Hoe houd ik mijn literatuur bij?

J.P. Vandenbroucke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:722-4
Abstract

Samenvatting

Om de medisch-wetenschappelijke literatuur bij te houden hebben de auteur en zijn echtgenote een persoonlijk abonnement op de ‘vijf grote’ algemeen medische tijdschriften, twee natuurwetenschappelijke tijdschriften, en een tiental vaktijdschriften. Twee van de algemene medische tijdschriften worden geregeld in detail gelezen. Aangezien gecomputeriseerde zoeksystemen vrijwel onmiddellijk zoekacties toelaten op alle mogelijke onderwerpen en op vrijwel iedere werkplek, houdt de auteur geen eigen literatuursysteem bij. Voor drie onderwerpen die de grenzen van de gebruikelijke zoektermen overschrijden, worden fotokopieën bewaard op stapels: (a) belangrijke methodologische artikelen, (b) artikelen over ontstaan en evolutie van ziekten, en (c) artikelen van ‘algemeen belang’. Het nadeel van het niet-systematisch bijhouden van de literatuur is dat de auteur soms vergeet dat hij bepaalde boeken of artikelen al heeft; het voordeel is dat geen tijd geïnvesteerd wordt in het bijhouden van een eigen systeem.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Klinische Epidemiologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Prof.dr.J.P.Vandenbroucke, epidemioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zwolle, april 1998,

Vandenbroucke (1998:722-4) en Van Gijn en Overbeke (1998:722-33) schrijven allen op hun eigen manier over het bijhouden van literatuur en literatuurbestanden. Vandenbroucke geeft een wel zeer persoonlijk verslag van zijn manier van literatuur bijhouden en verzamelen. Ik vind het bewonderenswaardig als iemand het op zo'n manier kan, maar als bibliothecaris zal ik het mijn gebruikers die een systeem willen opzetten, niet aanraden. Daartegenover staat het ontsluiten van literatuur door middel vansoftware voor bibliografische informatie. Ofschoon ik het promoten van programma's als Reference manager toejuich, omdat er in medische tijdschriften veel te weinig aandacht is voor het omgaan met en het beheer van informatie, wil ik een paar kanttekeningen maken bij het artikel van Van Gijn en Overbeke.

Allereerst valt de lengte van het artikel op. Voor een tijdschrift waar artikelen niet langer mogen zijn dan 2000 woorden, dat wil zeggen ongeveer 4-5 pagina's, lijkt een artikel van 10 pagina's met 11 figuren wel erg lang. Bovendien had mijns inziens ook een goed artikel over Reference manager geschreven kunnen worden zonder al die figuren en toelichtingen daarbij.1 Opvallend is dat andere soortgelijke programma's die erg geschikt zijn voor mensen die regelmatig publiceren of bezig zijn met onderzoek, onder meer ProCite, EndNote en Papyrus, niet worden genoemd. Een elektronische kaartenbak is geen aanvulling op de eigen handbibliotheek, maar een middel om de opgeslagen informatie terug te kunnen vinden, een aanvulling op het geheugen.

Voor wat betreft de invoer van bibliografische gegevens wordt zonder meer uitgegaan van het bestand Medline, terwijl bijvoorbeeld ook Embase- of Excerpta medica-bestanden relevant zijn. Vermeldenswaard is dat Reference manager alle door verschillende leveranciers op de markt gebrachte versies kan inlezen. Bij vorige versies moet apart de Capture-module worden geïnstalleerd. Versie 8.0 is standaard voorzien van vele importfilters die de gebruiker eventueel zelf kan wijzigen of gratis laten aanmaken. Samenvattingen kunnen alleen worden ingelezen indien deze ook in het bronbestand staan. Reference manager genereert niet automatisch samenvattingen. In het programma zitten 261 voorgeprogrammeerde stijlen van tijdschriften. Is de gezochte stijl niet opgenomen, dan kan bijvoorbeeld op basis van een ander tijdschrift zelf een nieuwe stijl worden vastgelegd. Dat de stijl van het Tijdschrift niet als zodanig is opgenomen, is op zich helemaal niet verbazingwekkend, bezien vanuit Amerikaans standpunt. De Vancouver-stijl is overigens met 2 minieme wijzigingen de stijl van het Tijdschrift. Reference manager kan behalve via diskette ook gegevens overnemen uit on-line- en Internet-bestanden. Het tegen een gereduceerd tarief apart te bestellen programma Bookwhere, dat ook gebruikt wordt door ProCite, geeft u de mogelijkheid om via Internet geprogrammeerde ‘boekwijzers’ van met name Amerikaanse universiteitsbibliotheken te volgen en bibliografische gegevens uit de desbetreffende catalogi te downloaden. Met versie 8.0 is het tevens mogelijk om in Reference manager Internet-adressen en e-mailadressen op te slaan, waarna men vanuit Reference manager via hyperlinks naar de betreffende site surft. Met de recentelijk aangekondigde, totaal vernieuwde versie 8.5 en het additionele programma Reference web poster is het zelfs mogelijk om de eigen databases via een netwerk of Internet voor anderen open en doorzoekbaar te maken. Gegevens zijn dan door gebruikers op afstand zelfs te markeren en te exporteren naar hun databases, ook als zij niet de beschikking hebben over Reference manager, maar wel over ProCite of EndNote. Over het algemeen beheert de bibliotheek alle persoonlijke zoekprofielen en verzorgt na binnenkomst van de maandelijkse update op CD-ROM voor een ‘verse’ diskette. Ook het adviseren, beheren en instrueren met betrekking tot het omgaan met informatie is een taak van de bibliothecaris. Tot slot wil ik u attenderen op de Nederlandse leverancier van Reference manager, de firma Digital Information Services Center (DISC), Postbus 423, 2100 AK Heemstede; tel. 023-5471855, fax 023-5471859, e-mail info@disc-net.nl, http://www.disc-net.nl. Ten overvloede wil ik vermelden dat ik geen enkele band heb met dit bedrijf.

G.J. van Dieën
Literatuur
  1. Haan E de. Reference manager 8 voor Win95/NT: bijzonder flexibel en zeer compleet. Computer Totaal 1997;6:112.

Amsterdam, april 1998,

Ons ‘stripverhaal’ was bedoeld voor artsen die profijt zouden kunnen hebben van Reference manager, maar die het programma niet kenden of de stap nog te groot vonden, en niet zozeer voor bibliothecarissen of lezers van computertijdschriften. De aanvullingen van de heer Van Dieën zijn daarom niet minder welkom. Wij willen hem wel opbiechten dat onze ontsteltenis over het ontbreken van de bibliografische stijl van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde enigszins gespeeld was; de overeenkomst met de Vancouver-stijl stipten wij al aan. Het centrale beheer van alle persoonlijke zoekprofielen door een bibliotheek is bij medische faculteiten niet altijd haalbaar, vanwege het grote aantal medewerkers en het piekende gebruik in de avonduren.

J. van Gijn
A.J.P.M. Overbeke