Het protocol nader bekeken

Klinische praktijk
R.J.M. Dillmann
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:340-3

Zie ook de artikelen op bl. 336, 337 en 343.

De laatste jaren wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van protocollen voor diagnostiek, therapie, onderzoek, onderwijs en toetsing. Voorstanders zien ruime mogelijkheden,12 anderen menen dat het toepassingsgebied beperkt is tot omschreven somatische problematiek.34 In de discussies worden bepaalde voordelen opgevoerd, zoals toeneming van efficiëntie,56 kostenbeheersing,78 mogelijkheid tot toetsing,910 en kwaliteitsverbetering.1112 Als nadelen worden genoemd het onvoldoende recht doen aan het unieke van de patiënt,13 het ontkennen van geneeskunst,14 en medicocentriciteit.15 In de discussies ontbreekt tot op heden een kennistheoretische bijdrage.

Protocol als keurslijf?

Op het eerste gezicht is een protocol een handig hulpmiddel. De verschillende bepalingen en uitslagen zijn overzichtelijk en volgens de regels der kunst geordend. De ordening berust op de huidige kennis van de ziekte, van de diagnostische technieken, en, waar kennis…

Auteursinformatie

Vrije Universiteit, Vakgroep Filosofie en Medische Ethiek, Van der Boechorststraat 1, 1081 BT Amsterdam.

R.J.M.Dillmann.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, maart 1988,

In het artikel van Dillmann over het protocol (1988;340-3) lijkt de conclusie niet ‘to the point’ te zijn. De vraag was of men de algemene ‘grenzen van zijn kennen’ (een uitdrukking van Kant) overschrijdt, als men het protocol als diagnostisch (niet: logisch) dwingend opvat. De schrijver beweert op grond van zijn ‘experimentele opvatting van de diagnose’ van wel: een protocol produceert of creëert een ziekte, en stelt een ziekte niet instrumenteel vast.

Dit lijkt mij geen tegenstrijdigheid in te houden. Een protocol is een schema dat de relatie van bepaalde (ziekte)begrippen met symbolen (pijlen) vastlegt. De inhoud van die begrippen kan, ook binnen een protocol, alleen door het klinische denken (de pijlen) worden geproduceerd.

Verder: aanwezigheid (de werkelijkheid) van een ziekte wordt in de praktijk vastgelegd door het instrument van het actuele klinische denken, en niet door een schema met ‘gematerialiseerde concepten’ zoals de schrijver wil. Hij vergeet de rol van het denken (dat voortdurend en noodzakelijk kennisgrenzen overschrijdt) en van de inhoud van begrippen (regels) in zijn beschrijving te betrekken: een voor de hand liggende fout van het dialectische materialisme dat in dit artikel wordt beschreven.

Conclusie: het transcenderen van algemene kennisgrenzen is inherent aan alle klinisch denken, ook binnen een protocol (zie de pijlen).

T. Majoor

Amsterdam, maart 1988,

In zijn reactie geeft Majoor een specifieke interpretatie van de conclusie van mijn artikel. Belangrijk is daarbij de vervanging van ‘logisch dwingende structuur’ door ‘diagnostisch dwingende structuur’. Uiteraard stelt deze verandering de conclusie in een geheel ander daglicht. Mijn conclusie vloeit voort uit de uiteengezette kennistheoretische analyse van protocollen en laat algemene vragen, zoals het transcenderen van algemene kennisgrenzen in het actuele klinische denken, buiten beschouwing. De conclusie van Majoor zou mijns inziens voorafgegaan moeten worden door een grondige analyse met een ander karakter dan is beoogd. Gegeven de analyse en de context van het artikel is een bespreking van de ‘fouten’ van het dialectisch materialisme bevreemdend.

R.J.M. Dillmann