Samenvatting
- De frequentst voorkomende psychiatrische ziektebeelden pre en post partum zijn vooral depressie en, in mindere mate, paniekstoornis en psychose.
- Deze ziektebeelden hebben niet alleen negatieve gevolgen voor het welbevinden van de moeder, maar kunnen ook leiden tot obstetrische complicaties en een gestoorde moeder-kindrelatie.
- Daarom is het belangrijk vrouwen met een verhoogd risico op een psychiatrische stoornis te identificeren, bij voorkeur voor of tijdens de zwangerschap.
- De belangrijkste risicofactor is een psychiatrische stoornis in de anamnese. Obstetrische risicofactoren voor een depressie zijn: ongeplande of ongewenste zwangerschap, zwangerschapshypertensie, een spoedsectio-caesarea, en een vroeg ontslag uit het ziekenhuis. Overige factoren zijn: lage sociaal-economische status, recent ‘life event’, negatief zelfbeeld, weinig sociale ondersteuning, immigratie in de laatste 5 jaar, een gevoel van controleverlies tijdens de bevalling, en voedingsproblemen met het kind.
- Voor de behandeling van een zwangere of kraamvrouw met mogelijk een psychiatrische stoornis wordt zij verwezen naar, bij voorkeur, een gecombineerde polikliniek voor psychiatrie en obstetrie dan wel naar een psychiater in een algemeen ziekenhuis, in geval van een zwaarwegende risicofactor zoals een eerder doorgemaakte psychiatrische stoornis (al dan niet in het kraambed), ernstige, actuele psychiatrische symptomen of langdurig gebruik van psychofarmaca.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:294-8
artikel
Tijdens zwangerschap en bevalling vinden aanzienlijke fysieke, psychologische en sociale veranderingen plaats. Deze kunnen gepaard gaan met stress en zowel direct als indirect leiden tot het ontwikkelen van psychiatrische ziekten.1 Het is dan ook niet verwonderlijk dat zwangeren en kraamvrouwen een verhoogd risico hebben op het (opnieuw) krijgen van een psychiatrische stoornis. Een psychiatrische stoornis tijdens de perinatale periode heeft over het algemeen invloed op gevoelens van een moeder jegens haar kind, en daarmee op haar rol als moeder.
Stemmingsstoornissen komen voor bij 1 op de 8 zwangerschappen en zijn daarmee de meest voorkomende psychiatrische stoornissen in de perinatale periode. Een psychose tijdens de zwangerschap of in het kraambed komt daarentegen slechts sporadisch voor (zie verder).2 De kans op een gestoorde interactie tussen moeder en kind is groter bij vrouwen die lijden aan een psychotische stoornis dan bij vrouwen die aan een stemmingsstoornis lijden.3
Psychiatrisch onderzoek wordt in obstetrische settings nauwelijks verricht. Miskenning van psychiatrische stoornissen bij zwangeren en kraamvrouwen gaat gepaard met aanzienlijke risico’s. Gezien het verhoogde risico op psychiatrische stoornissen in de perinatale periode en de gevolgen daarvan voor moeder en pasgeborene, is het van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van zwangerschapswens of zwangerschap het risico op perinatale psychiatrische problemen te identificeren en adviezen te geven over de hantering en de begeleiding ervan.
In dit artikel geven wij een overzicht van psychose en stemmingsstoornissen (depressie en paniekstoornis) tijdens zwangerschap en perinatale periode. Tevens gaan wij in op risicofactoren voor (hernieuwde) psychiatrische problemen tijdens deze periode, indicaties voor verwijzen, en preventieve maatregelen.
ziektebeelden
Psychose
De kans voor een vrouw op het doormaken van een psychotische episode tijdens de zwangerschap of in het kraambed is 1-2 op 1000.4 Veel psychosen ontstaan in het kader van een pre-existente stoornis, zoals schizofrenie of een bipolaire stoornis.5 Met name bij een psychose in het kader van een bipolaire stoornis is een bevalling een luxerende factor.6 Verondersteld wordt dat bij patiënten met schizofrenie de bevalling in mindere mate een risicofactor voor een hernieuwde ziekteperiode is.2 4
Depressieve stoornissen
Veel vrouwen ervaren somberheid in de post-partumperiode, variërend van normale stemmingsvarianten, ook wel de ‘baby blues’ genoemd, tot stemmingsstoornissen zoals depressie. De baby blues of ‘kraamtranen’ komen bij 30-75 van de moeders voor.7 Kraamvrouwen beschrijven dan plotse, kortdurende (minuten tot enkele uren), onverwachte stemmingsveranderingen, gepaard gaande met gespannenheid, irritatie en huilbuien. Over het algemeen zijn deze klachten tijdelijk van aard en verdwijnen ze binnen enkele dagen tot een week, zonder specifieke maatregelen. Daarentegen maakt 12 van de zwangere vrouwen en 13 van de kraamvrouwen een ernstige depressieve episode door.8 Vaak worden depressieve klachten zoals slaapproblemen aan een normale zwangerschap toegeschreven. Hierdoor wordt depressie als ziektebeeld in deze periode vaak niet onderkend.
Paniekstoornis
Paniekstoornis heeft een ‘lifetime’-prevalentie van ongeveer 5. Er is weinig bekend over de prevalentie en het beloop ervan tijdens de zwangerschap en de post-partumperiode. In een recent longitudinaal onderzoek onder 8323 zwangere vrouwen uit de algemene bevolking stelde men bij 21 klinisch relevante symptomen van angst vast.9
Ongeveer 40 van de vrouwen met een paniekstoornis ervaart vaak somberheid en eenzelfde percentage van de vrouwen met een depressie heeft tevens paniekaanvallen. Zwangerschap heeft een wisselende invloed op het beloop van een paniekstoornis. De post-partumperiode blijkt een periode te zijn waarin vrouwen die bekend zijn wegens paniekstoornis het risico lopen om recidieven te krijgen.10
De paniekstoornis wordt, behalve door paniekaanvallen, gekenmerkt door gespannenheid en angst tussen de aanvallen door. Klachten als misselijkheid, tintelende vingers en ‘sterretjes zien’ kunnen aangezien worden voor symptomen van pre-eclampsie, terwijl het gaat om symptomen van een paniekaanval.
risicofactoren
Aangezien een psychiatrische stoornis post partum belangrijke consequenties kan hebben voor moeder en kind, is het belangrijk deze aandoening of het risico hierop vroegtijdig te herkennen en zo mogelijk te behandelen. Vroegtijdige herkenning van een post-partumdepressie is moeilijk, omdat slechts een klein deel (20) van de patiënten hulp zoekt.11 Daarnaast wordt de aandoening bij de helft van de hulpzoekende patiënten niet herkend. Van degenen bij wie de diagnose wel wordt gesteld en bij wie behandeling volgt, komt 30 follow-upafspraken niet na.12 Om te voorkomen dat jonge moeders met een psychiatrische aandoening te lang onbehandeld blijven, moet de stoornis tijdig worden geïdentificeerd. Alert zijn op de symptomen en risicofactoren voor het ontstaan van een psychiatrische stoornis post partum kan vroege opsporing van psychiatrische ziektebeelden bevorderen.
Psychose
De aanwezigheid van bipolaire stoornissen in de voorgeschiedenis of in de familie van een vrouw is de belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een psychotische stoornis.2 Vrouwen die bekend zijn wegens een bipolaire stoornis hebben een risico van 1-2 op 5 (in plaats van 1-2 op 1000 in de algemene populatie) op een psychose in het kraambed. Dit hoge risico geldt ook voor kraamvrouwen met een blanco psychiatrische voorgeschiedenis, maar een belaste familieanamnese voor bipolaire stoornissen bij eerstegraadsfamilieleden.2 Het vóórkomen van een psychose in de voorgeschiedenis draagt op zich bij aan een hoger risico voor herhaling ervan in het kraambed.13 Voor psychotische stoornissen in het kraambed is een recidiefkans tot 75-80 bij een volgende zwangerschap beschreven.14
Obstetrische risicofactoren voor post-partumpsychose zijn: primigraviditeit, het doormaken van een spoedsectio-caesarea en perinatale sterfte van het kind.4 13 Ook zijn er aanwijzingen dat een langdurige, nachtelijke bevalling (met als gevolg oververmoeidheid) een risicofactor is voor het ontstaan van een kraambedpsychose.15
Overige risicofactoren voor post-partumpsychose zijn: het ontbreken van een partner door scheiding of weduwschap en gebrek aan sociale steun.4 16 In India is het een risicofactor als de baby van het vrouwelijk geslacht is.13
Depressie
Een belangrijke psychiatrische risicofactor voor het ontstaan van een post-partumdepressie is de aanwezigheid van stemmingsstoornissen in de voorgeschiedenis. Na het doormaken van een depressieve stoornis tijdens het kraambed is de kans op een recidief bij een volgend kraambed 25-30.14 Daarnaast zijn de volgende factoren van invloed: de aanwezigheid van stemmingsstoornissen bij eerstegraadsfamilieleden en symptomen van depressie tijdens de zwangerschap.2 17
Onderzoeken naar obstetrische risicofactoren geven wisselende resultaten. Er zijn aanwijzingen dat de volgende factoren een rol spelen bij het ontstaan van een depressie: ongeplande of ongewenste zwangerschap, zwangerschapshypertensie, ontslag uit het ziekenhuis, terwijl patiënte daar naar eigen mening nog niet aan toe is, ontevredenheid over het voedingsadvies van de behandelaar of over het niet op gang komen van borstvoeding, en een gevoel van controleverlies tijdens de bevalling.18 Ook vrouwen die bevallen zijn door middel van een spoedsectio-caesarea hebben een verhoogde kans op een post-partumdepressie.19 Andere studies toonden geen verband aan tussen obstetrische complicaties en depressie.20 21
Overige, met name psychosociale, risicofactoren spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van depressie tijdens en na de zwangerschap: geringe sociale steun, lage zelfwaardering, alleenstaande burgerlijke status en een lage socio-economische status. Naast bevalling zijn recente ‘life events’, zoals gezondheidsproblemen, relationele problemen en immigratie in de laatste 5 jaar, van belang (tabel).18 21
Paniekstoornis
Voor het ontstaan van een paniekstoornis tijdens of na de zwangerschap zijn, behoudens het hebben van een pre-existente paniekstoornis, geen risicofactoren bekend.10
verwijzen
Gezien de hoge prevalentie van psychiatrische ziektebeelden tijdens zwangerschap en in de perinatale periode, en de gevolgen daarvan voor moeder en kind, doen wij een aantal aanbevelingen aan huisartsen, verloskundigen, gynaecologen en psychiaters.
De clinicus die zorg draagt voor de begeleiding van de zwangere of kraamvrouw moet naast het monitoren van actuele psychiatrische problemen een eerste inschatting maken van verhoogd risico op het (opnieuw) krijgen van een psychiatrische aandoening. Gezien de beschikbare gegevens is het niet mogelijk een exacte weging te maken van elke afzonderlijke risicofactor. Het blijft een inschatting die de clinicus per patiënt moet maken. Symptomen van depressie en paniekstoornis kunnen in kaart worden gebracht met de ‘Hospital anxiety and depression scale’.23 Voor het vaststellen van een psychose bestaat geen door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst.
Ons advies is om een zwangere vrouw of kraamvrouw te verwijzen naar, bij voorkeur, een gecombineerde polikliniek voor psychiatrie en obstetrie, dan wel naar een psychiater werkzaam in een algemeen ziekenhuis in geval van een zwaarwegende risicofactor, zoals een eerder doorgemaakte psychiatrische stoornis (al dan niet in het kraambed) of ernstige actuele psychiatrische symptomen. Langdurig psychofarmacagebruik is daarnaast ook een goede reden voor verwijzing: men kan dan nagaan of er een indicatie bestaat voor gebruik in dezelfde dosis, voor een eventuele verandering van de dosis gedurende de zwangerschap (bijvoorbeeld lithium) of voor een combinatie van psychofarmaca; ook kan men bekijken welk medicament kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap en bij een eventuele wens om borstvoeding te geven. In geval van een aantal minder zwaarwegende risicofactoren, zoals een recente immigratie met gering steunsysteem, een ongeplande zwangerschap, en actuele, ernstige moeheidsklachten, is extra oplettendheid en, zo nodig, verwijzing geïndiceerd. Op de multidisciplinaire polikliniek van gynaecoloog, kinderarts en psychiater wordt een advies gegeven voor verdere controles in de periode voor en rond de bevalling en het kraambed. Als de patiënt al in psychiatrische behandeling is, worden adviezen gegeven aan de verwijzend behandelaar.
Het opstellen van een noodplan kan onderdeel van een psychiatrisch advies zijn. Een dergelijk plan kan beschrijven hoe er ingegrepen kan worden bij het plots optreden van een hernieuwde psychose en hoe een eventuele herhaling van een langdurige bevalling kan worden voorkomen, door bijvoorbeeld een tijdslimiet voor de duur van de bevalling af te spreken, en hoe de bevalling dragelijker gemaakt kan worden door bijvoorbeeld adequate pijnstilling te geven. Herkenning van vroege symptomen van bijvoorbeeld depressieve decompensatie (zoals aanhoudende sombere stemming, emotionele labiliteit, slapeloosheid en angst) leidt dan tot snel, voorspelbaar en effectief handelen.24
Indien te verwachten is dat bevalling en kraambed met ernstige problemen gepaard zullen gaan, en in het geval van psychofarmacagebruik tijdens de zwangerschap, adviseren wij voor de perinatale, psychiatrische en obstetrische zorg een klinisch kraambed. De patiënte verblijft in dat geval gedurende de perinatale periode in het ziekenhuis, zodat de omgang van de moeder met de pasgeborene geobserveerd kan worden en zij daarbij steun kan ontvangen. Daarnaast kunnen eventuele effecten van psychofarmacagebruik op de neonaat beoordeeld worden.
preventie
Indien een patiënte eerder een psychiatrische stoornis post partum heeft doorgemaakt, moet men, gezien de hoge recidiefkans, overwegen of bij een volgende zwangerschap profylactische behandeling zinvol is.
Er zijn slechts twee onderzoeken naar farmacotherapie ter preventie van postnatale depressie beschreven. In het ene was er geen statistisch significant verschil tussen placebobehandeling en behandeling met nortriptyline,25 in het andere was er wel een statistisch significante reductie bij behandeling met sertraline in vergelijking met placebo.26
Er is geen bewijs dat preventieve psychologische interventie (zoals interpersoonlijke psychotherapie) het risico op post-partumdepressie kan verkleinen.27 Een meta-analyse waarin niet-psychofarmacologische, biologische interventies, zoals behandelingen met progestagenen of levothyroxine, werden getoetst op effectieve preventie van post-partumdepressie gaf geen statistisch significante resultaten.28
Indien er een indicatie bestaat om een zwangere profylactisch medicamenteus te behandelen, moet men zich afvragen of blootstelling aan de medicatie opweegt tegen ‘blootstelling’ aan de ziekte. In recente onderzoeken naar de veiligheid van het gebruik van psychofarmaca tijdens de zwangerschap was er voor antipsychotica (zowel typische als atypische) en moderne, selectief werkende antidepressiva geen verhoogd risico op congenitale afwijkingen.29-31 Er moet echter wel rekening gehouden worden met andere mogelijke effecten van psychofarmaca op de pasgeborene, zoals onthoudingsverschijnselen, het ‘floppy infant syndrome’ en extrapiramidale stoornissen.32
Psychofarmacologische behandeling van zwangeren met een bipolaire stoornis is gecompliceerd en vereist actuele kennis van zaken.33
Multidisciplinaire benadering
Vroegtijdige identificatie van risicofactoren door een multidisciplinaire benadering kan leiden tot een adequate, tijdige interventie en vervolgens tot het toepassen van preventieve maatregelen. Hiermee kan men post-partumdecompensatie voorkomen, en daarmee ingrijpende gevolgen beperken. In het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam heeft men met een dergelijk expertisecentrum voor psychiatrie, obstetrie en pediatrie goede ervaring opgedaan. Dit expertisecentrum is bedoeld ter ondersteuning van de eerste en, zo nodig, tweede lijn en bestaat uit drie voorzieningen. Op een website zal informatie beschikbaar komen voor verloskundigen, huisartsen en specialisten buiten het centrum. Daarnaast is er een poliklinische voorziening waar de zwangere of kraamvrouw op een gezamenlijk spreekuur van psychiater, gynaecoloog en kinderarts gezien kan worden. Tenslotte is er een multidisciplinaire, klinische voorziening waar (aanstaande) moeders met een indicatie voor een klinisch kraambed kunnen verblijven.
conclusie
Psychiatrische aandoeningen komen frequent voor bij zwangeren en kraamvrouwen, hebben een hoge recidiefkans en worden over het algemeen onderbehandeld. Er zijn psychiatrische, obstetrische en psychosociale risicofactoren voor het ontstaan van een psychiatrische stoornis tijdens de zwangerschap of in het kraambed. Het is echter moeilijk deze te kwantificeren, zodat de behandelaar per patiënt het risico op psychiatrische decompensatie moet schatten.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Literatuur
Stocky A, Lynch J. Acute psychiatric disturbance in pregnancy and the puerperium. Baillieres Best Pract Res Clin Obstet Gynaecol. 2000;14:73-87.
Klompenhouwer JL, Hulst AM van. Psychiatrische stoornissen bij kraamvrouwen. Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:1009-14.
Riordan D, Appleby L, Faragher B. Mother-infant interaction in post-partum woman with schizophrenia and affective disorders. Psychol Med. 1999;29:991-5.
Kendell RE, Chalmers JC, Platz C. Epidemiology of puerperal psychosis. Br J Psychiatry. 1987;150:662-73.
Kumar R, Marks M, Platz C, Yoshida K. Clinical survey of a psychiatric mother and baby unit: characteristics of 100 consecutive admissions. J Affect Disord. 1995;33:11-22.
Chaudron LH, Pies RW. The relationship between postpartum psychosis and bipolar disorder. J Clin Psychiatry. 2003;64:1284-92.
Seyfried LS, Marcus SM. Postpartum mood disorders. Int Rev Psychiatry. 2003;15:231-42.
Bennett HA, Einarson A, Taddio A, Koren G, Einarson TR. Prevalence of depression during pregnancy: systematic review. Obstet Gynecol. 2004;103:698-709.
Heron J, O’Connor TG, Evans J, Golding J, Glover V. The course of anxiety and depression through pregnancy and the postpartum in a community sample. The ALSPAC Study Team. J Affect Disord. 2004;80:65-73.
Cohen LS, Sichel DA, Dimmock JA, Rosenbaum JF. Impact of pregnancy on panic disorder: a case series. J Clin Psychiatry. 1994;55:284-8.
Marcus SM, Flynn HA, Blow FC, Barry KL. Depressive symptoms among pregnant women screened in obstetrics settings. J Womens Health. 2003;12:373-80.
Appleby L, Fox H, Shaw M, Kumar R. The psychiatrist in the obstetric unit. Establishing a liaison service. Br J Psychiatry. 1989;154:510-5.
Singh T, Kaur V. Puerperal psychosis – analysis of 35 cases. J Indian Med Assoc. 2000;98:217-8.
Garfield P, Kent A, Paykel ES, Creighton FJ, Jacobson RR. Outcome of postpartum disorders: a 10 year follow-up of hospital admissions. Acta Psychiatr Scand. 2004;109:434-9.
Sharma V, Smith A, Khan M. The relationship between duration of labour, time of delivery, and puerperal psychosis. J Affect Disord. 2004;83:215-20.
Terp IM, Engholm G, Moller H, Mortensen PB. A follow-up study of postpartum psychoses: prognosis and risk factors for readmission. Acta Psychiatr Scand. 1999;100:40-6.
Robertson E, Grace S, Wallington T, Stewart DE. Antenatal risk factors for postpartum depression: a synthesis of recent literature. Gen Hosp Psychiatry. 2004;26:289-95.
Dennis CL, Janssen PA, Singer J. Identifying woman at-risk for postpartum depression in the immediate postpartum period. Acta Psychiatr Scand. 2004;110:338-46.
Koo V, Lynch J, Cooper S. Risk of postnatal depression after emergency delivery. J Obstet Gynaecol Res. 2003;29:246-50.
Nielsen Forman D, Videbech P, Hedegaard M, Dalby Salvig J, Secher NL. Postpartum depression: identification of woman at risk. BJOG. 2000;107:1210-7.
Johnstone SJ, Boyce PM, Hickey AR, Morris-Yatees AD, Harris MG. Obstetric risk factors for postnatal depression in urban and rural community samples. Aust N Z J Psychiatry. 2001;35:69-74.
Beck CT. Predictors of postpartum depression: an update. Nurs Res. 2001;50:275-85.
Herrmann C. International experiences with the Hospital Anxiety and Depression Scale – a review of validation data and clinical results. J Psychosom Res. 1997;42:17-41.
Hofman A, Honig A, Witt A de. Gebruik van een ‘noodplan’ bij de behandeling van patiënten met een recidiverende uni- of bipolaire stemmingsstoornis. Tijdschr Psychiatr. 1996;8:609-15.
Wisner KL, Perel JM, Peindl KS, Hanusa BH, Findling RL, Rapport D. Prevention of recurrent postpartum depression: a randomized clinical trial. J Clin Psychiatry. 2001;62:82-6.
Wisner KL, Perel JM, Peindl KS, Hanusa BH, Piontek CM, Findling RL. Prevention of postpartum depression: a pilot randomized clinical trial. Am J Psychiatry. 2004;161:1290-2.
Dennis CL. Psychosocial and psychological interventions for prevention of postnatal depression: systematic review. BMJ. 2005;331:15.
Dennis CL. Preventing postpartum depression part I: a review of biological interventions. Can J Psychiatry. 2004;49:467-75.
Diav-Citrin O, Shechtman S, Ornoy S, Arnon J, Schaefer C, Garbis H, et al. Safety of haloperidol and penfluridol in pregnancy: a multicenter, prospective, controlled study. J Clin Psychiatry. 2005;66:317-22.
McKenna K, Koren G, Tetelbaum M, Wilton M, Shakir S, Diav-Citrin O, et al. Pregnancy outcome of women using atypical antipsychotic drugs: a prospective comparative study. J Clin Psychiatry. 2005;66:444-9.
Einarson TR, Einarson A. Newer antidepressants in pregnancy and rates of major malformations: a meta-analysis of prospective comparative studies. Pharmacoepidemiol Drug Saf. 2005;14:823-7.
Garbis-Berkvens JM, Stricker BHCh, Zijden WA van der. Neurologische verschijnselen bij pasgeborenen als gevolg van het gebruik van psychofarmaca in de zwangerschap. Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1885-7.
Knoppert-Klein EA van der, Kolling P, Gent EM van, Kamp IL van. Consequenties van een bipolaire stoornis en gebruik van stemmingsstabilisatoren voor het beleid rond zwangerschap. Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:1960-5.
(Geen onderwerp)
Groningen, maart 2006,
Graag willen wij enkele kanttekeningen maken bij het artikel van Wewerinke et al. (2006:294-8).
Een recente systematische review van Gavin et al. over de prevalentie van depressie tijdens de zwangerschap en in de post-partumperiode laat geen hogere prevalentie zien in deze perioden in vergelijking met vrouwen buiten deze perioden.1 De puntprevalentie van depressie bedraagt 3,8% (95%-BI: 1,0-12,0) in het eerste trimester, 4,9% (3,1-7,4) in het tweede trimester, 3,1% (1,1-8,1) in het derde trimester en 4,7% (3,6-6,1) in de derde maand post partum. De normale prevalentie van depressie bedraagt 5-6%. Opgemerkt wordt dat de spreiding in de studies aanzienlijk is.1 In het artikel van Wewerinke et al. wordt een prevalentie genoemd van rond de 12% tijdens en na de zwangerschap. Dit percentage zal gebaseerd zijn op de gecombineerde uitkomstmaat ‘prevalentie van ernstige of lichte depressie’. Deze prevalentie ligt ook in de studie van Gavin et al. in deze orde van grootte, namelijk rond de 10%.1
Het tijdig opsporen van depressie bij de moeder tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode is voor zowel het kind als de moeder van groot belang. Hiervoor zou bijvoorbeeld de ‘Edinburgh postnatal depression scale’ gebruikt kunnen worden als eerste screeningsmethode. Deze is ook goed gevalideerd voor het opsporen van een post-partumdepressie.2
Het artikel van Wewerinke et al. doet vóórkomen alsof depressie tijdens de zwangerschap en postnataal vaker voorkomt. De resultaten van Gavin et al. relativeren dit en wijzen erop dat het allerminst zeker is dat depressie werkelijk vaker voorkomt tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode dan in de perioden daarbuiten.
Gavin NI, Gaynes BN, Lohr KN, Meltzer-Brody S, Gartlehner G, Swinson T. Perinatal depression: a systematic review of prevalence and incidence. Obstet Gynecol. 2005;106(5 Pt 1):1071-83.
Pop VJ, Komproe IH, Son MJ van. Characteristics of the Edinburgh Post Natal Depression Scale in the Netherlands. J Affect Disord. 1992;26:105-10.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, maart 2006,
Paalvast et al. betwijfelen of depressie vaker voorkomt tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode ten opzichte van de perioden daarbuiten, waarbij zij zich baseren op een recente systematische review van Gavin et al. Het door ons geciteerde percentage is gebaseerd op een systematische review uit 2004 van Bennett et al.1 Zoals Paalvast et al. aangeven, zijn de data uit de door hen aangehaalde publicatie verre van hard te noemen door enerzijds het beperkte aantal studies en anderzijds de grote spreiding in de gevonden percentages. Vooral studies die een onderscheid maken tussen lichte en ernstige depressie zijn klein in aantal. Daarbij is de vraag hoe klinisch relevant dit onderscheid is; alle criteria voor beide diagnosen zijn gelijk behoudens het aantal symptomen van depressie. Dit aantal bedraagt 2-4 voor lichte en ≥5 voor ernstige depressie.2 Ter illustratie van de grote spreiding in de gevonden percentages worden in een recent onderzoek van Gordon et al.,3 waarbij meer dan 4000 zwangeren en jonge moeders werden gescreend op depressie, percentages van depressie beschreven van 11,1 in het laatste trimester en 7,3 tot 6 weken post partum. Gavin et al. rapporteerden over deze perioden 4,7 respectievelijk 5,7% voor ernstige depressie en 8,5 respectievelijk 10% voor de combinatie van lichte en ernstige depressie. Overigens citeren Gordon et al. een op literatuur gebaseerd hoger percentage voor depressie tijdens zwangerschap (13-18) dan wij hebben vermeld in ons artikel. Al met al lijken de door ons gegeven percentages van 12-13 een reële weergave van de huidige stand van zaken.
Gordon et al. hanteerden als screeningslijst de ‘Edinburgh postnatal depression scale’, die Paalvast et al. in hun brief ook aanraden als screeningsinstrument. De reden dat wij de ‘Hospital anxiety and depression scale’ gebruiken als screeningsinstrument is om, behalve depressie, ook angststoornissen op te sporen. Zeker ook angststoornissen worden tijdens een zwangerschap en na een bevalling vaak miskend.
Bennett HA, Einarson A, Taddio A, Koren G, Einarson TR. Prevalence of depression during pregnancy: a systematic review. Obstet Gynecol. 2004;103:698-709.
American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders DSM-IV. 4th ed. Washington: APA; 1994.
Gordon TE, Cardone IA, Kim JJ, Gordon SM, Silver RK. Universal perinatal depression screening in an academic medical center. Obstet Gynecol. 2006;107(2 Pt 1):342-7.