Ik moe? Dat kan niet

Klinische praktijk
H. Wemekamp
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1433-5

Zie ook het artikel op bl. 1436.

Dames en Heren,

Een journaliste en een advocate tegen elkaar op het schoolplein: ‘Hoefde ik maar eens een half jaar niet te werken.’ Een alledaags gesprek over het onderwerp waarover veel van mijn consulten gaan: de dubbele belasting van vrouwen en hun daardoor veroorzaakte vermoeidheid. Deze klinische les gaat niet over het chronische-moeheidsyndroom, wel over factoren die mede daartoe zouden kunnen leiden en strategieën die misschien soms kunnen helpen om het te voorkomen.

In een themanummer over het chronische-moeheidsyndroom wordt gemeld dat vrouwen in de leeftijd van 20-50 jaar uit de hogere sociale lagen van de bevolking het vaakst getroffen worden.1 Opvallend is dat in alle in dit nummer vervatte somatische, psychologische en psychiatrische beschouwingen met geen woord gerept wordt van de maatschappelijke factoren die tot de aandoening bijdroegen. Terloops wordt gemeld dat veel patiënten voor het ontstaan van de klachten erg…

Auteursinformatie

Mw.H.Wemekamp, huisarts, 2e Helmersstraat 82, 1054 CM Amsterdam.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, augustus 1992,

Dat niet alleen de door mij beschreven patiënten zich verzetten tegen ziekmelding, maar ook verzekeringsgeneeskundigen en vrouwen die de vrouwenemancipatie een goed hart toedragen, is mij bekend.

Collega Cremers maakt bezwaar tegen het gebruik van de uitdrukking ‘zich ziek melden’. Als praktizerend huisarts ben ik niet in de positie ingeburgerde taalkundige begrippen te veranderen. Mijn aanpak van patiënten die de neiging hebben voor elk wissewasje misbruik te maken van hun recht op ziekteverlof is volstrekt anders dan de strategie die ik in mijn klinische les beschrijf. Hier ging het nu juist om vrouwen die geen gebruik van dat recht willen maken, ook als zij volgens de oorspronkelijke verzekeringsgeneeskundige beschrijving ‘echt ziek’ zijn.

In ben het geheel met Cremers eens dat de ziektewet niet de juiste oplossing is voor het maatschappelijke probleem van de dubbele belasting. Maar zolang de zorgarbeid nog zo ongelijk verdeeld is over mannen en vrouwen en zolang onze samenleving nog zo weinig is ingesteld op de combinatie van kinderverzorging en -opvoeding en carrière zit er vaak niets anders op. Een uitgeput lichaam laat zich niet eindeloos forceren, hoe lastig dat ook is voor de werkgever, hoezeer dat soms ook in het nadeel van de carrière van de betrokken patiënt is. Ik neem aan dat wat dit betreft de arbeidsomstandigheden voor werkende vaders en moeders bij de politie niet anders zijn: Wat doet een politieagent als zijn kind ziek is?

Oldenhave heeft een uitstekend proefschrift geschreven waar ik veel van geleerd heb. Door herschrijving en inkorting van mijn artikel is de verwijzing naar haar dissertatie helaas op een verkeerde plaats terechtgekomen. Zij heeft uitvoerig de somatische klachten rond de overgang beschreven en terecht niet het verband met het -‘lege-nestsyndroom’ gelegd. Mijn patiënten doen dat vaak wel, zij vinden overgangsklachten niet bij zichzelf passen.

Ik ben het met Oldenhave eens dat hormoonsubstitutie bij patiënte C niet geïndiceerd is. Met de door mij geadviseerde hormoontherapie en medicamenteuze ondersteuning bedoel ik de laag gedoseerde anticonceptiepil. Patiënte C wees deze behandeling echter af.

Oldenhave roert een belangrijk discussiepunt binnen de vrouwenbeweging aan. In de vorige eeuw werd het argument gebruikt dat het hebben van een baarmoeder en een hormonale cyclus mensen ongeschikt maakt voor intellectuele en zware lichamelijke arbeid.1 Men denkt daar tegenwoordig anders over, maar nog steeds is een lichaam zonder cyclus de norm. Nu vrouwen meer aan scholing en aan het arbeidsproces kunnen deelnemen, ergeren zij zich vaak aan hun ‘zwakte ten gevolge van de hormonen’. Toen eind jaren zeventig, begin jaren tachtig in vrouwenbladen meer aandacht aan dysmenorroe en het premenstrueel syndroom werd besteed, werd vanuit de vrouwenbeweging gezegd dat vrouwen beter daarover konden zwijgen. Mannen zouden anders zeggen: ‘Zie je wel, vrouwen zijn toch zwak’. Dat sommige vrouwen geneigd zijn om die reden zich niets van hun lichaam aan te trekken, heb ik mijn collega's duidelijk willen maken met deze klinische les.

Met de suggestie van Oldenhave dat het arbeidsverzuim onnodig was, ben ik het niet eens. Dat arbeidsverzuim de maatschappelijke positie van vrouwen (en ook mannen) schaadt, klopt helaas vaak wel.

Collega Verloove-Vanhorick dank ik voor de ondersteunende aanvulling op mijn artikel. De plannen voor versterking van de eerste lijn hebben tot nu toe niet geleid tot voldoende uitbreiding van de gezins- en bejaardenzorg. Integendeel, het wordt steeds moeilijker gezinszorg te organiseren, ook voor gezinnen waarvan de moeder in het ziekenhuis ligt. Haar oplossing klinkt aantrekkelijk, maar is op dit moment in de praktijk moeilijk te realiseren. Mijn advies aan patiënten zich ziek te melden is zeker niet vanzelfsprekend. Dit advies wordt pas gegeven als andere oplossingen niet mogelijk blijken. De betrokken vrouwen zitten volledig klem, vandaar ook dat ze zo lang wachten met klagen.

H. Wemekamp
Literatuur
  1. Brink E. Menstruatie in wetenschap en samenleving, een ideologiekritiek. Wetenschap en Samenleving 1981; april, 6-19.

M.M.C.
Deppenbroek

Bergen op Zoom, augustus 1992,

Met grote belangstelling hebben wij het artikel van collega Wemekamp gelezen (1992:1433-5). In ons privé-leven en als bedrijfsartsen met verzekeringsgeneeskundige taken worden wij dagelijks geconfronteerd met de problematiek die de dubbele belasting van loopbaan en verzorgende taken thuis met zich meebrengt. Toch zijn wij geneigd de vraag of ‘het advies tot ziekmelding niet te gemakkelijk is gegeven’, met ‘ja’ te beantwoorden. Een kortdurend ziekteverzuim van enkele weken 1433-5). In ons privé-leven en als bedrijfsartsen met verzekeringsgeneeskundige taken worden wij dagelijks geconfronteerd met de problematiek die de dubbele belasting van loopbaan en verzorgende taken thuis met zich meebrengt. Toch zijn wij geneigd de vraag of ‘het advies tot ziekmelding niet te gemakkelijk is gegeven’, met ‘ja’ te beantwoorden. Een kortdurend ziekteverzuim van enkele wekenis alleszins acceptabel; maar al te vaak zien wij dit uitmonden in frequent en (of) langdurig ziekteverzuim. Ook in de beschreven gevallen duurde het minstens 6 maanden voordat tot volledige werkhervatting kon worden overgegaan. Daarbij komt dat de kans om onder de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering te zullen vallen bij een arbeidsongeschiktheid van langer dan 3 maanden exponentieel toeneemt. Een snelle begeleiding is alleen daarom al wenselijk. Het gebrek aan overleg met de verzekeringsgeneeskundige of bedrijfsarts in de beginfase is daarbij een extra vertragende factor. Om deze redenen vinden wij dat al in een vroeg stadium overleg moet plaatsvinden tussen huisarts en bedrijfsarts. De opmerking: ‘In de praktijk van alledag komt dat er vaak niet van’ doet ook de patiënt te kort.

In alle drie de gevallen gaat het in feite om surmenage ten gevolge van een dubbele belasting. Onze ervaring is dat een dubbele belasting zonder aanpassingen op de lange duur moeilijk is vol te houden. Een structurele oplossing is naar onze mening het overnemen van de thuiszorg door derden, maar ook het verminderen van de werkduur of zelfs het opgeven van werk behoort tot de mogelijkheden.

Onze voorkeur gaat uit naar het overnemen van de thuiszorg door derden. Loopbaanontwikkeling blijft dan mogelijk. Wie van de partners in het gezin welke keuze maakt, is een discussie die thuis plaats dient te vinden. Juist van goed opgeleide vrouwen mag men verwachten dat zij een keuze kunnen maken. Alle drie de oplossingen brengen echter een inkomstenvermindering met zich mee en daar zit op zijn minst een deel van het probleem: men wil er financieel niet op achteruitgaan.

M.M.C. Deppenbroek
C.A. Sijderius
H.T.P.
Cremers

Rotterdam, september 1992,

Mijn eerste brief aan mw. Wemekamp is blijkbaar niet duidelijk genoeg geweest. De brief was bedoeld als protest tegen het advies van een praktizerend huisarts aan een ‘patiënt’ om zich voor enkele weken ‘ziek te melden’ op basis van de diagnose ‘overbelasting’ (1992;1433-5). Dat is misbruik maken van een anders bedoelde ziektewet. De ziektewet is er niet voor verzekering van inkomen bij andere oorzaken dan eigen ziekte of gebrek. De opmerking als antwoord op mijn eerste ingezonden brief: ‘Wat doet een politieagent met een ziek kind’ insinueert sanctioneren van oneigenlijk gebruik (1992;1826-9). Die agent zal zich mogelijk (conform het door mij gelaakte modern gedrag) ‘ziek melden’, maar zodra de reden na enkele dagen bekend wordt, is het over; dan zullen buren, kennissen, vrienden en maatschappelijk werk voor praktische oplossingen moeten zorgen, verlofdagen opgenomen moeten worden en (of) andere sociale regelingen moeten worden getroffen.

Nogmaals: mededogen met problematische sociale omstandigheden met overbelasting als gevolg is geen basis voor frauduleus of oneigenlijk gebruik van sociale wetten, wel voor maximale inzet bij het zoeken naar sociaal passende oplossingen. De bedrijfsarts is dan het eerste aanspreekpunt en als er geen bedrijfsarts is, zal de patiënt zelf met de directie van het bedrijf moeten gaan praten en mag niet de ziektewet als alles oplossende mogelijkheid worden misbruikt. Tijdens de periode van zoeken naar oplossingen kunnen psychosomatische klachten tijdelijk wel vermindering van arbeidsgeschiktheid en misschien tijdelijk volledige ongeschiktheid veroorzaken.

Het antwoord van collega Wemekamp blijft, evenals de adviezen in het oorspronkelijke artikel, voor mij sociaal-medisch onaanvaardbaar.

H.T.P. Cremers