Wrange vruchten van de ouderdom; ondervoeding op gevorderde leeftijd

Klinische praktijk
J.A. de Fockert
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2073-5

Dames en Heren,

Bij hoogbejaarden is een voedingstekort niet zo zeldzaam.12 In westerse landen komt het zelfs al bij de gezonde oudere bevolking voor. Bij – veelal langdurig – zieke en gebrekkige ouderen neemt de frequentie belangrijk toe. Bij hen kan het moeilijk en soms onmogelijk zijn de gewoonlijk weinig karakteristieke symptomen van de Ondervoeding te scheiden van de al even weinig typerende ouderdomsverschijnselen.3 Door het verzwakken en het vervagen van het ziekteprofiel op gevorderde leeftijd en door bijkomende psychosociale problemen kan een complex – bijkans onontwarbaar – ziektebeeld ontstaan.4

Patiënt A was een 86-jarige vrouw die de sociaal-verpleegkundige van de Geriatrische Ambulante Dienst in dusdanige deplorabele toestand in haar woninkje aantrof, dat hij haar naar de afdeling Klinische Geriatrie van ons ziekenhuis bracht. Hij was bij haar langsgegaan, nadat twee dagen tevoren de huisarts hem dit had verzocht. Deze was bij patiente nooit met open…

Auteursinformatie

Ziekenhuis St. Joannes de Deo, afd. Klinische Geriatrie, Postbus 1638, 2003 BR Haarlem.

J.A.de Fockert, klinisch geriater.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.A.
van der Does

's-Gravenhage, november 1990,

In de klinische les van De Fockert wordt een patiënte beschreven met een ondervoeding (patiënte A), (1990;2073-5). Naast intraveneuze voeding kreeg zij ‘ook enkele bloedtransfusies’. Wanneer een therapeuticum wordt toegediend, moet daarvoor een indicatie bestaan, liefst gebaseerd op een diagnose, en moeten de indicaties en contra-indicaties afgewogen worden. Naarmate een therapeuticum meer bijwerkingen heeft, wordt de afweging moeilijker.

Bloed heeft zeker bijwerkingen. Naast het overbrengen van infectieziekten (hepatitis B en C, lues, malaria, AIDS), waarop de kans door predonatie-onderzoeken en serologische tests zo klein mogelijk wordt gemaakt, kunnen transfusiereacties optreden door immunologische oorzaken. Pretransfusietests (screening op ‘irregulaire’ antilichamen en kruisproeven) moeten dat voorkomen. Waarschijnlijk de grootste oorzaak van transfusieproblemen is een administratieve fout.

Gelukkig kunnen bloed, erytrocyten, trombocyten en plasmaprodukten ook goede effecten hebben.

De genoemde patiënte was ondervoed, uitgedroogd en had een megaloblastaire anemie (met een foliumzuurgehalte van 2,40 nmol/l en een vitamine B12-gehalte van 0,08 nmol/l). Haar Hb-gehalte was bij opname 6,90 mmol/l (voor of na correctie van de dehydratie?).

Er werd geen decompensatio cordis beschreven, evenmin als tekenen van ischemie op het ECG.

Er zijn geen argumenten aangevoerd, waardoor enkele bloedtransfusies geïndiceerd zouden zijn.

J.A. van der Does
J.A.
de Fockert

Haarlem, november 1990,

Collega Van der Does ben ik erkentelijk voor zijn reactie op mijn artikel. De door hem – terecht – opgeworpen vraag betreft een cruciaal afwegingsaspect in de klinische geriatrie: de meestal aanwezige multipathologie, waardoor de bejaarde patiënt zeer kwetsbaar wordt voor een eventueel in te stellen behandeling.

Bij opname had patiënte A een megaloblastische anemie door een gecombineerd tekort aan foliumzuur en vitamine B12. De anemie leek niet zeer ernstig (Hb-gehalte 6,9 mmol/l; hematocrietwaarde 0,39), terwijl de ernstige uitdroging en ondervoeding wel met voorrang dienden te worden behandeld met zeer ruime hoeveelheden vocht en met intraveneuze voedingsstoffen. Na 36 uur was een ischemie op het ECG zichtbaar; patiënte werd mild delirant, er ontstond een beginnende decompensatio cordis links. Het Hb-gehalte was ondertussen gedaald naar 5,3 mmol/l (hematocrietwaarde 0,27). Toen werden 2 eenheden ‘packed cells’ intraveneus gegeven.

Ook bij hoogbejaarden wordt gewoonlijk pas bij een matig ernstige anemie (Hb-gehalte 5,5-6,0 mmol/l) een bloedtransfusie gegeven,1-3 als gelijktijdig bloedverlies bestaat, voor de bloedarmoede geen verklaring kan worden gevonden en een alternatieve therapie niet voorhanden is. De tijdens de dehydratie beschikbare gegevens geven een dergelijke situatie weer. De Hb-gehaltedaling door hydratie teweeggebracht, alsook de zich ontwikkelende cardiale problemen, deden ons onze strategie wijzigen.

J.A. de Fockert
Literatuur
  1. Petz LD, Redell T. Blaastransfusieproblemen in immunohemolytic disease. Ann Rev Med 1982; 33: 355.

  2. Thomas J, Powell DES. Blood disorders in the elderly. Bristol: Wright, 1973.

  3. Elwood PC, Shinton NK, Wilson CID, et al. Haemoglobin, vitamin B[SUB]12[/SUB] and folate levels in the elderly. Br J Haematol 1971; 22: 557-63.