanwezigheid van dit type carcinoom op jeugdige leeftijd een teken dat er een familiaire belasting bestaat. Er zal een levenslange controle van het colon en het rectum moeten volgen. Indien de primaire behandeling adequaat is geweest en er zich geen uitzaaiingen voordoen, is de kans op een metachroon colon- of rectumcarcinoom na 10 jaar 4, na 20 jaar 11, na 30 jaar 18 en na 40 jaar 30.11 In de praktijk houdt dit in dat om de 3-5 jaar een coloscopie wordt uitgevoerd en dat dat frequenter moet gebeuren indien zich poliepen voordoen.

Dames en Heren, de in deze les gepresenteerde patiënten hebben ons weer eens geleerd dat altijd aan eens geleerde regels moet worden vastgehouden: anaal bloedverlies is een symptoom van een colon- of rectumcarcinoom, totdat dit is uitgesloten. Het moge duidelijk zijn geworden dat ook bij jonge mensen deze regel van kracht is, zelfs in de zwangerschap. Een tumor tijdens de zwangerschap compliceert de therapie, maar door een multidisciplinaire aanpak kan tegenwoordig een adequate behandeling worden gegeven, zodat het kind weinig risico's loopt en de moeder zonder te veel uitstel kan worden geholpen.

Literatuur
  1. Warren RP. Carcinoma of the rectum in pregnancy. Br J Surg1975;45:178-81.

  2. Nesbitt JC, Moise KJ, Sawyers JL. Colorectal carcinoma inpregnancy. Arch Surg 1985;120:636-40.

  3. Tsukamoto N, Uchino H, Matsukuma K, Kamura T. Carcinoma ofthe colon presenting as bilateral ovarian tumors during pregnancy. GynecolOncol 1986;24:386-91.

  4. Voorhis B van, Cruikshank DP. Colon carcinoma complicatingpregnancy. A report of two cases review. J Reprod Med1989;34:923-7.

  5. Heise RH, Winter JT van, Wilson TO, Ogburn PL jr. Coloniccancer during pregnancy: case report and review of the literaturereview. Mayo Clin Proc 1992;67:1180-4.

  6. Vereniging Integrale Kankercentra. Incidence of cancer inthe Netherlands. Second report of the Netherlands cancer registry, 1990.Utrecht: Vereniging Integrale Kankercentra, 1993.

  7. Pitluk H, Poticha SM. Carcinoma of the colon and rectum inpatients less than 40 years of age. Surg Gynecol Obstet1983;157:335-7.

  8. Smith C, Butler JA. Colorectal cancer in patients youngerthan 40 years of age. Dis Colon Rectum 1989;32:843-6.

  9. Heimann TM, Oh C, Aufses AH jr. Clinical significance ofrectal cancer in young patients. Dis Colon Rectum 1989;32:473-6.

  10. Girard RM, Lamarche J, Baillot R. Carcinoma of the colonassociated with pregnancy: report of a case. Dis Colon Rectum 1981;24:473-5.

  11. Bülow S, Svendsen LB, Mellemgaard A. Metachronouscolorectal carcinoma. Br J Surg 1990;77:502-5.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Heelkunde: dr.Th.Wobbes, chirurg.

Afd. Obstetrie en Gynaecologie: dr.B.van der Wildt, gynaecoloog.

Contact dr.Th.Wobbes

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Doetinchem, april 1995,

In hun klinische les hebben collegae Wobbes en Van der Wildt ons erop gewezen de klacht bloedverlies per anum in de zwangerschap serieus te nemen (1995;649-50). Het klinische belang van een aandoening wordt bepaald door de consequenties hiervan en door de incidentie. Over dit laatste wil ik enkele opmerkingen maken.

De auteurs geven aan dat in ons land per jaar bij 14 tot 15 zwangere vrouwen van 30-40 jaar een colon- of rectumcarcinoom zou ontstaan. Zij gaan hierbij uit van een ‘incidentie’ (frequentie?) van 0,0002% en een totaal aantal bevallingen van 71.730 volgens de Landelijke Verloskundige Registratie in de eerste en de tweede lijn in 1993.

Navraag bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) leert dat er in 1993 in ons land 191.124 bevallingen waren bij zwangerschappen van meer dan 24 weken. Een frequentie van 0,0002% betekent dat bij 1 per 500.000 zwangerschappen sprake is van een colon- of rectumcarcinoom. Wanneer wij uitgaan van ongeveer 200.000 bevallingen is de incidentie 0,4 per jaar (1 geval per 2,5 jaar).

Overigens is het jammer dat er zo'n grote discrepantie bestaat tussen het totale aantal bevallingen in Nederland en het aantal bevallingen dat wordt geregistreerd in het kader van de Landelijke Verloskundige Registratie.

F.J.L. Reijnders

Nijmegen, mei 1995,

Wij danken collega Reijnders voor zijn commentaar. Mogelijk is er een onduidelijkheid ingeslopen. Het genoemde aantal bevallingen (28.623 uit de eerste lijn en 43.107 uit de tweede lijn) heeft uitsluitend betrekking op de leeftijdsgroep van 30-40 jaar.

In Nederland zijn er circa 1.200.000 vrouwen van 30-40 jaar (opgave CBS). Bij 44 vrouwen ontstaat een colon- of rectumcarcinoom, dat is 0,004%. Wanneer wij uitgaan van circa 70.000 zwangeren in deze leeftijdsgroep met een zelfde kans op het krijgen van een colon- of rectumcarcinoom betekent dit dat 2,2 zwangere vrouwen een carcinoom zullen krijgen. Aangezien in de literatuur een percentage van 0,0002 vermeld wordt, menen wij dat de waarheid daartussenin zal liggen, ongeveer 1,5. Helaas is er een fout ingeslopen en noemden wij een getal 15, wat dus 10 maal te hoog is. Onze excuses daarvoor.

Th. Wobbes
B. van de Wildt

Kapelle, april 1995,

In hun klinische les onderstrepen de collegae Wobbes en Van der Wildt op grond van de ziektegeschiedenis van twee zwangere vrouwen met een rectumcarcinoom nog eens de regel dat anaal bloedverlies een symptoom is van colon- of rectumcarcinoom tot dit is uitgesloten. Geadviseerd wordt in ieder geval bij deze klacht een rectaal toucher te verrichten en als daarbij geen afwijkingen gevonden worden een sigmoïdoscopie te laten uitvoeren. Het is voor ons de vraag of dit een voor de huisarts werkbaar advies is.

De zin van aanvullende diagnostiek wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kans dat het anale bloedverlies veroorzaakt wordt door een colon- of rectumtumor. De a priorikans is te benaderen door de incidentie van een colorectaal carcinoom dat anaal bloedverlies veroorzaakt te delen door de incidentie van de klacht anaal bloedverlies in de huisartspraktijk. In de leeftijdsgroep van 30-34 jaar is de incidentie van colorectaal carcinoom 1,8/100.000/jaar, van 35-39 jaar 7,3/1000.000/ jaar.1 Maximaal de helft van deze patiënten heeft anaal bloedverlies.2 De incidentie waarmee patiënten hun huisartsen consulteren wegens anaal bloedverlies is 4/1000/jaar en verschilt nauwelijks voor de verschillende leeftijdsgroepen vanaf 25 jaar.34 De a priori-kansen voor anaal bloedverlies in de huisartspraktijk worden dus: 30-34 jaar 1,8/100.000: 2: 4/1000 = 0,23% en voor 35-39 jaar 7,3/100.000: 2: 4/1000 = 0,91%.

Het is niet aannemelijk dat de zwangerschap deze incidentiecijfers belangrijk beïnvloedt. Dit betekent dat nader onderzoek bijna altijd een onschuldige of geen oorzaak oplevert. Of nader onderzoek naast een rectaal toucher beperkt kan worden tot een sigmoïdoscopie is de vraag. De auteurs geven al aan dat 63% van de tumoren in deze groep zich niet in rectum of sigmoïd bevindt. Over alle leeftijdsgroepen bezien, zou met een flexibele 60 cm-sigmoïdoscoop 60% van de tumoren gevonden kunnen worden.5 Daarentegen veroorzaken vooral de linkszijdige gelokaliseerde tumoren zichtbaar rectaal bloedverlies.6 Om alle tumoren te vinden zou een colonoscopie verricht moeten worden, een veel belastender onderzoek. Of andere kenmerken, zoals de aard van het bloedverlies, een veranderde defecatie of de familieanamnese, het mogelijk maken tot een selectie te komen bij wie wel en niet nader onderzoek te verrichten, is nog onvoldoende aangetoond.3

Al met al is het niet eenvoudig de huisarts een verstandig advies te geven: bij de gevonden lage a priori-kans bij iedere zwangere met anaal bloedverlies een scopie te laten verrichten, lijkt onredelijk, maar men zou niet graag de oorzaak van een langer ‘delay’ willen zijn.

Wat kunnen deze ziektegeschiedenissen ons dan wel leren? Dat het enkele feit dat de patiënt jonger is dan 40 jaar een colorectaal carcinoom als oorzaak van anaal bloedverlies niet op voorhand uitsluit.

M.B. Riemeijer
F.A. van den Berg
Literatuur
  1. Coebergh JWW. Incidence and prognosis of cancer in the Netherlands. Rotterdam, 1991.

  2. Speights VO, Johnson MW, Stollenberg PM, Rappaport ES. Colorectal cancer: current trends in initial clinical manifestations. Southern Med J 1991;84:575-8.

  3. Fijten GM. Rectal bleeding, a danger signal? Amsterdam: Thesis, 1993.

  4. Lamberts H, Brouwer HJ, Mohrs J. Reason for encounter & episode & proces oriented standard output for the transition project. Lelystad: Meditekst, 1991.

  5. Austoker J. Screening for colorectal cancer. BMJ 1994;309:382-6.

  6. Keddie N, Hargreaves A. Symptoms of carcinoma of the colon and rectum. Lancet 1968;ii:749-50.

Nijmegen, mei 1995,

De collegae Riemeijer en Van den Berg geven precies weer waar de schoen wringt. Het is inderdaad voor de huisarts niet werkbaar bij iedere zwangere met bloed bij de ontlasting uitgebreid onderzoek te verrichten om een colon- of rectumcarcinoom aan te tonen of uit te sluiten. Dit mag echter niet tot ontkenning van ernstiger afwijkingen leiden. Bloedverlies per anum op basis van hemorroïden komt in de zwangerschap zo frequent voor dat het symptoom als horende bij de zwangerschap wordt beschouwd. Wij wilden met de beide ziektegeschiedenissen (die overigens met nog andere konden worden uitgebreid) laten zien dat de oorzaak van het bloedverlies per anum in de zwangerschap een ernstiger oorzaak kan hebben.

Nooit zullen alle carcinomen om wat voor reden dan ook vroegtijdig kunnen worden opgespoord, maar wel kan in elk geval worden getracht de diagnose vroeg te stellen, zodat de prognose gunstiger wordt. Dit geldt a forteriori voor de linkszijdige gezwellen. Alleen al door het colon- en rectumcarcinoom in de differentiaaldiagnose op te nemen zal enkel malen per jaar de diagnose hopelijk op tijd worden gesteld. Altijd moet ten minste worden vastgesteld of er inderdaad hemorroïden in het spel zijn en altijd moet een rectaal toucher worden uitgevoerd. Wij blijven van mening dat de volgende stap een sigmoïdoscopie moet zijn indien inspectie en toucher geen oorzaak van de klacht geven. Het maakt in dit geval niet uit of het een zwangere of een niet-zwangere vrouw of man betreft. Dit is het advies dat wij de huisarts willen geven.

Th. Wobbes
B. van der Wildt