Het effect van eiwitbeperking op nierfunctieachteruitgang

Klinische praktijk
R.T. Gansevoort
D. de Zeeuw
P.E. de Jong
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:2106-10
Abstract

Samenvatting

– De gegevens van meta-analysen en van het recente ‘Modification of diet in renal disease’-onderzoek laten zien dat eiwitbeperking in het dieet de snelheid van nierfunctieachteruitgang vermindert bij patiënten met een matig gestoorde nierfunctie. Het effect lijkt echter minder groot dan wel werd aangenomen.

– Waarschijnlijk leidt eiwitbeperking tot vernauwing van het preglomerulaire bloedvat, waardoor de verhoogde intraglomerulaire druk afneemt. Aanvankelijk ontstaat door de verlaging van filtrerende glomerulaire druk een gering verlies van nierfunctie, maar vervolgens is een minder snelle achteruitgang van nierfunctie het resultaat.

– Men dient te streven naar een eiwitinname van 0,6-0,75 gkgdag. Therapietrouw mag niet anamnestisch worden geschat, maar dient berekend te worden met de (gemodificeerde) Maroni-formule (eiwitinname = (0,18 x ureumuitscheiding met de urine in mmol per 24 h) 15 eiwituitscheiding met de urine in g per 24 h). Een dergelijke eiwitbeperking leidt over het algemeen niet tot voedingsdeficiënties.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Dr.R.T.Gansevoort, assistent-geneeskundige; prof.dr.P.E.de Jong, nefroloog.

Rijksuniversiteit, vakgroep Klinische Farmacologie, Groningen.

Prof.dr.D.de Zeeuw, klinisch farmacoloog.

Contact dr.R.T.Gansevoort

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Diepenveen, november 1997,

Gansevoort et al. stellen dat wanneer nefronen verloren gaan (door welke oorzaak dan ook) de overgebleven nefronen dit verlies proberen te compenseren (1997:2106-10).

Wanneer om medische redenen (hypernefroom) of om transplantatieredenen (familiedonatie) een nier verwijderd wordt, treedt er een verlies op van een miljoen nefronen.

Mijn vraag is of er in dat geval ook een toename van de doorbloeding en een verhoogde intraglomerulaire druk optreden. Indien dit het geval is, dan zou ook hier een eiwitbeperking op haar plaats zijn. Deze beperking zal zeker nodig zijn, indien er een partiële resectie plaatsvindt van een solitaire nier. Tenslotte vraag ik mij af wanneer men met een dergelijk dieet moet beginnen: profylactisch (dus direct na de ingreep) of kan men wachten tot de nierfunctie is teruggelopen tot een glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) van ≤ 55 ml/min. Een en ander zie ik in het licht van de uitspraak van Brenner et al. over de functionele belasting door moderne ad-libitumvoedingsgewoonten.1

G. Vermeer
Literatuur
  1. Brenner BM, Meyer TW, Hostetter TH. Dietary protein intake and the progressive nature of kidney disease: the role of hemodynamically mediated glomerular injury in the pathogenesis of progressive glomerular sclerosis in aging, renal ablation, and intrinsic renal disease. N Engl J Med 1982;307:652-9.

R.T.
Gansevoort

Groningen, december 1997,

Collega Vermeer vraagt zich af of er na een nefrectomie een verhoogde intraglomerulaire druk optreedt. In dierexperimentele onderzoeken is dit wel aangetoond. Bij de mens kan de intraglomerulaire druk niet direct gemeten worden. De bevinding dat de GFR en de effectieve renale plasmastroom bij patiënten na nefrectomie beduidend meer dan 50% bedragen van de waarde gemeten bij patiënten met 2 intacte nieren suggereert echter wel hyperfiltratie en een verhoogde intraglomerulaire druk in deze situatie.1

Opvallend is dat een meta-analyse van 48 onderzoeken toonde dat de nierfunctie op lange termijn bij patiënten met slechts een enkele nier over het algemeen goed blijft.1 Familiedonatie lijkt dan ook voor de donor een slechts minimaal risico in te houden op nierfunctieachteruitgang. Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat er weinig prospectieve gegevens zijn, en dat de follow-up in de voorhanden zijnde transversale onderzoeken over het algemeen beperkt is.

Over de langetermijneffecten van partiële nefrectomie wegens een maligniteit bij patiënten met een solitaire nier is weinig bekend, maar de resultaten lijken in dit geval minder gunstig.2-4 Dat de nierfunctie redelijk behouden blijft na nefrectomie lijkt in tegenspraak met de door Vermeer aangehaalde theorie van Brenner et al., die stellen dat hyperfiltratie bij patiënten met een nierziekte met gedeeltelijk verlies van nierfunctie leidt tot verdere nierfunctieachteruitgang. Naar onze mening valt dit te verklaren uit het feit dat hyperfiltratie in glomeruli van een voorheen gezonde nier pathofysiologisch een andere situatie inhoudt dan hyperfiltratie in glomeruli die door een intrinsieke nierziekte reeds schade hebben opgelopen.

Gezien deze bevindingen lijkt het niet opportuun patiënten na nefrectomie een eiwitbeperkt dieet of een angiotensine-converterend-enzymremmer voor te schrijven. Pas als nierfunctieachteruitgang en (of) proteïnurie optreedt, lijkt een dergelijke interventie gerechtvaardigd teneinde nierfunctieachteruitgang te voorkomen. De resultaten die bereikt werden met deze interventies in een kleinschalige onderzoek bij patiënten met partiële nefrectomie van een solitaire nier waren bemoedigend.5

R.T. Gansevoort
D. de Zeeuw
P.E. de Jong
Literatuur
  1. Kasiske BL, Ma JZ, Louis TA, Swan SK. Long-term effects of reduced renal mass in humans. Kidney Int 1995;48:814-9.

  2. Zuccala A, Gaggi R, Zucchelli A, Zucchelli P. Renal functional reserve in patients with a reduced number of functioning glomeruli. Clin Nephrol 1989;32:229-34.

  3. Novick AC, Gephardt G, Guz B, Steinmuller D, Tubbs RR. Long-term follow-up after partial removal of a solitary kidney. N Engl J Med 1991;325:1058-62.

  4. Foster MH, Sant GR, Donohoe JF, Harrington JT. Prolonged survival with a remnant kidney. Am J Kidney Dis 1991;17:261-5.

  5. Novick AC, Schreiber jr MJ. Effect of angiotensin-converting enzyme inhibition on nephropathy in patients with a remnant kidney. Urology 1995;46:785-9.