Longkanker in Nederland in de periode 1989-1997: de epidemie is nog niet voorbij

Onderzoek
M.L.G. Janssen-Heijnen
J.A.A.M. van Dijck
S. Siesling
R.M. Schipper
R.A.M. Damhuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:419-23
Abstract

Samenvatting

Doel

In kaart brengen en interpreteren van de veranderingen in incidentie, sterfte en overleving van longkanker in Nederland in de periode 1989-1997.

Opzet

Secundaire data-analyse.

Methoden

Er werden gegevens verkregen over incidentie van longkanker van de Nederlandse Kankerregistratie (1989-1997), over sterfte van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), over incidentie van longkanker in andere Europese landen van EUROCIM (1990-1994), over overleving van Nederlandse longkankerpatiënten van het Integraal Kankercentrum Amsterdam (1988-1997) en het Integraal Kankercentrum Zuid (1988-1992), en over de overleving van andere Europese longkankerpatiënten van EUROCARE (1985-1989). Incidenties werden berekend per 100.000 persoonsjaren en gestandaardiseerd voor leeftijd naar de Europese bevolkingsopbouw. Overleving werd berekend als de ratio van geobserveerde overleving onder de longkankerpatiënten en de verwachte overleving van de hele bevolking.

Resultaten

De incidentie van longkanker was bij mannen gedaald van 109 naar 93, terwijl die bij vrouwen gestegen was van 18 naar 23. De incidentie van longkanker bij Nederlandse mannen was hoog in vergelijking met die in andere Europese landen, terwijl die bij vrouwen gemiddeld was. De trends in incidentie van longkanker hingen sterk samen met gepubliceerde trends in rookgewoonten in het verleden. De sterfte daalde bij mannen van 106 naar 91 en steeg bij vrouwen van 15 naar 20. De overleving was beter voor jongere patiënten, een gelokaliseerde tumor en beter voor plaveiselcel- en adenocarcinoom dan voor grootcellig ongedifferentieerd en kleincellig carcinoom. De relatieve 5-jaarsoverleving was 12, de relatieve 1-jaarsoverleving 39; dit was gunstig vergeleken met andere Europese landen.

Conclusie

De incidentie van en de sterfte aan longkanker bij mannen in Nederland zijn op hun retour; maar in 1997 overleden dagelijks gemiddeld nog bijna 20 mannen aan longkanker. Bij vrouwen is het einde van de stijging nog niet in zicht en in 1997 overleden dagelijks ruim 5 vrouwen aan longkanker.

Auteursinformatie

Integraal Kankercentrum Zuid, afd. Onderzoek, Postbus 231, 5600 AE Eindhoven.

Mw.dr.M.L.G.Janssen-Heijnen, epidemioloog.

Integraal Kankercentrum Oost, afd. Datacentrum, Nijmegen.

Mw.dr.J.A.A.M.van Dijck, epidemioloog.

Integraal Kankercentrum Stedendriehoek Twente, afd. Onderzoek en Registratie, Enschede.

Mw.dr.S.Siesling, epidemioloog.

Catharina Ziekenhuis, afd. Longziekten, Eindhoven.

R.M.Schipper, longarts.

Integraal Kankercentrum Rotterdam, afd. Kankerregistratie en Onderzoek, Rotterdam.

R.A.M.Damhuis, arts-epidemioloog.

Contact mw.dr.M.L.G.Janssen-Heijnen (m.janssen@ikz.nl)

Verantwoording

Mede namens de Overleggroep Regionale Kankerregistraties, waarvan de leden achteraan dit artikel staan vermeld.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Loenersloot, maart 2001,

Naar aanleiding van het uitstekende overzicht van collega Janssen-Heijnen et al. over de incidentie van longkanker en de relatie met roken (2001:419-23) zou ik willen opmerken dat in de periode 1960-2000 zich ook een belasting van de Nederlandse bevolking heeft voorgedaan met dioxinen en dioxineachtige polychloorbifenylen (PCB's). Mijn vraag is of ook deze onvrijwillige blootstelling kan hebben bijgedragen aan de epidemie van longkanker en wel in het bijzonder bij de niet-rokers. Immers, bij hen is het adenocarcinoom ook toegenomen volgens de schrijvers.

Verschillende epidemiologische onderzoeken suggereren dat dioxinen de totale kankerincidentie en -sterfte onder accidenteel of tijdens het werk blootgestelden verhogen en met name de luchtwegen zijn aangewezen als één van de potentiële lokalisaties met een verhoogde kankerincidentie en -sterfte.1 Daarnaast hebben Weisglas-Kuperus et al. onlangs gepubliceerd dat er op de leeftijd van 3,5 jaar een samenhang gevonden werd tussen ‘vol zitten’, slijm opgeven en hoesten, en perinatale blootstelling aan dioxinen. Ook na de vergiftigingen met PCB's en dioxinen in Japan en Taiwan werden vooral veel problemen van de luchtwegen en de buis van Eustachius gevonden bij kinderen.2 3 Gezien de klinische effecten op de luchtwegen van de blootstelling aan achtergrondconcentraties bij kinderen in Nederland is het niet ondenkbaar dat de dioxinebelasting ook heeft bijgedragen en nog bijdraagt aan de incidentie van longkanker. Volgens metingen in moedermelk in Nederland zijn de concentraties aan dioxinen in 1998 nog niet gedaald ten opzichte van de jaren ervoor. Dit is in tegenstelling tot de bevindingen in Duitsland, waar een 50% reductie werd gevonden van de dioxineconcentratie (gegevens van de Europese Commissie: ‘Compilation of EU dioxin exposure and health data. Task 5 - human tissue and milk levels’, te vinden op http://europa.eu.int/comm/environment/dioxin/download.htm#).4

Uiteraard staat het roken en het verband met longkanker vast, daar wil ik geenszins aan tornen. Maar mijn opmerkingen zijn bedoeld om erop te wijzen dat ook andere omgevingsfactoren kunnen bijdragen.

J.G. Koppe
Literatuur
  1. International Agency for research on cancer (IARC). IARC Monographs on the evaluation of carcinogenic risks to humans. Vol 69. Polychlorinated dibenzo-para-dioxins and polychlorinated dibenzofurans. Lyon: IARC; 1997.

  2. Weisglas-Kuperus N, Patandin S, Berbers GAM, Sas TCJ, Mulder PGH, Sauer PJJ, et al. Immunologic effects of background exposure to polychlorinated biphenyls and dioxins in Dutch preschool children. Environ Health Perspect 2000;108:1203-7.

  3. Guo LY. Human health effects from PCB's and dioxin-like chemicals in the rice-oil poisonings as compared with other exposure episodes. Organohalogen Compounds 1999;42:241-3.

  4. Lakind JS, Berlin CM, Naiman DQ. Infant exposure to chemicals in breast milk in the United States: what we need to learn from a breast milk monitoring program. Environ Health Perspect 2001; 109:75-88.