Rabies bij vleermuizen

Opinie
J. Haagsma
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1894-6

In de middag van zaterdag 30 mei 1987 vond een echtpaar in de omgeving van Rijs (Zuidwest-Friesland) een piepende vleermuis in de begroeiing naast een pad. Bij een poging het diertje weg te laten vliegen, werd de echtgenoot in zijn hand gebeten. Bij toeval ontmoette hij even later een boswachter en deze adviseerde hem voor alle zekerheid de vleermuis op rabies te laten onderzoeken, omdat hij onlangs uit vakliteratuur had vernomen dat vleermuizen soms aan deze ziekte kunnen lijden. De bevinding bij dit onderzoek, uitgevoerd bij het Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI) te Lelystad, was inderdaad positief en daarmee begon een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van rabies in Nederland.

Rabies komt zeer veel voor onder bloedzuigende vleermuizen in Zuid- en Midden-Amerika. Vooral de vampier (Desmodus rotundus) is ervoor verantwoordelijk dat elk jaar tienduizenden runderen aan rabies sterven.1 Insekten- en vruchtenetende vleermuizen zijn in veel mindere mate besmet…

Auteursinformatie

Centraal Diergeneeskundig Instituut, afd. Bacteriologie en Rabies-onderzoek, Edelhertweg 15, 8219 PH Lelystad.

Dr.J.Haagsma, dierenarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Bilthoven, april 1989,

Mede door twee artikelen van collega Haagsma is in dit tijdschrift de aandacht gevestigd op het risico dat men sinds 1987 in Nederland loopt rabies op te doen in het contact met vleermuizen (1987; 1894-6 en 1989; 550-1). Op het laatste artikel, een richtlijn voor de praktijk, is onzes inziens enige aanvulling essentieel. Met name voor de arts die te maken krijgt met een patiënt die met een van rabies verdacht dier in contact is geweest.

De post-expositie-rabiesbehandeling wordt voor Nederland op verzoek van de Geneeskundige Hoofdinspectie (GHI), en met reden, verzorgd door het Rij ksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM).1 De afgelopen jaren werd hierop bij diverse gelegenheden door de Geneeskundige Hoofdinspectie nog eens gewezen, waarbij tevens werd aangegeven hoe de arts zou dienen te handelen.23 Ook in dit tijdschrift verschenen daarover mededelingen.34 Het thans door collega Haagsma gegeven advies de patiënt te verwijzen naar ‘het dichtstbijzijnde vaccinatiecentrum’ biedt kans op verwarring, en verdient derhalve enige verduidelijking.

Voor de praktijk is het volgende van belang. De (huis)arts die te maken krijgt met een patiënt die met een van rabies verdachte vleermuis of ander dier in contact is geweest, wordt geadviseerd over de behandeling nog dezelfde dag contact op te nemen met het RIVM via de telefoon van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC): 030-748888. Deze is de hele week bemand, 24 uur per etmaal, ook in het weekend. Hij/zij moet dan vragen naar ‘de achterwacht’. Aan de hand van de verstrekte en ingewonnen informatie over het voorval wordt dan advies verstrekt over de noodzaak tot een post-expositiebehandeling, de wijze waarop dit dient plaats te vinden, en wat te doen met het verdachte dier (indien bekend en (of) beschikbaar).

Wanneer een behandeling is geïndiceerd, wordt met betrokkene voor meestal nog dezelfde dag, indien noodzakelijk, een afspraak gemaakt op het NVIC (gevestigd in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht). Het spreekt vanzelf dat, ter preventie van deze dodelijke ziekte, men er bij de patiënt zo nodig op zal dienen aan te dringen zich aan de behandeling te onderwerpen, wanneer deze ook maar enigszins geïndiceerd is.

Nadrukkelijk zij hier nog opgemerkt dat de pre-expositie-rabies-vaccinatie niet door het RIVM wordt verricht. Deze kan door de huisarts zelf worden uitgevoerd. Ook kan hij daarvoor verwijzen naar de vaccinatiepolikliniek van de meeste basisgezondheidsdiensten.

H.P. Remmert
H.C. Rümke
T.J.F. Savelkoul
Literatuur
  1. Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid. Rabies. . . of niet? Leidschendam, juli 1976; herziening mei 1984. GHI-Bulletin.

  2. Bijkerk H. Informatie inzake pre-expositie vaccinatie tegen rabies. Brief van Geneeskundige Hoofdinspectie aan huisartsen, specialisten etc. 12 januari 1988 (GHI/INFZ. 166).

  3. Bijkerk H. Informatie inzake rabies bij vleermuizcn. Brief van Geneeskundige Hoofdinspectie aan huisartsen, dierenartsen etc. 10 juni 1987 (GHI/INFZ. 55799). Ook gepubliceerd in [LITREF VOLGNR="02" JAARGANG="1987" PAGINA="1237-8"]Ned Tijdschr Geneeskd 1987; 131: 1237-8.[/LITREF]

  4. Huisman J. Rabies: hoe te handelen in Nederland. [LITREF JAARGANG="1984" PAGINA="1814-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1984; 128: 1814-6.[/LITREF]