Het immuunsysteem van de huid

Klinische praktijk
J.D. Bos
M.L. Kapsenberg
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1587-91

In het afgelopen decennium heeft de immunologie zich ontwikkeld tot een van de belangrijkste paraklinische vakgebieden in de geneeskunde. De talloze beoefenaren ervan houden zich bezig met de meest uiteenlopende onderdelen van het vak, van transplantatiegeneeskunde via immunotherapie van maligniteiten tot basaal onderzoek betreffende immunogenetica en regulatiemechanismen van de immuunrespons. Opmerkelijk is dat, terwijl de fundamentele kennis van de operationele elementen van het immuunsysteem tot op moleculair-biologisch niveau is doorgedrongen, er een relatieve achterstand bestaat waar het gaat om de kennis van meer perifere gebeurtenissen in het immuunsysteem. Daarmee bedoelen wij dat de uiteindelijke effecten van ontspoorde immuunreacties, die zichtbaar worden in ziektebeelden zoals sclerodermie, lupus erythematosus, reumatoïde artritis, psoriasis en atopische allergieën, nog onvoldoende vanuit immunologisch perspectief worden begrepen.

Evenmin bestaat voldoende inzicht in de wijze waarop immuunreacties per orgaan zo verschillend kunnen worden geïnitieerd en tot uitdrukking gebracht. Dit aandachtsgebied, toegespitst op de huid, vormt onderwerp van onderzoek…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Afd. Huidziekten: prof.dr.J.D.Bos, huidarts.

Laboratorium voor Celbiologie en Histologie: dr.M.L.Kapsenberg, immunoloog.

Contact prof.dr.J.D.Bos

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.C.
van Montfort

Maastricht, augustus 1995,

De collegae Bos en Kapsenberg gaven onlangs een zeer duidelijk overzicht over de huidige kennis van de werking van het lokale immuunsysteem van de huid (1995;1587-91). Zeer terecht vergelijken zij dit systeem met lokale immuunsystemen elders, zoals ‘gut associated lymphoid tissues’ en ‘mucosal immune system.’ Zij concluderen dat nog veel te weinig onderzoek is gedaan naar de relaties tussen het lokale immuunsysteem en huidziekten. Ik denk echter dat de conclusie verder kan gaan. Het lokale immuunsysteem van de huid, maar ook dat van de darm, is in therapeutisch oogpunt redelijk bereikbaar. Op de huid inwerkende atypische prikkels, zoals ultraviolet licht, wisselbaden en diverse vormen van massage, kunnen wel degelijk het lokale immuunsysteem en daarmee het totale immuunsysteem beïnvloeden. Datzelfde geldt voor subcutaan ingespoten injectievloeistoffen, die dan ook niet alleen via de ‘skin associated lymphoid tissues,’ maar ook via de extracellulaire matrix van het bindweefsel invloed hebben op het totale immuunsysteem. De lokale immuunsystemen en de actieve proteïnen in de extracellulaire matrix veroorzaken enerzijds een lokale immuunreactie en vormen anderzijds een informatiesysteem naar de centrale delen van het immuunsysteem.

Ik kan mij voorstellen dat daardoor verklaringen gevonden kunnen worden van de werking van diverse vormen van therapie die op dit ogenblik wetenschappelijk nog niet erkend zijn. Ik denk hierbij aan de zogenaamde neutraaltherapie, die bij anesthesisten ook bekend is als therapeutische lokale anesthesie, maar ook aan darmreinigende en -activerende therapieën en diverse andere natuurgeneeswijzen.

J.C. van Montfort

Amsterdam, september 1995,

Wij danken collega Van Montfort voor zijn ingezonden reactie. De relatie tussen het immuunsysteem van de huid en het meer centrale compartiment van het immuunsysteem vormt een nog nauwelijks ontgonnen wetenschapsgebied.

Van de relatie tussen de subcutis en het centrale immuunsysteem weten wij nog minder, al wordt bij talloze actieve en passieve vaccinaties en immunisaties deze weg gekozen. Wel is zeker dat via de opperhuid gemakkelijk systemische immuniteit en allergie valt op te wekken (contactsensibilisatie) en dat in de dermis gemakkelijk systemische immuniteit valt vast te stellen (intradermaal gespoten ‘recall’-antigenen zoals tetanustoxoïd, Mantoux-tuberculine en Candida albicans). De gedachte dat de opperhuid een pro-inflammatoire functie heeft, zoals door ons beschreven, is een inmiddels gedeeltelijk geverifieerde hypothese. De interactie tussen niet-specifieke prikkels, via de opperhuid en het immuunsysteem van de huid, en vandaaruit naar het centrale immuunsysteem en vice versa, valt niet gemakkelijk in eenvoudige en rechtstreekse bewoordingen samen te vatten. Neutraaltherapie, wisselbaden, massages en diverse andere varianten van natuurgeneeswijzen zouden daarom zeer zorgvuldig moeten worden onderzocht, waarbij het is aan te bevelen tevoren een scherp omschreven hypothese te formuleren over het eventuele aangrijpingspunt, dat in eerste instantie eenduidig en meetbaar moet zijn.

Helaas stapt men maar al te graag met zevenmijlslaarzen door het subtiele immuunsysteem. Een goed voorbeeld van al te gemakkelijk redeneren vonden wij in het tijdschrift Cosmetics & Toiletries, waarin wordt gesteld dat polysacchariden, met name glucaan, via stimulatie van de Langerhans-cel, het hele immuunsysteem activeert en daarom wel eens bruikbaar zou kunnen zijn voor de behandeling van een heel scala van uiteenlopende huidproblemen, variërend van zonneschade tot kwaadaardige nieuwvormingen.1

De behoefte van Van Montfort een reguliere wetenschappelijke verklaring te vinden voor (sommige) breed toegepaste natuurgeneeswijzen is prijzenswaardig. Helaas wordt juist hier nog een complicerende factor aangetroffen, namelijk de psyche van de patiënt. De reciproke relatie tussen gedrag en psyche enerzijds, via het zenuwstelsel, en het immuunsysteem anderzijds, maakt een rationele benadering welhaast utopisch, al vormt deze relatie onderwerp van studie binnen de psychoneuro-immunologie en de psychoneuro-immunodermatologie.2

J.D. Bos
M.L. Kapsenberg
Literatuur
  1. Mansell PWA. Polysaccharides in skin care. Cosmetics & Toiletries 1994;109:67-72.

  2. Ader R, Cohen N, Felten D. Psychoneuroimmunology: interactions between the nervous system and immune system. Lancet 1995; 343:99-103.