Preventie van psychiatrische stoornissen

Klinische praktijk
A.T.F. Beekman
P. Cuijpers
H.W.J. van Marwijk
F. Smit
R.A. Schoevers
C. Hosman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:419-23
Abstract

Samenvatting

- Wereldwijd lijden ongeveer 450 miljoen mensen aan psychiatrische stoornissen. Beperkingen en handicaps worden vooral veroorzaakt door unipolaire depressie, overmatig alcoholgebruik, schizofrenie en bipolaire stoornis. De verwachting is dat het belang van psychiatrische stoornissen voor de volksgezondheid de komende decennia toeneemt.

- Psychiatrische stoornissen veroorzaken veel sterfte, verwoesten de levens van zowel patiënten als hun naasten, hebben verstrekkende economische gevolgen en zijn vaak verweven met lichamelijke ziekte.

- De vorderingen op het gebied van behandeling zijn indrukwekkend, maar kunnen slechts een beperkt effect hebben op de volksgezondheidsgevolgen van psychiatrische stoornissen.

- De incidentie van stoornissen kan met ruim een kwart worden verlaagd. De sterkste effecten werden gezien bij depressieve stoornissen, geïndiceerde preventie en bij gebruik van cognitieve therapie. Ook geïndiceerde preventie van psychotische stoornissen is aangetoond effectief. Debriefing bij posttraumatische stressstoornis is niet effectief. De effectiviteit van universele preventie is niet onderzocht.

- Er zijn onvoldoende gegevens om te komen tot evidence-based richtlijnen voor preventie van psychiatrische stoornissen.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:419-23

Auteursinformatie

VU Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Huisartsgeneeskunde: hr.dr.H.W.J.van Marwijk, huisarts.

Vrije Universiteit, afd. Klinische Psychologie, Amsterdam.

Hr.prof.dr.P.Cuijpers, klinisch psycholoog; hr.F.Smit, methodoloog (beiden tevens: Trimbos-instituut, Utrecht).

Mentrum GGZ Amsterdam, Amsterdam.

Hr.R.A.Schoevers, psychiater.

Radboud Universiteit, afd. Klinische Psychologie, Nijmegen.

Hr.prof.dr.C.Hosman, klinisch psycholoog.

Contact Afd. Psychiatrie: hr.prof.dr.A.T.F.Beekman, psychiater (aartjanb@ggzba.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.L.M.
van der Beek

Eindhoven, mei 2006,

Vele jaren heb ik zelf met de kwestie van de preventie van psychiatrische stoornissen geworsteld, totdat ik onder andere naar aanleiding van mijn promotieonderzoek over patiëntenvoorlichting mij realiseerde dat de hele denkwijze die in het artikel van collega’s Beekman et al. (2006:419-23) naar voren wordt gebracht eigenlijk verkeerd is.1

Wanneer wij kijken naar preventie van somatische ziekten, weet iedereen dat verreweg de grootste preventieve resultaten zijn gescoord door te zorgen voor goed drinkwater en veilig voedsel. Suppletie van diverse stoffen zoals vitaminen voorkomen veel somatische ziekten en de preventie van een carcinoom is verreweg het meest gebaat bij een antirokenactie, waarbij artsen nauwelijks een rol spelen. De cijfers hebben het over ‘evidence-based richtlijnen’, en wij denken dan toch weer aan artsen, maar die spelen bij de preventie van ziekte geen enkele rol. Als het gaat om preventie bij psychische stoornissen, is het evident dat bijvoorbeeld bestrijding van alcoholisme buitengewoon belangrijk is (zowel voor het voorkómen van alcoholdementie als van huiselijk geweld).

Het is bekend dat depressies meer voorkomen in wijken met slechte sociale netwerken en armoede, zodat vanuit preventieoverwegingen ook daarnaar gekeken zou moeten worden. Er zijn overtuigende studies waaruit blijkt dat een goed sociaal beleid in een bedrijf leidt tot minder ziekteverzuim. Wanneer men nog echt iets wil doen aan preventie, zou men kunnen nadenken over een proef bij de City Bank of Chicago, die al zijn werknemers ieder halfjaar een klein formuliertje liet invullen waaruit geconcludeerd kon worden of er een depressie dreigde, zodat men vroegtijdig doorgestuurd kon worden naar de behandelende sector. Naar wij begrepen leidde deze werkwijze tot een daling van ziekteverzuim.

Dit type denken biedt veel meer openingen dan het model van Beekman et al.

J.L.M. van der Beek
Literatuur
  1. Beek JLM van der. Voorlichting aan depressieve patiënten en hun familieleden. Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht; 1997.

Amsterdam, mei 2006,

Collega Van der Beek stelt een aantal gevoelige vragen rondom preventie. Op basis van een proefschrift over patiëntenvoorlichting en dingen die algemeen bekend zouden zijn, heeft hij zich een oordeel gevormd. In het veld houdt men er echter andere opvattingen op na. Preventie is een serieuze en geprofessionaliseerde aangelegenheid geworden. Net als in de rest van de gezondheidszorg streeft men ernaar om het handelen te baseren op resultaten van empirisch onderzoek. Het streven naar evidence-based richtlijnen voor preventie of behandeling is niet voorbehouden aan artsen, zoals Van der Beek suggereert. Gelukkig is het zo dat alle betrokken partijen streven naar een preventiepraktijk die goed geworteld is in empirische evidentie.

Van der Beek noemt voorts een aantal voorbeelden van wat wij universele preventie noemen. Zoals in het artikel beschreven is, denken wij ook dat universele preventie een belangrijke rol zou kunnen spelen bij de preventie van psychiatrische stoornissen. De effecten van universele preventie laten zich echter niet of maar heel moeilijk onderzoeken. In ons artikel stellen wij vast dat er voldoende onderzoek is om te concluderen dat preventie van psychiatrische stoornissen niet alleen nodig en nuttig is, maar dat de beschikbare interventies ook effectief zijn. Er is echter te weinig onderzoek om al tot richtlijnen te kunnen komen. Tussen de regels door lijkt het alsof Van der Beek het op de meeste punten met ons eens zou moeten zijn, hetgeen echter in tegenspraak is met de toon van zijn brief.

A.T.F. Beekman