(Spondylo)discitis bij 3 kinderen; differentiaaldiagnose en behandeling

Klinische praktijk
D.M. van Henten
J.E.H. Pruijs
C.D. Scheurer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:2305-8
Abstract

Dames en Heren,

De klinische symptomen van discitis bestaan vaak uit lage rugpijn of pijn in de benen. Kleine kinderen presenteren zich nogal eens met aspecifieke symptomen, waarbij zij bijvoorbeeld weigeren te lopen of te zitten. Daarnaast hebben patiënten soms koorts of een verhoogde bezinkingssnelheid van de erytrocyten. Radiologisch onderzoek laat vernauwing van de tussenwervelruimte zien, al dan niet in combinatie met aantasting van de wervellichamen. Aan de hand van 3 ziektegeschiedenissen demonstreren wij de diversiteit in presentatie en gaan wij in op de diagnostiek en de behandeling van kinderen met dit ziektebeeld.

Patiënt A, een jongen van 4,5 jaar met een blanco voorgeschiedenis, heeft sinds enkele maanden continu aanwezige lage rugpijn, die recentelijk in ernst is toegenomen. Bij lichamelijk onderzoek zien wij een bleek, matig ziek jongetje dat moeite heeft met lopen en zijn rug krampachtig recht houdt. Hij heeft subfebriele temperatuur. De rug is drukpijnlijk in de lumbosacrale…

Auteursinformatie

Kennemer Gasthuis, afd. Kindergeneeskunde, Haarlem.

Mw.D.M.van Henten, assistent-geneeskundige (thans: Universitair Medisch Centrum, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis, Postbus 85.090, 3508 AB Utrecht); mw.C.D.Scheurer, kinderarts.

Universitair Medisch Centrum, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis, afd. Orthopedie, Utrecht.

Dr.J.E.H.Pruijs, orthopedisch chirurg.

Contact mw.D.M.van Henten

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, december 2001,

In hun klinische les geven Van Henten et al. (2001:2305-8) een uitgebreid overzicht van de etiologie, de presentatie en de huidige stand van zaken van de diagnostiek en de behandeling van (spondylo)discitis. Aan de waarde van skeletscintigrafie met technetium gelabelde fosfonaten in het diagnostisch traject van (spondylo)discitis wordt in deze klinische les echter volledig voorbijgegaan. Als nucleair-geneeskundigen denken wij dat dit een omissie is.

Een driefaseskeletscintigram is veelal positief binnen 1-2 dagen na het begin van de eerste symptomen. Het driefaseskeletscintigram laat dan het volgende karakteristieke beeld zien. De perfusiefase, direct na intraveneuze toediening van het radiofarmacon, toont een verhoogde doorbloeding ter plaatse van de aangedane discus. De diffusiefase, zichtbaar gemaakt binnen enkele minuten na de toediening, toont verhoogde wekedelenactiviteit ter plaatse. De derde, late fase, 2,5-3 uur na toediening, kenmerkt zich wederom door verhoogde radiotraceropname in de tussenwervelruimte en tevens in de aangrenzende delen van de belendende wervellichamen. Dat het MRI-onderzoek een belangrijke plaats inneemt in het diagnostische traject van (spondylo)discitis bij kinderen en bovendien een geschikte modaliteit is om de uitbreiding van de ontsteking vast te stellen, staat onomstotelijk vast, maar ook van skeletscintigrafie is de diagnostische waarde voor (spondylo)discitis bewezen.1 Een voordeel van skeletscintigrafie boven MRI bij de hier specifiek beschreven groep van jonge kinderen is bovendien dat er feitelijk nooit sedatie voor nodig is.

Ondanks de evidente plaats van MRI voor de detectie van (spondylo)discitis bij kinderen, maar ook bij adolescenten en volwassenen, is ons inziens het driefaseskeletscintigram een andere geschikte onderzoeksmodaliteit, die een zinvolle bijdrage aan een genuanceerde besluitvorming kan betekenen bij dit probleem. Met de beschikbaarheid van MRI, maar ook van skeletscintigrafie, zijn conventionele röntgenfoto's voor de diagnostiek van (spondylo)discitis in de vroege fase, gezien het grote interval tussen het optreden van de eerste ziekteverschijnselen en het zichtbaar worden van kenmerkende afwijkingen op de foto, feitelijk obsoleet geworden.

V. Bongers
P. de Hooge
Literatuur
  1. Mahboubi S, Morris MC. Imaging of spinal infections in children. Radiol Clin North Am 2001;39:215-22.

Utrecht, januari 2002,

Wij danken de collegae Bongers en De Hooge voor hun commentaar. Er is zeker een plaats voor skeletscintigrafie bij het stellen van de diagnose ‘spondylodiscitis’. De door ons geraadpleegde literatuurstudies geven echter steeds de voorkeur aan MRI-onderzoek.1-3 MRI-beeldvorming geeft duidelijker informatie betreffende de uitbreiding van de (spondylo)discitis en is sensitiever waar het de detectie van vertebrale osteomyelitis betreft. Wij benadrukten reeds het belang van een accurate diagnosestelling ten behoeve van de juiste therapiekeuze.

Overigens is naar onze mening de gewone röntgenfoto een goed diagnosticum in combinatie met het klinische symptoom van fixatie van de rug. De versmalling van de tussenwervelruimte is na 2 weken zichtbaar, het tijdstip waarop de kinderen meestal voor de eerste keer intramuraal gezien worden. Bij kinderen die zich presenteren met pijnklachten zonder veel systemische verschijnselen kan de diagnose met een röntgenfoto worden gesteld.

D.M. van Henten
J.E.H. Pruijs
C.D. Scheurer
Literatuur
  1. Mahboubi S, Morris MC. Imaging of spinal infections in children. Radiol Clin North Am 2001;39:215-22.

  2. Glazer PA, Hu SS. Pediatric spinal infections. Orthop Clin North Am 1996;27:111-23.

  3. Tachdjian G. Pediatric orthopedics. 2nd ed. Philadelphia: Saunders; 1990. p. 2394-5.