Schisis, een voortdurend probleem voor de patiënt?

Klinische praktijk
M.P. van den Berg
J.J. Hage
R.Th.J. Kortekaas
J.J.A.M. Bloem
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:1058-61

Schisis, een spleet van lip, kaak en (of) verhemelte, is een relatief vaak voorkomende, congenitale afwijking, die zowel voor het uiterlijk van de patiënt als voor de functie van mond, keel, neus en oren nadelige gevolgen heeft.

Al enige malen is in dit tijdschrift aandacht besteed aan facetten van de behandeling van schisis.1-6 Er is echter nog nauwelijks besproken wat de moeilijkheden zijn waarmee de schisispatiënt ten gevolge van zijn afwijking te maken kan krijgen. Om hierin meer inzicht te geven willen wij een overzicht presenteren van deze problemen: direct na de geboorte, gedurende de groei en op volwassen leeftijd. Eerst zullen wij enkele epidemiologische gegevens doornemen, de normale en bij schisis afwijkende embryonale ontwikkeling en de mogelijke oorzaken voor het ontstaan van de aandoening.

Epidemiologie

Aangeboren spleten van lip, kaak of verhemelte (cheilo-, gnatho- of palatoschisis) en combinaties hiervan komen in Nederland voor bij 1,4 tot 2,1 per…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Plastische Chirurgie, De Boelelaan 1117, 1081 HV Amsterdam.

Mw.M.P.van den Berg en R.Th.J.Kortekaas, co-assistenten; dr.J.J. Hage, plastisch chirurg.

Academisch Ziekenhuis, afd. Plastische Chirurgie, Maastricht.

Prof.dr.J.J.A.M.Bloem, plastisch chirurg.

Contact dr.J.J.Hage

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, mei 1994,

In het zeer lezenswaardige artikel van Van den Berg et al. wordt terecht aandacht gevraagd voor de moeilijkheden gedurende groei en ontwikkeling bij kinderen met schisis (1994;1058-61). Graag wil ik een kleine aanvulling geven bij een van hun epidemiologische gegevens. De auteurs stellen dat in ongeveer 10% van de gevallen schisis gepaard gaat met een niet-syndroomgebonden aangeboren afwijking en dat schisis voor kan komen bij een groot aantal syndromen.

Shprintzen et al. vonden in een groep van 1000 patiënten met schisis bij 53% een bekend syndroom, of een sequentie of associatie.1 Omdat dit een onderzoek betrof vanuit een gespecialiseerd centrum voor craniofaciale afwijkingen, en dit voor andere grotere onderzoeken ook gold, is vaak gesteld dat deze cijfers een aanzienlijke bias toonden.

Onlangs publiceerden Hofstee et al. de resultaten van een gedetailleerd onderzoek naar bijkomende aangeboren afwijkingen bij alle patiënten (n = 41) met schisis die in 1988-1990 een regionaal schisisteam (Victor Veau Stichting, Hengelo) bezochten.2 Zij vonden bijkomende afwijkingen bij 47% van de patiënten (bij 57,1% van de patiënten met een palatoschisis en bij 40,9% van degenen met een cheilo(gnatho)(palato)schisis). Omdat deze getallen goed overeenkomen met die van Shprintzen et al. en die van andere grotere onderzoeken, en de bias door hun onderzoeksopzet zo gering mogelijk is gehouden, is de betrouwbaarheid van de gegevens uit de grotere onderzoeken toegenomen.3

Deze cijfers ondersteunen de stelling in het artikel van Van den Berg et al. dat bij een pasgeborene met schisis speciale aandacht aan bijkomende afwijkingen besteed behoort te worden.

R.C.M. Hennekam
Literatuur
  1. Shprintzen RJ, Siegel-Sadewitz VL, Amato J, Goldberg B. Anomalies associated with cleft lip, palate, or both. Am J Med Genet 1985;20:585-95.

  2. Hofstee Y, Kors N, Hennekam RCM. Genetic survey of a group of children with clefting: implocations for genetic counseling. Cleft Palate Craniofac J 1993;30:447-51.

  3. Senders C. Editorial comment. Otolaryngol Club J 1994;1:96-8.

M.P.
van den Berg

Amsterdam, juni 1994,

Wij danken collega Hennekam voor zijn aanvulling. Terecht benadrukt hij dat bias op epidemiologische onderzoeken van invloed kan zijn. Ten gevolge van deze bias, alsmede ten gevolge van een verschillende opzet van de diverse onderzoeken, worden zeer uiteenlopende percentages opgegeven voor het vóórkomen van syndroomgebonden schisis,12 en het vóórkomen van additionele congenitale afwijkingen bij schisis.3 Onzes inziens kan niet voldoende worden benadrukt dat er steeds een onderscheid dient te worden gemaakt tussen nevensymptomen van de syndroomgebonden schisis enerzijds en onafhankelijk van de schisis voorkomende, additionele symptomen anderzijds. Dit onderscheid zal ook bijdragen tot de (h)erkenning van dergelijke symptomen in de dagelijkse praktijk.

M.P. van den Berg
J.J. Hage
R.Th.J. Kortekaas
J.J.A.M. Bloem
Literatuur
  1. Jensen BL, Kreiborg S, Fogh-Anderson P. Cleft lip and palate in Denmark, 1976-1981: epidemiology, variability, and early somatic development. Cleft Palate J 1988;25:258-69.

  2. Aabyholm FE. Cleft lip and palate in a Norwegian population. II. A numerical study of 1555 CLP-patients admitted for surgical treatment 1954-75. Scand J Plast Surg 1989;12:35-43.

  3. Cornel MC, Spreen JA, Meyer I, Spauwen PHM, Dhar BK, Kate LP ten. Epidemiologische gegevens over schisis in Noord-Nederland, 1981-1988. [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="1658-62"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992;136:1658-62.[/LITREF]