Levensbedreigend serotoninesyndroom na eenmalige toevoeging van een serotonineheropnameremmer aan een onderhoudsbehandeling met een monoamineoxidaseremmer

Klinische praktijk
A.M. Zonneveld
M. Hagenaars
N.C. Voermans
H.P.M.M. Gelissen
J.A.H.R. Claassen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1081-4
Abstract

Samenvatting

Een 72-jarige man werd op de Spoedeisende Hulp gezien wegens motorische onrust en een gedaald bewustzijn, 24 uur nadat hij abusievelijk venlafaxine had gekregen. Hij werd verwezen vanuit de psychiatrische kliniek waar hij werd behandeld met tranylcypromine. Kort na binnenkomst ontstond een ernstig serotoninesyndroom met gegeneraliseerde myoklonieën, hyperreflexie, hypertonie, een snel oplopende temperatuur tot 40,9°C, hypertensie, tachycardie, en ook respiratoire insufficiëntie, hyperkaliëmie en metabole acidose. Patiënt werd behandeld met het sedativum propofol en het spierrelaxans rocuronium, gevolgd door intubatie en beademing. Hij werd gekoeld op een koelmatras. Na 24 uur werd hij gedetubeerd en na 48 uur werd hij in goede conditie teruggeplaatst naar de psychiatrische instelling. Tranylcypromine is een monoamineoxidaseremmer en venlafaxine is een serotonine- en noradrenalineheropnameremmer. Bij combinatie van 2 serotonerge middelen kan het serotoninesyndroom optreden, dat levensbedreigend kan zijn. De behandeling ervan met propofol en rocuronium kan snel en veilig in vrijwel ieder ziekenhuis worden toegepast.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1081-4

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen.

Afd. Geriatrie: mw.A.M.Zonneveld, assistent-geneeskundige; hr.J.A.H.R.Claassen, klinisch geriater.

Afd. Intensive Care: hr.dr.M.Hagenaars, assistent-geneeskundige; hr.H.P.M.M.Gelissen, anesthesist.

Afd. Neurologie: mw.N.C.Voermans, assistent-geneeskundige.

Contact mw.A.M.Zonneveld (anke.marije.zonneveld@znb.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

’s-Hertogenbosch, juni 2006,

Collegae Zonneveld et al. wijzen er terecht op dat de combinatie van een serotonineheropnameremmer (SSRI) en een monoamineoxidaseremmer het serotoninesyndroom kan veroorzaken (2006:1081-4). De door hen beschreven patiënt gebruikte naast een monoamineoxidaseremmer ook risperidon, een atypisch antipsychoticum. Risperidon is een dopamine D2-receptorblokker en een serotonine 2A-receptorantagonist, en kan via zijn serotonine 2A-receptorantagonisteffect bij het serotoninesyndroom een rol spelen.1 In de literatuur zijn casussen beschreven waarbij door de combinatie van risperidon en een SSRI een serotoninesyndroom is opgetreden.2-4 In de beschreven casus kan de combinatie risperidon en venlafaxine een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van het serotoninesyndroom. Het is belangrijk oog te hebben voor het feit dat de combinatie van risperidon en een SSRI bij patiënten een verhoogde kans op het ontstaan van het serotoninesyndroom kan geven.

Y. Güzelcan
A.S. Kleinpenning
Literatuur
  1. Nisijima K, Yoshino T, Ishiguro T. Risperidone counteracts lethality in an animal model of the serotonin syndrome. Psychopharmacology (Berl). 2000;150:9-14.

  2. Karki SD, Masood GR. Combination risperidone and SSRI-induced serotonin syndrome. Ann Pharmacother. 2003;37:388-91.

  3. Hamilton S, Malone K. Serotonin syndrome during treatment with paroxetine and risperidone. J Clin Psychopharmacol. 2000;20:103-5.

  4. Alvarez-Perez FJ, Toca M, Martorell E, Espino AM, Uson MM, et al. Serotonin syndrome: report of two cases and review of the literature. Rev Neurol. 2005;40:159-62.

J.A.H.R.
Claassen

Nijmegen, juni 2006,

Collega’s Güzelcan en Kleinpenning poneren een onjuiste stelling en brengen de lezer in verwarring door een onzorgvuldige analyse van de door hen geciteerde literatuur. Risperidon heeft door een antagonistisch effect op de 5-hydroxytryptamine(HT) 2A-receptor theoretisch een beschermend effect tegen het optreden van een serotoninesyndroom. Als Güzelcan en Kleinpenning het geciteerde artikel van Nisijima et al. hadden gelezen, hadden zij geweten dat risperidon in dierexperimenteel onderzoek de mortaliteit van een serotoninesyndroom reduceert. Inderdaad worden middelen met 5HT2A-antagonisme gebruikt in de behandeling van het serotoninesyndroom, zoals wij ook hebben beschreven. De stelling dat risperidon de kans op een serotoninesyndroom vergroot, heeft dan ook geen enkele neurofarmacologische basis. Güzelcan en Kleinpenning zijn wellicht in verwarring gebracht door de casusbeschrijvingen waaraan zij refereren, waarbij in de titel wordt gesuggereerd dat de combinatie risperidon en SSRI kan leiden tot een serotoninesyndroom. Het beschreven ziektebeeld in deze casuïstiek is echter zeer waarschijnlijk niet een serotoninesyndroom geweest, maar een maligne neurolepticumsyndroom, veroorzaakt via het blokkerend effect van risperidon op de dopamine D2-receptor. Deze artikelen zijn vanwege deze onjuiste interpretatie dan ook bekritiseerd in ingezonden correspondentie.

J.A.H.R. Claassen
A.M. Zonneveld