Transculturele operatieve verloskunde

J. van Roosmalen
D. Timmermans
P.E.M. Engelkes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1625-8

Dames en Heren,

De tropenarts die in een plattelandsziekenhuis in de derde wereld met verloskunde in aanraking komt, stelt zich hetzelfde doel als zijn collega in de westerse wereld: de geboorte van een gezond kind uit een gezonde moeder. De omstandigheden waaronder deze artsen hun doel trachten te bereiken, verschillen echter dermate, dat dit consequenties heeft voor het obstetrisch handelen. Hiervoor vragen wij aan de hand van twee ziektegeschiedenissen uw aandacht.

Patiënt A was een 20-jarige II-gravida I-para die met volkomen ontsluiting op de verloskamer werd opgenomen, waar onmiddellijk na binnenkomst een levenloos kind van 2700 gram werd geboren. Na de partus bleef zij vloeien en raakte in shock. Haar vorige zwangerschap was getermineerd door middel van sectio caesarea wegens een mislukte proefvacuümextractie na een langdurige baring, waarbij eveneens een levenloos kind van 3600 gram was geboren. Op grond van de anamnese en de bevindingen werd thans een littekenruptuur van…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam.

Mw.D.Timmermans, verloskundige, master of public health; mw.dr.

P.E.M.Engelkes, master of public health.

Contact Dr.J.van Roosmalen, gynaecoloog

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Duayaw-Nkwanta (Ghana), november 1990,

De klinische les van Van Roosmalen, Timmermans en Engelkes heb ik met belangstelling gelezen (1990;1625-8). Met de hoofdgedachte, dat sectio caesarea in grote delen van de wereld relatief onveilig is, kan ik volledig instemmen. Men zou nu verwachten, dat – om een sectio te vermijden – naast vacuümextractie, het gehele arsenaal van de klassieke verloskunde wordt aanbevolen. De forceps echter en met name de zo mooi om Afrikaanse hoofden passende Simpson-forceps, komt in het verhaal niet voor. Van de destructieve ingrepen blijft de evisceratie buiten beschouwing en de stuitextractie (zonder voorafgaande versie) wordt evenmin genoemd.

Wel veel aandacht krijgt de symfysiotomie, al valt de indicatiestelling buiten de opzet van het artikel. De enige indicatie die wel wordt genoemd, is de minst elegante, nl. de mislukte vacuümextractie. Analoog hieraan kan een mislukte symfysiotomie een indicatie voor een sectio zijn. Hoe terecht de aandacht voor symfysiotomie ook mag zijn, Van Roosmalen heeft elders duidelijk gemaakt, dat op ongeveer vier sectio's slechts één symfysiotomie plaatsvond.1 Of deze relatief gunstige verhouding in alle transculturele verloskamers haalbaar is, blijft de vraag. Geen vraag is, dat alle alternatieven dienen te worden overwogen.

J.P. Hebly
Literatuur
  1. Roosmalen J van. Maternal health care in the South Western Highlands of Tanzania. Leiden, 1988. Proefschrift.

J.
van Roosmalen

Leiden, december 1990,

Wij zijn het met Hebly eens, dat er naast symfysiotomie nog andere alternatieven bestaan voor sectio caesarea. Het is echter binnen het kader van een klinische les niet doenlijk het gehele arsenaal van de klassieke verloskunde te beschouwen. Beter had de titel van de les misschien kunnen zijn: ‘een voorbeeld van transculturele operatieve verloskunde’.

Speciaal werd de aandacht gevraagd voor symfysiotomie, omdat die de enige methode is die in de westerse wereld niet gebruikelijk is, hoewel zeer kort geleden een lans werd gebroken voor de ingreep bij onverwachte problemen met het nakomend hoofd bij een stuitligging.1 Vacuumextractie, forcipale extractie en stuitextractie behoren tot het gebruikelijke arsenaal van de gynaecoloog en zijn nergens ter wereld discutabele ingrepen in tegenstelling tot symfysiotomie.

Tropenartsen zullen vaak de vacuümextractie verkiezen boven de forcipale extractie. De eerste ingreep is immers voor de meer onervarene gemakkelijker aan te leren en te onderwijzen aan paramedici en verloskundigen. De vacuumextractie is minder traumatisch voor de vrouw en leidt dus tot minder bloedverlies. De cup heeft minder ruimte nodig in het bekken dan de forceps en dit is van groot voordeel bij mechanische problemen tijdens de partus. De stand van het hoofd zal bij ‘obstructed labour’ vaak moeilijk zijn te bepalen als gevolg van extreme formatie van een caput succedaneum. Deze stand is voor het plaatsen van een vacuumcup van minder belang dan voor het aanleggen van een forceps. Voor de forceps blijven dan nog slechts als indicatie over: niet vorderende partus bij een aangezichtsligging en problemen met het nakomend hoofd bij een stuitligging.

Wij verschillen met Hebly van mening dat de mislukte vacuümextractie de minst elegante indicatie is voor het verrichten van symfysiotomie. Stelt men de indicatie voor proefvacuümextractie juist, dan zal symfysiotomie bij uitblijven van het gewenste resultaat naar onze ervaring niet mislukken. Het achterwege laten van de proefvacuümextractie zal leiden tot een toename van – soms onnodige – symfysiotomieën.2 De proefvacuümextractie verloopt immers soms verrassend gemakkelijk.

J. van Roosmalen
D. Timmermans
P.E.M. Engelkes
Literatuur
  1. Menticoglou SM. Symphysiotomy for the trapped aftercoming parts of the breech: a review of the literature and a plea for its use. Aust NZ J Obstet Gynaecol 1990; 30: 1-9.

  2. Armon PJ, Philip M. Symphysiotomy and subsequent pregnancy in the Kilimanjaro region,of Tanzania. East Afr Med J 1978; 55: 306-13.