Leren inhaleren: beter gebruik van poederinhalatoren door voorlichting en instructie

Onderzoek
N.E. van 't Veer
W. Lameijer
M. de Ley
F.M.J. Toben
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:216-20
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van het effect van voorlichting aan en instructie van patiënten die een poederinhalator gebruikten op de correcte uitvoering van de inhalatietechniek en de duurzaamheid van het effect.

Opzet

Prospectief.

Methode

Een aantal patiënten die tenminste één geneesmiddel met behulp van de poederinhalatoren Diskhaler of Diskus gebruikten, werd bij een bezoek in de periode april 1997-maart 1999 aan de polikliniek Longziekten van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam gevraagd om hun inhalatietechniek te demonstreren. Op een scoreformulier kruiste een doktersassistent aan welke handelingen juist en welke fout werden uitgevoerd. Hierna ontvingen de patiënten van deze doktersassistent voorlichting over en instructie van de correcte uitvoering van de inhalatietechniek, totdat de patiënt de techniek beheerste. Een eenvoudig instructiekaartje werd aan de patiënt meegegeven. Bij een volgend bezoek werd de uitvoering nogmaals beoordeeld met hetzelfde scoreformulier door dezelfde of een andere doktersassistent.

Resultaten

Van 97 patiënten konden gegevens geëvalueerd worden: 42 mannen en 55 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 58 jaar (uitersten: 16-84). Het percentage patiënten dat alle essentiële handelingen juist uitvoerde, nam toe van 12 naar 62. Nagenoeg alle handelingen werden bij het 2e bezoek beter uitgevoerd dan bij het 1e. Een verbeterde inhalatietechniek was aanwezig bij zowel de 53 patiënten die binnen 30 dagen voor het 2e bezoek kwamen als bij de 44 patiënten die later kwamen (gemiddeld: 96 dagen; uitersten: 34-352).

Conclusie

Het inhaleren van geneesmiddelen met behulp van de Diskhaler en de Diskus werd slecht uitgevoerd. Door instructie verbeterde de inhalatietechniek. Deze verbetering was ook aanwezig in de groep patiënten die na gemiddeld 3 maanden werden gecontroleerd.

Auteursinformatie

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam.

Afd. Ziekenhuisapotheek: N.E.van ’t Veer, ziekenhuisapotheker in opleiding (thans: Centrale Ziekenhuis Apotheek Breda, Amphia Ziekenhuis, locatie Molengracht, Postbus 90.158, 4800 RK Breda); dr.W. Lameijer, ziekenhuisapotheker.

Afd. Longziekten: mw.M.De Ley, onderzoekscoördinator; F.M.J. Toben, longarts.

Contact N.E.van 't Veer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.A.
van der Steenhoven

Oegstgeest, februari 2001,

Veel huisartsen hebben inderdaad de ervaring dat het inhaleren van poederinhalatoren door patiënten op zijn zachtst gezegd onzorgvuldig gebeurt (2001:216-20). Ook in onze praktijk worden de patiënten naar de apotheker verwezen voor - grondige - instructie en het resultaat is zeer wisselend. Van ‘U moet eerst goed uitademen en dan krachtig inademen’ tot een werkelijk grondige instructie. Er zijn ook te veel factoren die de instructie (negatief) kunnen beïnvloeden. Tijd, een aparte ruimte en kennis van de apotheker(sassistente) zijn wisselend voorhanden. Het alternatief, instructie in de (huisarts)praktijk, is op dit moment niet echt aantrekkelijk. Ook daar zijn nu nog te weinig menskracht en tijd beschikbaar. Vandaar mijn voorstel: zorg dat er op internet een, door longartsen ontwikkelde en door de industrie gefinancierde, site komt waarop de instructie duidelijk wordt gegeven. Zet deze instructie tevens op cd-rom en ontwikkel een zelftestprogramma (analoog aan de elektronische longfunctietest waarover iedere geautomatiseerde huisartspraktijk inmiddels kan beschikken). Deze programma's kunnen dan aan de apothekers en geïnteresseerde huisartsen worden verstrekt.

G.A. van der Steenhoven
N.E.
van ’t Veer

Breda, maart 2001,

Van der Steenhoven deelt onze ervaring dat het inhaleren met behulp van poederinhalatoren door patiënten onzorgvuldig gebeurt. Zijn voorstel zou een positieve bijdrage kunnen leveren aan adequate instructie van patiënten. Echter, de praktische knelpunten die instructie in de weg staan, zoals beschikbare tijd en ruimte, worden hiermee niet weggenomen. Naar onze mening is het essentieel voor het slagen van een adequate inhalatie-instructie dat, in samenwerking tussen (long)arts en apotheker, voldoende middelen en tijd voor instructie beschikbaar zijn. Hierbij kunnen een zelftestprogramma zoals genoemd door Van der Steenhoven en een instructiekaartje zoals in ons artikel is beschreven een hulpmiddel zijn, maar niet meer dan dat.

Binnen een samenwerkingsverband is het van ondergeschikt belang wie de instructie verzorgt, maar is het essentieel, zoals wij in ons artikel beschrijven, dat de patiënt adequate instructie ontvangt.

N.E. van ’t Veer
W. Lameijer
M. de Ley
F.M.J. Toben