Prevalentie, opsporing en behandeling van hypertensie in Lelystad (1982-1984); is de 'regel van de helften' nog steeds van toepassing?

Onderzoek
J.M.L. van Loo
A.J.M. Drenthen
P.G.M. Peer
Th.A. Thien
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:624-7
Abstract

Samenvatting

In de periode 1982-1984 zijn bij in totaal 6013 inwoners van Lelystad van 20-49 jaar zes bloeddrukmetingen verricht en werden anamnestische gegevens verkregen over hypertensie(behandeling). Beschreven wordt in hoeverre de ‘regel van de helften’ nog steeds geldt. Op basis van de zesde, meest gunstige, meting heeft 5,6 van de deelnemers (mannen: 7,6; vrouwen: 3,8) hypertensie. Hypertensie is gedefinieerd als: volgens meting hypertensie (WHO-classificatie) en (of) onder behandeling voor hypertensie. Drie kwart van degenen met hypertensie (mannen: 64; vrouwen 88) blijkt een bekende hypertensie te hebben. Van de personen met een bekende hypertensie is bijna 40 (mannen: 30; vrouwen: 50) onder behandeling wegens hypertensie. De helft van de onder behandeling zijnde mannen en vrouwen heeft volgens onze meting weer hypertensie.

Concluderend kan worden gesteld dat ten opzichte van de regel van de helften in de opsporing van hypertensie vooruitgang is geboekt, het therapiebeleid met name bij mannen hierbij achterloopt en de doeltreffendheid van de behandeling niet is veranderd bij personen van 20-49 jaar.

Auteursinformatie

Katholieke Universiteit, Instituut voor Sociale Geneeskunde, Verlengde Groenestraat 75, 6525 EJ Nijmegen.

J.M.L.van Loo; drs.A.J.M.Drenthen, socioloog; drs.P.G.M.Peer, statisticus.

St. Radboudziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, Nijmegen.

Dr.Th.A.Thien, internist.

Contact J.M.L.van Loo

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met belangstelling las ik het artikel van collega Van Loo et al. (1987;624-7). Het is goed om door middel van nieuw onderzoek een algemeen aanvaarde vuistregel zoals ‘de regel van de helften’ te controleren op zijn actualiteitswaarde. Ik wil evenwel bij dit overigens zeer lezenswaardige artikel enige kanttekeningen maken. De auteurs verstaan onder personen met hypertensie zowel degenen die onder behandeling zijn wegens hypertensie, alsook personen bij wie bij de zesde meting in één sessie een verhoogde bloeddruk werd gevonden. Hoewel dit laatste criterium afwijkt van het advies van de Gezondheidsraad uit 1983 (het gemiddelde van de tweede en derde meting op verschillende tijdstippen), lijkt het vrij betrouwbaar. De conclusie echter, dat er ten opzichte van de regel van de helften in de opsporing van hypertensie vooruitgang is geboekt, wil ik ter discussie stellen. In zowel Nederlandse als buitenlandse onderzoeken worden verschillende percentages gevonden voor personen met een verhoogde bloeddruk bij wie nog geen hypertensie was vastgesteld. De meeste percentages schommelen inderdaad rond de 50 die Bannan et al. ook noemen in hun artikel, overigens zonder verwijzing naar andere literatuur of eigen onderzoek.1 Opgemerkt dient te worden dat het hierbij meestal gaat om een éénmaal gemeten verhoogde bloeddruk, wat uiteraard iets anders is dan de diagnose hypertensie. In deze onderzoeken blijkt dat ongeveer één derde van de personen met een verhoogde bloeddruk geen hypertensie bleek te hebben.2 Corrigeren we nu het percentage van 50 met dit gegeven, dan blijkt dat – na het uitsluiten van de personen bij wie wel éénmaal een verhoogde bloeddruk werd gemeten, maar bij wie de diagnose hypertensie niet gesteld kon worden – niet de helft, maar drie kwart van de personen bij wie tijdens de onderzoeken hypertensie werd vastgesteld, reeds bekend was met deze diagnose (figuur). Dit komt dus overeen met de bevindingen van Van Loo et al. Er is dus niet aangetoond dat er vooruitgang is geboekt bij de opsporing van hypertensie. Wel dat men ten opzichte van ‘vuistregels’ kritisch dient te blijven.

H.J.
van Duijn

Katwijk, juni 1987,

Een uitgebreidere literatuurlijst is op aanvraag verkrijgbaar bij de vakgroep huisartsgeneeskunde van de RU Leiden, Postbus 9605, 2300 RC Leiden.

H.J. van Duijn
Literatuur
  1. Bannan LT, Beevers DG, Jackson SHD. Detecting hypertensive patients. Br Med J 1981; i: 1211-3.

  2. Kochar MS, !tskovitz HD, Panagis C. Hypertension control among patients referred by a community blood pressure screening program. J Chron Dis 1979; 32: 493-7.

J.M.L.
van Loo

Nijmegen, juli 1987,

Ik ben Van Duijn erkentelijk voor zijn kritische beschouwing van de ‘regel van de helften’. Het commentaar doet evenwel geen afbreuk aan de uiteindelijke boodschap van het artikel, dat in de toekomst (nog) veel vooruitgang is te boeken met betrekking tot de opsporing en (doeltreffende) behandeling van hypertensie bij personen van 20-49 jaar, al dan niet gerelateerd aan de ‘regel van de helften’.

J.M.L. van Loo