Morbiditeit en sterfte als gevolg van ecstacygebruik

Klinische praktijk
R.A. de Man
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:1850-5

Ecstacy (methyleendioxymetamfetamine (MDMA)) brengt bij gebruikers hevige emoties teweeg. Reeds in 1991 werden door Van Brussel in dit tijdschrift kanttekeningen geplaatst bij het veilige imago van ecstacy, vooral omdat de combinatie van ‘amfetaminederivaat’ en ‘veilig drugsgebruik’ een contradictio in terminis lijkt.1 Politieke initiatieven tot legalisering van MDMA-gebruik wisselen af met bestuurlijke initiatieven om tot een betere registratie van ongevallen te komen.23 Onduidelijk is soms in deze discussie wat er op dit moment reeds bekend is over de pathofysiologie van MDMA-gebruik en in hoeverre er ten aanzien van de toxiciteit betrouwbare epidemiologische gegevens voorhanden zijn op grond waarvan beleid geformuleerd kan worden.

In dit artikel wordt ingegaan op het werkingsmechanisme van MDMA en de bijwerkingen van het gebruik van MDMA zoals gerapporteerd in de medische literatuur. MDMA zullen wij hier beschouwen als een geneesmiddel met een bepaalde indicatie en werking en met bepaalde bijwerkingen.

Stof en werkingsmechanisme

Het…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Inwendige Geneeskunde II, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Dr.R.A.de Man, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.H.H.
Mannaerts

Amsterdam, oktober 1994,

Met belangstelling lazen wij het artikel van De Man (1994;1850-5). Hij stelt dat er eigenlijk geen gegevens zijn over het vóórkomen van ecstacy-intoxicatie in zijn algemeenheid en over het aantal patiënten dat zich meldt op een eerstehulpafdeling en hun symptomen.

Wat betreft dit laatste kunnen wij de gegevens melden van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) te Amsterdam in 1992 en 1993. Jaarlijks consulteren 35.000 patiënten de eerstehulpafdeling van het OLVG. In 1992 meldden zich 78 patiënten wegens softdrugsintoxicatie en 108 wegens harddrugsintoxicatie, van wie 6 met ecstacy-intoxicatie. In 1993 meldden zich 89 patiënten met een softdrugs- en 144 met een harddrugsintoxicatie, van wie 14 met een ecstacy-intoxicatie.

Van de in totaal 20 ecstacypatiënten waren er 10 van het mannelijke en 10 van het vrouwelijke geslacht. De gemiddelde leeftijd was 25 jaar (uitersten: 18-48). In 17 gevallen was er sprake van heftige onrust, die bij 6 patiënten gepaard ging met angst en bij 6 met hallucinaties, waarbij 1 patiënt zowel angst als hallucinaties ervoer. Bij 2 patiënten waren er uitputtingsverschijnselen. Eén patiënt had last van misselijkheid en braken. Vier patiënten hadden naast ecstacy alcohol gebruikt en 8 patiënten naast ecstacy andere drugs.

De behandeling bestond uit het verstrekken van diazepam (15 x) bij onrust, haloperidol (5 x) in het geval van hallucinaties, metoclopramide (1 x) bij misselijkheid en verapamil (1 x) in het geval van ritmestoornissen. Alle patiënten konden na observatie de eerstehulpafdeling verlaten.

In 1994 lijkt er een toename te zijn. Zo werden dit jaar reeds 3 patiënten met een ecstacy-intoxicatie op de intensive care-afdeling behandeld. Eén had zowel ecstacy als amfetaminen gebruikt, wat leidde tot respiratoire problemen met een ‘adult respiratory distress syndrome’-beeld. De 2 andere patiënten werden recentelijk, na gebruik van ecstacy tijdens een houseparty, behandeld; de één wegens hyperthermie en ernstige dehydratie, de ander wegens hyperthermie, ernstige levercelbeschadiging, trombopenie en repolarisatiestoornissen. Berichten over patiënten met gelijke verschijnselen vernamen wij die dag uit andere ziekenhuizen in de regio. Behalve hyperthermie, dehydratie, ademdepressie, ritmestoornissen en ernstige levercelbeschadiging, kunnen ook hypotensie, myocardinfarct en nierinsufficiëntie op grond van rabdomyolyse optreden bij ecstasygebruik en deze ernstige ziektebeelden kunnen opname op een intensive care-afdeling noodzakelijk maken.

Wij concluderen dat tot op heden de groep patiënten met een ecstacy-intoxicatie die zich meldt op onze eerstehulpafdeling niet groot is en een goede prognose heeft. De onbekende samenstelling en de wisselende verontreinigingen van de ‘ecstacypillen’, alsmede het additief gebruik van andere middelen, bemoeilijken het therapeutisch handelen, omdat men daardoor niet goed kan voorzien wat de uitwerking is van de gekozen therapie. Derhalve lijkt ons, zeker gezien het groeiende gebruik van ecstasy, verder onderzoek gewenst.

G.H.H. Mannaerts
J.S.K. Luitse
D.F. Zandstra
H.F.W. Hoitsma