Het prikkelbaredarmsyndroom: pathofysiologie en (toekomstige) behandelingsmogelijkheden

Klinische praktijk
A.M.P. de Schryver
M. Samsom
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:12-7
Abstract

Samenvatting

- Bij de pathofysiologie van het prikkelbaredarmsyndroom zijn afwijkingen in de intestinale motoriek, veranderde viscerale perceptie en psychische factoren de belangrijkste factoren.

- De huidige farmacologische therapeutische opties zijn beperkt en weinig specifiek.

- In de toekomst komt er naar alle waarschijnlijkheid een aantal medicamenten beschikbaar met een krachtiger spasmolytisch effect (selectieve muscarinereceptorantagonisten), een specifieke ‘colokinetische’ werking (5-hydroxytryptamine(5HT)4-agonisten) of een verlagend effect op de viscerale gevoeligheid (serotonine(5HT3)-receptorantagonisten, κ-agonisten).

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum, afd. Gastro-enterologie, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Mw.A.M.P.de Schryver, arts-onderzoeker; dr.M.Samsom, gastro-enteroloog.

Contact dr.M.Samsom

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 2002,

Ik mis in het interessante artikel van De Schryver en Samsom (2002:12-7) als mogelijke oorzaak van het prikkelbaredarmsyndroom de huisartsendiagnose ‘aërofagie’. In mijn praktijk, met een jongere populatie dan gemiddeld, is het de meest gevonden oorzaak van buikklachten. Door een hoge ademhaling – als gevolg van een periode van stress of als gevolg van het dragen van te strakke kleding – komt er veel lucht in het gastro-intestinale systeem. Dit geeft uitzetting van de darmen, die daardoor geprikkeld raken en het prikkelbaredarmsyndroom geven. Percussie van de buik toont dat goed aan bij de patiënten. Uitleg van het mechanisme neemt zelf al veel stress weg bij de patiënt en zorgt daardoor voor een minder hoge ademhaling. Naast een aantal leefregels geven adviezen over een andere ademhaling, eventeel via een cursus bij de fysiotherapeut te leren, meestal voldoende vermindering van de klachten.

B. Grooff

Rochester, VS, februari 2002,

Alhoewel een aantal collegae de ervaring van Grooff waarschijnlijk deelt, is aërofagie bewust niet in ons artikel besproken. De rol van aërofagie bij functionele maag-darmziekten blijft tot op heden zeer controversieel. Het is bekend dat het excessief en onbewust slikken van lucht kan leiden tot veelvuldig boeren en tot een onbehaaglijk gevoel in de bovenbuik.1

Het is echter niet overtuigend aangetoond dat aërofagie een oorzaak is van het prikkelbaredarmsyndroom. Bij een subgroep van patiënten met dit syndroom wordt een grotere hoeveelheid lucht in de darmen gevonden.2 Theoretisch kan dit verschijnsel veroorzaakt worden door het overmatig slikken van lucht, toegenomen intestinale productie van gassen door bacteriële overgroei en verminderde afvoer van gassen. Recent onderzoek toonde aan dat de laatste factor waarschijnlijk de belangrijkste is. Patiënten met het prikkelbaredarmsyndroom zijn minder goed in staat gassen te transporteren en de aanwezige gassen veroorzaken meer abdominale klachten.3 Deze bevindingen passen goed in de pathofysiologische mechanismen van gestoorde intestinale motoriek en toegenomen viscerale perceptie die zijn beschreven in ons artikel. Behandeling van klachten die veroorzaakt zijn door de intestinale gassen zal met name gericht zijn op het verbeteren van het intestinale transport, door laxantia en prokinetica, en beïnvloeding van de toegenomen viscerale perceptie.

M. Samsom
Literatuur
  1. Talley NJ, Stanghellini V, Heading RC, Koch KL, Malagelada JR, Tytgat GN. Functional gastroduodenal disorders. Gut 1999;45 Suppl 2:II37-42.

  2. Koide A, Yamaguchi T, Odaka T, Koyama H, Tsuyuguchi T, Kitahara H, et al. Quantitative analysis of bowel gas using plain abdominal radiograph in patients with irritable bowel syndrome. Am J Gastroenterol 2000;95:1735-41.

  3. Serra J, Azpiroz F, Malagelada JR. Impaired transit and tolerance of intestinal gas in the irritable bowel syndrome. Gut 2001;48:14-9.