Het aneurysma dissecans; problemen bij de diagnostiek

Klinische praktijk
M.A.H.W. Schöttelndreiër
A.R. Ramdatmisier
C. van de Zwaan
H.G.T. Lam
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:265-7

Dames en Heren,

Het aneurysma dissecans is door Morgagni sinds 1761 bekend. De diagnose werd tot voor enkele decennia echter ante mortem veelal niet gesteld. Ook al is de clinicus alert op dit ziektebeeld, het blijkt heden ten dage, ondanks moderne methoden, nog steeds moeilijk deze diagnose te stellen. Voor de prognose is, nu succesvollere chirurgische methoden zich hebben aangediend, vroege diagnose van vitaal belang. Vooral de classificatie en operatieve behandelingsmethode van De Bakey et al. hebben wereldwijd ingang gevonden.1 Toch geeft hun simplificatie in een proximale (type I en II, beginnend in de aorta descendens) en een distale vorm (type III, beginnend in de aorta descendens) en de daarbij behorende klinische symptomen onvoldoende inzicht in het vaak sterk variabele klinische beeld. Zeker, de acute hevige pijn in de borst of in de rug, het polsverlies en de aortaklepinsufficiëntie blijven vooral bij de proximale vorm de basis van de…

Auteursinformatie

St. Elisabeth's of Groote Gasthuis, afd. Cardiologie, Postbus 417, 2000 AK Haarlem.

M.A.H.W.Schöttelndreiër, cardioloog; A.R.Ramdatmisier, C.van de Zwaan en H.G.T.Lam, assistent-geneeskundigen.

Contact M.A.H.W.Schöttelndreiër

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.A.H.W.
Schöttelndreiër

Haarlem, april 1987,

Wij zijn de collegae Six, De Geest, Plokker en Maas erkentelijk voor de aandacht waarmee zij ons artikel over het aneurysma dissecans hebben gelezen. Onze drie patiënten hadden duidelijk tekenen van een aneurysma aortae, zodat in de titel ons inziens terecht de term aneurysma is gebruikt. Wij hebben geen inzicht in de exacte aantallen dissecties die iatrogeen ontstaan, maar ook al zou het op zich een zeldzame complicatie zijn, dan nog zal dit probleem met enige regelmaat zich voordoen bij de grote aantallen hartcatheterisaties en open-hartoperaties die in Nederland en daarbuiten jaarlijks verricht worden.

Uw stelling dat antihypertensieve medicatie van belang is, wordt door ons, ook in ons artikel, onderschreven. Uiteraard indien de hemodynamische toestand dit toelaat.

Dat een aorta-insufficiëntie alléén (uiteraard zullen de schrijvers bedoelen mèt overige tekenen van een dissectie) een spoedoperatie zonder verdere diagnostiek wettigt, is een interessante instelling, die wellicht door cardiologen en cardiochirurgen samen verder uitgewerkt dient te worden. De geringe sterfte bij spoedoperaties in uw kliniek doet ons uitzien naar een uitgebreider verslag hierover. Voor het overige danken wij u voor uw opmerkingen, die wij goeddeels onderschrijven.

M.A.H.W. Schöttelndreiër