Onverwachte plotselinge dood bij jonge volwassenen

Klinische praktijk
J. Koudstaal
C. van den Berg
H. Cremers
P. Koehler
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:801-4
Download PDF

artikel

Inleiding

Onlangs werd gevraagd obductie te verrichten op een jonge vrouw, die plotseling, zonder voorafgaande verschijnselen, overleden was. De 20-jarige vrouw was door haar vriend levenloos in de gang aangetroffen. Hij was enkele uren weg geweest. De vriend – die enkele jaren met haar samenwoonde – vertelde dat zij niets mankeerde. Later vertelde hij, dat zij de laatste tijd enkele malen een dof gevoel in een arm waargenomen had. Intoxicatie was uitgesloten.

Bij de obductie werd iets te veel helder vocht in het hartzakje aangetroffen. De bacteriële en virale kweken bleven steriel. Bij het histologisch onderzoek werd een lichte vorm van een encefalomyocarditis waargenomen. In de coupes van de hartspier, vooral uit het gebied van het geleidingssysteem, werden om de vaatjes lymfocytaire infiltraten aangetroffen. Dit zou een letale geleidings-of ritmestoornis kunnen verklaren.

In gevallen als deze voelen hulpverlener en familieleden zich overrompeld. Direct maar vooral later wellen vele vragen op.

Plotselinge dood wordt gedefinieerd als een onverwachte, bewezen dood door natuurlijke oorzaken met of zonder preëxistente ziekte, die zich voordoet binnen 6 h na het begin van de symptomen.1 Anderen spreken van een acute dood wanneer deze intreedt binnen 1 h nadat zich voor het eerst symptomen voordeden.2 Plotselinge, niet-traumatische dood komt voor met een frequentie van 2,5-8,5 per 100.000 patiëntjaren in de leeftijdsgroep van 1-20 jaar.3 In de afgelopen 7 jaar werd in het ziekenhuis te Heerlen ongeveer eenmaal per jaar een obductie gevraagd op jonge mensen, die aan eerstgenoemd criterium voldeden.

Bij de acute, onverwachte dood spelen neurocardiologische verwikkelingen een belangrijke rol.45 Een cardiale ritmestoornis kan de eerste uiting zijn van primaire centrale en autonome stoornissen van het zenuwstelsel, vooral ten gevolge van een sterke sympathische prikkeling van het hart. Experimenteel en klinisch onderzoek hebben de laatste jaren voldoende ondersteuning voor deze samenhang gegeven.6 De klinische verschijnselen variëren van voorbijgaande aritmieën tot levensbedreigende situaties.

Aan de andere kant kunnen ritme- en geleidingsstoornissen een belangrijke oorzaak zijn van neurologische symptomen. Zowel brady- als tachycardieën kunnen leiden tot bewusteloosheid als gevolg van circulatiestoornissen. Ritme- en geleidingsstoornissen moeten gezien worden als een potentiële oorzaak bij iedere patiënt met een syncope.7

Het zonder voorafgaande verschijnselen plotseling overlijden van een jonge man of vrouw roept dramatische reacties op. De vele facetten van een overeenkomstig gebeuren als wiegedood zijn beschreven in een bulletin van de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid.8 Dit bulletin is bedoeld als handleiding voor allen, die op een professionele wijze betrokken raken bij het plotseling en onverwacht overlijden van een baby. Het plotselinge overlijden van een jonge volwassene is zeker zo ingrijpend voor de omgeving. Hoe een arts adequaat dient te handelen na het plotselinge overlijden van een jonge volwassene is niet in een protocol gestructureerd. Welke kennis is voorhanden? Wat kan men met deze kennis doen?

Oorzaken

In tabel 1 staan de belangrijkste bekende oorzaken van plotselinge dood bij jonge mensen.

Complicaties van bekende aandoeningen

Indien de overledene bekend was wegens een ernstige aandoening, dan ligt het voor de hand om bij acuut overlijden aan een letale complicatie te denken. Een status asthmaticus kan bijvoorbeeld letaal verlopen. Ook dan moet men denken aan bijzondere complicerende factoren, zoals een open foramen ovale, waardoor een ongewenste shunt zich kan voordoen.9 Congenitale hartaandoeningen, al of niet geopereerd, kunnen door verwachte en onverwachte complicaties de dood ten gevolge hebben. Gedacht kan worden aan ‘left ventricular outflow disease’, zoals bij aortastenose.10

Patiënten met epilepsie hebben een grotere kans op onverwachte, plotselinge dood dan anderen.11 Plotselinge dood bij patiënten met epilepsie is onder meer in verband gebracht met postmortaal gemeten subtherapeutische bloedspiegels van het gebruikte anti-epilepticum.12 Autonome effecten op het hartritme bij partiële epilepsie zijn bij onbehandelde patiënten mogelijk groter dan bij behandelde.13

Complicaties van onbekende aandoeningen

Uit enkele epidemiologische onderzoeken blijkt dat bij de helft van de jonge mensen die zonder voorafgaande verschijnselen plotseling overlijden, een cardiale oorzaak verondersteld moet worden.1415 Van den Brink et al. bespraken de oorzaken van het syndroom van de verlengde QT-tijd.16 De QT-tijd is het interval tussen het begin van het QRS-complex (de fase van depolarisatie van de hartspier) en het einde van de T-top (de fase van repolarisatie), en representeert de totale duur van de elektrische systole van de kamers. Er komen erfelijke syndromen voor, al of niet met doofheid gepaard (het syndroom van Jervell en Lange-Nielsen met doofheid en het autosomaal dominant erfelijke syndroom van Romano-Ward zonder doofheid). Nimmannit et al. vestigden de aandacht op plotselinge dood bij jonge mannen in Thailand.17 Waarschijnlijk speelde een familiair bepaalde kaliumdeficiëntie een belangrijke rol. Een andere plotselinge dood bij jonge mannen in Zuidoost-Azië zou veroorzaakt kunnen zijn door thiaminedeficiëntie, die tot een geprolongeerd QT-interval leidde.18 Verondersteld werd door Tobe et al. dat late potentialen mogelijk duiden op een substraat voor ventriculaire aritmie, die de plotselinge dood bij jonge volwassenen zou kunnen teweegbrengen.19

Uiteraard is een ritmestoornis zonder morfologisch substraat achteraf niet te bewijzen. Soms wordt een myocarditis aangetroffen die dan de oorzaak geweest moet zijn van een veronderstelde ritme- of geleidingsstoornis. Myocarditis die wordt veroorzaakt door een enterovirus komt vaker voor bij adolescenten en jonge volwassenen en kan symptoomloos verlopen.20 Ze kan gepaard gaan met een encefalitis. Het encefalomyocarditis-syndroom kon bij 28 autopsiegevallen pas postmortaal vastgesteld worden.21 Sarcoïdose is ook bekend als een belangrijke oorzaak van plotselinge hartdood bij jonge mensen.22 Bij een vasovagale collaps kunnen zich convulsies en incontinentie voor urine voordoen.

Een ritme- of geleidingsstoornis wordt wel beschouwd als een belangrijke oorzaak bij een plotselinge, onverklaarde dood bij epileptici.12 Mensen kunnen tijdens een eerste epilepsieaanval overlijden.23 Van den Brink et al. melden aan het einde van hun beschouwing over epilepsie of levensbedreigende hartritmestoornissen, dat het plotselinge overlijden tijdens een insult van een jonge patiënt die lijdt aan ‘epilepsie’ en bij wie geen status epilepticus of een bijkomend letsel is voorgekomen, uiterst ongewoon is en aanleiding moet zijn tot nader cardiologisch onderzoek van familieleden.16 Intracraniële afwijkingen, zoals een ependymale cyste in de derde ventrikel en het barsten van een aneurysma, kunnen een plotselinge dood veroorzaken.2425 In het eerste geval wordt dit waarschijnlijk veroorzaakt door een acute drukverhoging als gevolg van een plotselinge afsluiting van de laterale ventrikels en in het tweede geval door aritmie en ademstilstand. Andere oorzaken voor een onverwachte dood kunnen zijn bloeding in de tractus digestivus of in de buikholte bij een extra-uteriene graviditeit, hersenbloeding en longafwijkingen, zoals status asthmaticus, longembolie en pneumonie.26

Complicaties van intoxicaties en traumata

Na een relatief gering trauma kan zich vooral bij kinderen en adolescenten hersenoedeem voordoen, zelfs nog na 24 h; toch is een causaal verband met plotselinge dood vrijwel niet te bewijzen.2728

Anamnestische aanwijzingen

Het is zinvol om bij de acute dood van een jonge volwassene aan omstanders, bekenden en familieleden enkele vragen te stellen. Was de overledene bekend wegens een aandoening van de longen, de hersenen of het hart, zoals asthma bronchiale, epilepsie, een congenitale hartafwijking of iets anders? Was eerder een medische keuring (militaire keuring respectievelijk sportkeuring) uitgevoerd? Is er iets bekend over wegrakingen, bijvoorbeeld tijdens rust, na schrik of tijdens (sport)activiteiten? In het eerste geval dient men te denken aan een congenitaal of verworven syndroom met een verlengde QT-tijd. Ventriculaire ritmestoornissen kunnen geïnduceerd worden door plotselinge geestelijke of lichamelijke stress (bijvoorbeeld kunnen mensen bij het zwemmen overvallen worden door een situatie die een plotselinge stress veroorzaakt).

Waren er aanwijzingen voor een intoxicatie? Trad het overlijden direct in, binnen een uur na de eerste verschijnselen of pas na uren respectievelijk dagen?

In klinische zin dient men onderscheid te maken tussen een plotselinge dood in samenhang met een lichamelijke inspanning en een zonder die samenhang. Wegrakingen of een plotselinge dood tijdens lichamelijke inspanning kunnen duiden op een aberrant verloop van coronairvaten, hypertrofische cardiomyopathie of vasculaire medianecrose.32930 De belangrijkste doodsoorzaak bij joggers en lange-afstandslopers, ongeacht de leeftijd, berust op coronaire aandoeningen, terwijl daarnaast hypertrofische cardiomyopathie, amyloïdose, hittebevanging, myocarditis en aortaklepstenose van belang kunnen zijn.131 Ook een intramusculair gelegen (zogenaamd getunnelde) afdalende tak van de linker coronairarterie kan een plotselinge dood bewerkstelligen.32 In het leger komen gevallen van acute hartdood meestal voor in samenhang met grote lichamelijke inspanning.2 Myocarditis werd daarbij relatief vaak gezien. Een obductie levert niet altijd een duidelijke doodsoorzaak op.33 Men onderschatte echter niet de waarde van het ontbreken van een bepaalde bevinding: vond het overlijden zonder voorafgaande verschijnselen plaats?

Indien iemand zonder prodromale verschijnselen plotseling overlijdt, denke men primair aan hartritmestoornissen, waarvan de aard en de genese verschillend kunnen zijn. Bij andere ernstige letale aandoeningen, zoals bloedingen in de schedel of de buikholte, is de duur tussen het eerste symptoom en het intreden van de dood meestal langer dan enkele uren.

Een enkele maal kondigt zich een afwijking aan waarvan bekend is dat deze letaal kan zijn. Provenier en Jordaens beschreven in dit tijdschrift een jonge vrouw, die na reanimatie chirurgisch behandeld kon worden wegens een aberrante oorsprong van een coronairarterie.34 Syncope bleek bij een naonderzoek een belangrijk prodromaal fenomeen te zijn bij plotselinge dood bij soldaten na hevige inspanning.33 Acute gastro-intestinale symptomen of ziekten met koorts bleken achteraf bij een deel van deze soldaten aanwezig geweest te zijn. Vanuit preventief oogpunt dient men mensen te adviseren geen grote lichamelijke activiteit (vooral sport) te ondernemen wanneer men zich niet ‘fit’ voelt – dat gevoel kan namelijk een uiting zijn van een gastro-enteritis en (of) een virusaandoening.

Postmortale procedure en onderzoek

Welke procedure dient men te volgen bij plotselinge dood van een jonge volwassene? Zolang nog geen gestructureerd protocol voorhanden is, make men in grote lijnen gebruik van de werkwijze die in het bulletin Wiegedood van de Geneeskundige Hoofdinspectie wordt aanbevolen.8

Indien de overledene dood werd aangetroffen, kan men aan de hand van de criteria beschreven door Knight grofweg schatten wanneer de dood ingetreden is (tabel 2).35 Dit geldt alleen indien de omgevingstemperatuur niet opvallend hoog of laag is. De omstandigheden waaronder de overledene werd aangetroffen, worden nauwkeurig vastgelegd. Het gehele lichaam wordt nauwkeurig geïnspecteerd. Denk ook aan mogelijkheden van een koolmonoxide-intoxicatie. Is er iets van een tongbeet te zien? Is er urine afgelopen? Aangezien men in een dergelijk geval nooit zekerheid heeft over de natuurlijkheid respectievelijk onnatuurlijkheid van het overlijden, dient de officier van justitie geïnformeerd te worden. Indien de officier besluit een gerechtelijke obductie te laten verrichten, dan wordt deze in de regel door pathologen van het forensisch instituut te Rijswijk uitgevoerd. Wanneer de officier geen aanleiding vindt om een gerechtelijke obductie te laten verrichten, dan doet zich de vraag voor hoe men meer zekerheid kan krijgen over de doodsoorzaak. Meestal wil ook de familie beter geïnformeerd worden. Een natuurlijke niet-familiaire oorzaak dient onderscheiden te worden van oorzaken met een genetisch aspect.

Aangezien in Nederland nog steeds geen officiële regels bestaan die betrekking hebben op obducties in de eerste lijn, dient de betreffende huisarts in contact te treden met een klinisch specialist of een klinisch patholoog om een obductie te regelen.36 Het is belangrijk aan de punten genoemd in tabel 3 ruime aandacht te geven.

Een volledige obductie, inclusief hersenobductie, is noodzakelijk. Vóór de obductie worden maatregelen getroffen voor eventueel toxicologisch, bacteriologisch en virologisch onderzoek. De obducent volge eerder gepubliceerde aanwijzingen.3738 Verhoogde glucoseconcentraties in post mortem verkregen bloed hebben alleen enige waarde wanneer ze opvallend hoog zijn. Wel kan men waarde hechten aan ureum- en creatininebepalingen. Bepalingsproblemen door hemolyse kan men voorkomen door vocht van de voorste oogkamer te benutten. Extra aandacht wordt geschonken aan het hart, inclusief het geleidingssysteem en de loop der coronairvaten.3940

Na de obductie worden de huisarts en andere bij het geval betrokken artsen direct geïnformeerd. Meestal duurt de gehele bewerking inclusief de hersenobductie 6-8 weken. De verkregen kennis kan benut worden om de familie en relaties te begeleiden bij het verwerken van het plotselinge verlies. Soms kan er een indicatie zijn voor een genetisch onderzoek. Indien een ritmestoornis zonder morfologisch substraat waarschijnlijk is, kan overleg met een cardioloog zinvol zijn voor een eventueel familieonderzoek, zoals bij het verlengde-QT-syndroom. Meting van het QT-interval leidt niet altijd tot de diagnose. Genetisch onderzoek kan dan uitkomst brengen.41 Ook negatieve bevindingen kunnen dus aanleiding zijn om een genetische aandoening te overwegen. Indien men alle te verkrijgen gegevens weet te gebruiken, kan men tot een bevredigend eindoordeel komen.42 Het resultaat van het gehele onderzoek dient besproken te worden met de familie van de overledene. Dit wordt gedaan door de huisarts of de geconsulteerde specialist.

Indien na adequaat postmortaal onderzoek het plotselinge en onverwachte overlijden van een man of vrouw, die ogenschijnlijk gezond of althans niet duidelijk ziek was, onverklaard blijft, spreke men van ‘sudden unexplained death syndrome’ (SUDS).

Literatuur
  1. Virmani R, Roberts WC. Sudden cardiac death. Hum Pathol1987; 18: 485-92.

  2. Phillips M, Robinowitz M, Higgins JR, Boran KJ, Reed T,Virmani R. Sudden cardiac death in Air Force recruits. A 20-year review. JAMA1986; 256: 2696-9.

  3. Douard H, Barat JL, Laurent F, Mora B, Baudet E, BroustetJP. Magnetic resonance imaging of an anomalous origin of the left coronaryartery from the pulmonary artery. Eur Heart J 1988; 9: 1356-60.

  4. Natelson BH, Chang Q. Sudden death. A neurocardiologicphenomenon. Neurol Clin 1993; 11: 293-308.

  5. Skinner JE. Neurocardiology. Brain mechanisms underlyingfatal cardiac arrhytmias. Neurol Clin. 1993; 11: 325-51.

  6. Talman WT, Kelkar P. Neural control of the heart. NeurolClin 1993; 11: 239-56.

  7. Fogoros RN. Cardiac arrhythmias. Syncope and stroke.Neurol Clin 1993; 11: 375-90.

  8. GHI-bulletin. Wiegedood. Leidschendam: Ministerie van WVC,1992.

  9. Boon ES, Maesen BLP, Valcke Y, Koudstaal J. Fatal asthmadue to patent foramen ovale. Eur Respir J (Ter perse).

  10. Cohle SD, Graham MA, Dowling G, Pounder DJ. Sudden deathand left ventricular outflow disease. Pathol Annu 1988; 23: 97-124.

  11. Leestma JE, Walczar T, Hughes JR, Kalelkar MB, Teas SS. Aprospective study on sudden unexpected death in epilepsy. Ann Neurol 1989;26: 195-203.

  12. Earnest MP, Thomas GE, Eden RA, Hossack KF. The suddenunexplained death syndrome in epilepsy: demographic, clinical and postmortemfeatures. Epilepsia 1992; 33: 310-6.

  13. Blumhardt LD, Smith PEM, Owen L. Electrocardiographicaccompaniments of temporal lobe epileptic seizures. Lancet 1986; 1:1051-6.

  14. Kennedy HL, Whitlock JA, Buckingham TA. Cardiovascularsudden death in young persons – an urban study. J Am Coll Cardiol 1984;3: 485.

  15. Driscoll DJ, Edwards WD. Sudden unexpected death inchildren and adolescents. J Am Coll Cardiol 1985; 5 (Suppl):118B-21B.

  16. Brink RBA van den, Rossem M van, Dunning AJ. Epilepsie oflevensbedreigende hartritmestoornissen.Ned Tijdschr Geneeskd 1985; 129:2482-6.

  17. Nimmannit S, Malasit P, Chaovakul V, Susaengrat W,Vasuvattakul S, Nilwarangkur S. Pathogenesis of sudden unexplained nocturnaldeath (lai tai) and endemic distal renal tubular acidosis. Lancet 1991; 338:930-2.

  18. Munger RG, Princes RJ, Crow RS et al. Prolonged QTinterval and risk of sudden death in South-East Asian men. Lancet 1991; 338:280-1.

  19. Tobe TJ, Langen CD de, Bink-Boelkens MT, et al. Latepotentials in a bradycardia-dependent long QT syndrome associated with suddendeath during sleep. J Am Coll Cardiol 1992; 19: 541-9.

  20. Russel MGVM, Theunissen PHMH, Zeppenfeldt E, LustermansFATh, Berg CJM van den, Janssen JGH. Drie patiënten met een acutemyocarditis. Ned Tijdschr Cardiol 1991; 5: 183-9.

  21. Fehlow P, Tennstedt A. Enzephalomyokarditis-Syndrome(EMC-Syndrom). Psychiatr Neurol Med Psychol (Leipz) 1990; 42:218-24.

  22. Roberts WC, McAllister Jr HA, Ferrans VJ. Sarcoidosis ofthe heart. A clinicopathologic study of 35 necropsy patients (group I) andreview of 78 previously described necropsy patients (group II). Am J Med1977; 63: 86-108.

  23. Polson CJ, Gee DJ, Knight B. The essentials of forensicmedicine. London: Pergamon, 1985.

  24. Arendt A. Ependymomas. In: Vinken PJ, Bruyn GW, eds.Handbook of clinical neurology. Amsterdam: Noord Hollandsche, 1957:105-50.

  25. Hijdra A, Vermeulen M, Gijn J van, Crevel H van.Respiratory arrest in subarachnoid hemorrhage. Neurology 1984; 34:1501-3.

  26. Raymond JR, Berg EK van den, Knapp MJ. Nontraumaticprehospital sudden death in young adults. Arch Intern Med 1988; 148:303-8.

  27. Plum F, Posner JB. The diagnosis of stupor and coma. 3rded. Philadelphia: Davis, 1983: 127-8.

  28. Adams JH, Graham DI. Diffuse brain damage in non-missilehead injury. In: Anthony PP, MacSween RNM, eds. Recent advances inhistopathology. Edinburgh: Churchill Livingstone, 1984; 241-57.

  29. Liberthson RR, Southern JF. Sudden collapse of a17-year-old girl during exertion. Case records of the Massachusetts GeneralHospital. N Engl J Med 1989; 320: 1475-83.

  30. Maron BJ, Roberts WC, McAllister HA, Rosing DR, EpsteinSE. Sudden death in young athletes. Circulation 1980; 62: 218-29.

  31. Maron BJ. Sudden death in young athletes. Lessons fromthe Hank Gathers affair. N Engl J Med 1993; 329: 55-8.

  32. Morales AR, Romanelli R, Tate TG, Boucek RJ, Marchena Ede. Intramural left anterior descending coronary artery. Hum Pathol 1993; 24:693-701.

  33. Drory Y, Kramer MR, Lev B. Exertional sudden death insoldiers. Med Sci Sports Exerc 1991; 23: 147-51.

  34. Provenier F, Jordaens L. Aberrante oorsprong van delinker coronairarterie uit de arteria pulmonalis als oorzaak vanventrikelfibrillatie bij een jonge vrouw.Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137:138-41.

  35. Knight B. Forensic pathology. Londen: Edward Arnold,1991.

  36. Steffelaar JW. De pathologische anatomie in dehuisartsenpraktijk. Ned TijdschrGeneeskd 1985; 129: 979-82.

  37. Forrest ARW. Obtaining samples at post mortem examinationfor toxicological and biochemical analyses. Broadsheet 137. J Clin Pathol1993; 46: 292-6.

  38. Schültz H, Weiler G. Möglichkeiten der modernertoxikologischen Analytik zur Aufkläring von Todesursachen. Pathologe1993; 14: 181-6.

  39. Virmani R, Ursell PhC, Fenoglio JJ. Examination of theheart. Hum Pathol 1987; 18: 432-40.

  40. Cohle SD, Lie JT. Pathologic changes of the cardiacconduction tissue in sudden unexpected death. A review. Pathol Annu 1992; 26:33-57.

  41. Vincent GM, Timothy KW, Leppert M, Keating M. Thespectrum of symptoms and QT intervals in carriers of the gene for the long-QTsyndrome. N Engl J Med 1992; 327: 846-52.

  42. Cordner SM. Deciding the cause of death after necropsy.Lancet 1993; 341: 1458-60.

Auteursinformatie

Ziekenhuis De Wever en Gregorius, Lokatie De Wever, Henri Dunantstraat 5, 6419 PC Heerlen.

Afd. Pathologie: dr.J.Koudstaal, patholoog.

Afd. Cardiologie: dr.ir.C.van den Berg, cardioloog.

Afd. Klinische Farmacie: H.Cremers, apotheker.

Afd. Neurologie: dr.P.Koehler, neuroloog.

Contact dr.J.Koudstaal

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Heerlen, juni 1994,

In het artikel van Koudstaal et al. wordt op heldere wijze het vóórkomen van deze plotselinge dood beschreven (1994;801-4). Als gemeentelijk lijkschouwers van de GGD in oostelijk Zuid-Limburg worden wij veelvuldig geconfronteerd met dit fenomeen. Het is jammer dat de schrijvers niet nader ingaan op de rol van de gemeentelijk lijkschouwer, die vaak als eerste na de huisarts ter plekke is. De auteurs verwijzen terecht naar het bulletin Wiegedood van de Geneeskundige Hoofdinspectie waarin gesteld wordt (bl. 24): ‘Zolang er twijfel is, mag geen verklaring van een natuurlijke doodsoorzaak afgegeven worden. Om die twijfel op te lossen, worden, bij voorkeur door de gemeentelijk lijkschouwer, een specialist kindergeneeskunde en een patholoog ingeschakeld, om door uitwendige schouwing en het opnemen van een anamnese tot een conclusie te komen. Luidt de gezamenlijke conclusie “wiegedood”, dan kan een verklaring van een natuurlijke dood worden afgegeven.’ Tegen deze achtergrond wekt het verwondering dat de schrijvers in de verdere postmortale procedure geen rol toekennen aan de gemeentelijk lijkschouwer.

Het is onzes inziens niet aan te bevelen om een niet op forensisch-geneeskundig gebied deskundige arts een inschatting te laten maken van het tijdstip van overlijden op grond van de criteria van Knight, te weten temperatuur van de overledene en het al dan niet aanwezig zijn van lijkstijfheid. Beide variabelen zijn afhankelijk van verschillende factoren. Zo dient in eerste instantie in ieder geval de lichaamstemperatuur van de overledene daadwerkelijk gemeten te worden. Verder dient rekening gehouden te worden met de lichaamsbouw van betrokkene, het lichaamsoppervlak, de lichaamshouding, de kleding, de onderlaag, et cetera. De ontwikkeling en de mate van lijkstijfheid zijn afhankelijk van in- en uitwendige factoren (spiertonus, omgevingstemperatuur, belasting van de spiergroepen).

Wel stellen de auteurs dat wanneer een overledene wordt aangetroffen, men nooit zekerheid heeft over de natuurlijkheid, respectievelijk onnatuurlijkheid van het overlijden, en men daarom de officier van justitie dient te informeren. In het GHI-bulletin Informatie voor artsen m.b.t. de Wet op de Lijkbezorging 1991 wordt op bl. 11 verwezen naar artikel 7 van de Wet op de Lijkbezorging. Dit artikel bepaalt dat in gevallen van onzekerheid of vermoeden van niet-natuurlijke dood, de behandelend geneeskundige zich dient te onthouden van het afgeven van een verklaring en dit onverwijld aan de gemeentelijk lijkschouwer moet meedelen, bij wie dan de afwikkeling berust. Alle sterfgevallen waarover twijfel bestaat, zijn als niet-natuurlijk aan te merken.

De correcte procedure is dat bij een plotselinge onbegrepen dood van een jonge volwassene de behandelend arts geen verklaring van overlijden afgeeft en onverwijld de gemeentelijk lijkschouwer waarschuwt. Deze zal dan een lijkschouw verrichten en op grond van zijn bevindingen besluiten of er contact opgenomen dient te worden met de officier van justitie. Uiteraard kan een eventuele sectie uitsluitsel geven over de doodsoorzaak. Indien er geen aanwijzingen zijn voor een strafbaar feit, is een gerechtelijke sectie echter niet mogelijk. Via de huisarts kan, indien gewenst, een normale sectie-aanvraag gedaan worden.

R.G.P. Hagenouw
F.C.W. Klaassen

Heerlen, juni 1994,

Niet de officier van justitie maar de gemeentelijk lijkschouwer dient bij een (mogelijk) niet-natuurlijke dood onverwijld verwittigd te worden. Dit is de boodschap van het eerder ingezonden stuk van collega Cremers, politiearts (1994;1248), en van de forensisch geneeskundigen Hagenouw en Klaassen. Uiteraard stellen wij deze correcties zeer op prijs.

Deze ook sinds jaren in oostelijk Zuid-Limburg gevolgde juridische procedure heeft ertoe geleid dat wij enige ervaring met de door ons voorgestelde werkwijze – vergelijkbaar met die bij wiegedood – konden opdoen. Formalisering van de door ons voorgestelde medische procedure en landelijke registratie van alle gevallen van plotselinge dood bij jonge volwassenen zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het inzicht in het nog niet in kaart gebrachte probleem. Een uitdaging voor forensisch geneeskundigen?

J. Koudstaal
C. van den Berg
H. Cremers
P. Koehler

Rotterdam, april 1994,

Het caput selectum van Koudstaal et al. is klinisch zeer informatief (1994;801-4). Over de gevolgde juridische procedure lijken enkele correcties op zijn plaats, aangezien veel Nederlandse artsen volgens mijn ervaring onvoldoende kennis hebben van relevante wetten op geneeskundig gebied. Bij een plotselinge dood die mogelijk niet natuurlijk is, is het niet conform de sinds 1 juli 1991 van kracht geworden vernieuwde Wet op de Lijkbezorging om de officier van justitie in te schakelen.

Voor een arts zijn de volgende punten van belang: Een arts mag geen verklaring van natuurlijk overlijden tekenen als:

– er tussen de arts en de overleden persoon een familierelatie bestond tot een derde graad of een bestaand of een gewezen huwelijk;

– de arts zich niet als behandelend geneesheer kan beschouwen omdat hij de doodsoorzaak niet nog bij leven heeft kunnen vaststellen;

– de arts beseft dat de gediagnostiseerde doodsoorzaak niet natuurlijk van aard is, en zelfs niet als de arts ‘niet overtuigd’ is van een natuurlijke doodsoorzaak.

‘Natuurlijk’ is een in het lichaam zelf ontstane doodsoorzaak; ‘niet natuurlijk’ is een door fysiek geweld of intoxicatie (bijvoorbeeld overdosering) toegebrachte primaire oorzaak, ook al veroorzaakt een complicatie (bijvoorbeeld pneumonie of sepsis) feitelijk de dood.

Als een arts geen verklaring mag tekenen, dat dient onverwijld de gemeentelijke lijkschouwer in kennis te worden gesteld, dus niet de officier van justitie. De officier van justitie en de behandelend geneeskundige hebben geen wettelijke communicatieve relatie. Bij een plotselinge dood zonder voorafgaande behandelingsrelatie is, zoals uit het voorgaande blijkt, de arts die de dood vaststelt niet gerechtigd tot het afgeven van een verklaring. Die arts dient dan dus onverwijld de gemeentelijke lijkschouwer te verwittigen. Deze kan na het verkrijgen van informatie en door onderzoek overtuigd raken van een natuurlijke oorzaak en mag dan zelfstandig een verklaring van natuurlijk overlijden afgeven. Dan is het lijk vrij voor een wetenschappelijke sectie. Wanneer de gemeentelijke lijkschouwer niet tot de overtuiging van een natuurlijke dood komt, informeert deze de politie, die na eigen onderzoek rapporteert aan de officier van justitie. Op grond van de van de politie verkregen informatie besluit de officier tot ‘vrij geven’ of tot een gerechtelijke sectie. Zo is de gang van zaken volgens de thans geldende Wet op de Lijkbezorging.

H.Th.P. Cremers