Gunstige kortetermijneffecten van een multidisciplinaire gedragstherapeutische groepsbehandeling voor kinderen met overgewicht of obesitas

Onderzoek
M. Groen
E. van den Akker
A. van ’t Spijker
D.J. Pot
W. Trijsburg
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1102-6
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Doel

Evalueren van het effect van een multidisciplinaire gedragstherapeutische behandeling van kinderen met overgewicht en obesitas in groepsverband.

Opzet

Descriptief.

Methode

De behandeling bestond uit 8 kinder- en 2 oudersessies in een periode van 10 weken, in het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam. Er werd aandacht besteed aan eet- en beweeggedrag en psychosociale aspecten. Gegevens werden verzameld van de kinderen die werden behandeld in de jaren 1999-2002. Inclusiecriteria waren: leeftijd van 7-14 jaar, ‘body mass index’ (BMI) ≥ 25 kg/m2, Nederlandstalig en geen probleemgedrag volgens de ‘Child behavior checklist’ (totaalscore < 70). De uitkomstmaten waren: BMI, energie-inname, tijd tot uitputting in de Bruce-test en probleemgedrag. Er waren 3 meetmomenten: 3 maanden voor de behandeling, direct voor en direct na de behandelperiode.

Resultaten

Van de 78 kinderen die zouden deelnemen, vielen er 7 uit. Er deden 52 meisjes en 19 jongens mee, die een gemiddelde leeftijd van 10,5 jaar hadden. In de maanden voor de behandeling was er geen statistisch significante verandering in de uitkomstmaten. Tijdens de behandelperiode nam bij alle kinderen de mate van overgewicht af. De gemiddelde BMI nam af met 1,7 kg/m2 (–0,3 SDS) en de gemiddelde dagelijkse energie-inname met 1242 kJ, terwijl de ‘tijd tot uitputting’ toenam met gemiddeld 0,8 min (alle: p < 0,001). De score voor probleemgedrag nam niet statistisch significant af.

Conclusie

Bij de kinderen met overgewicht of obesitas die het behandelprogramma volgden, namen tijdens de behandelperiode de BMI en de energie-inname af en nam de fitheid toe.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1102-6

artikel

Inleiding

Wereldwijd heeft de prevalentie van overgewicht en obesitas epidemische vormen aangenomen.1 In de afgelopen 20 jaar is ook in Nederland de prevalentie snel toegenomen, in het bijzonder bij jonge kinderen vanaf 3 jaar. Van de volwassen Nederlanders heeft 40 overgewicht, dat wil zeggen een ‘body mass index’ (BMI) ? 25 kg/m2; bij obesitas is de BMI ? 30 kg/m2.1 Bij kinderen varieert het percentage met overgewicht, afhankelijk van de leeftijd, tussen 7 en 16.2 3 Bij kinderen wordt een voor leeftijd gecorrigeerde BMI-grenswaarde gehanteerd. Een BMI ? 1,1 standaarddeviatiescore (SDS) boven het leeftijdsgemiddelde vertegenwoordigt de grenswaarde voor overgewicht en een BMI ? 2,3 SDS de grenswaarde voor obesitas.4

Overgewicht is multifactorieel bepaald, waarbij genetische, biologische en psychosociale factoren en omgevingsfactoren een rol spelen.5 Somatische ziekten verklaren in minder dan 5 van de gevallen het overgewicht. Exogene factoren zoals verandering van leefstijl spelen bij de toename van incidentie een belangrijke rol. Deze factoren zijn onder andere ongezonde eetgewoonten zoals veel snoepen, energierijke dranken drinken, onregelmatig eten en niet ontbijten, in combinatie met weinig lichaamsbeweging als gevolg van veel tv-kijken en computeren.6-8 Het uiteindelijke eet- en beweeggedrag van kinderen wordt bepaald door verschillende omgevingsfactoren en observationeel leren.9-11

Er zijn 3 redenen om reeds in de kinderleeftijd overgewicht en obesitas te behandelen. Ten eerste brengt obesitas op de kinderleeftijd gezondheidsrisico’s met zich mee die zich reeds tijdens de adolescentie kunnen openbaren. Voorbeelden hiervan zijn ademhalingsproblemen, leversteatose en in toenemende mate diabetes mellitus (DM) type 2.12 13 DM type 2 bij kinderen vormt momenteel naar schatting 3 van de nieuwe gevallen van DM in Nederland en er zijn aanwijzingen dat dit percentage snel toeneemt.14 Op lange termijn leiden overgewicht en obesitas tevens tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en kanker.15 16 De kans op comorbiditeit neemt toe naarmate het overgewicht of de obesitas langer bestaat. Daarnaast hebben ze belangrijke negatieve sociale en emotionele gevolgen. Vermindering van overgewicht tijdens de jeugd heeft een aantal positieve gevolgen voor de gezondheid. Zo nemen insulineresistentie, hyperinsulinemie en hoge cholesterolwaarde af naarmate het overgewicht afneemt.17 Ten tweede is er een relatie aangetoond tussen overgewicht op de kinderleeftijd en dat op volwassen leeftijd. Afhankelijk van de studie is 15-80 van de kinderen met obesitas ook als volwassene te zwaar.18 Hoe langer het overgewicht op de kinderleeftijd bestaat en hoe zwaarder het kind is, hoe groter de kans op overgewicht op volwassen leeftijd.18

Behandelprogramma’s voor kinderen met obesitas laten goede resultaten zien en hebben betere langetermijneffecten dan programma’s voor volwassenen.19-21 Ten derde wordt voedingsgedrag op jonge leeftijd aangeleerd.22

Het behandelprogramma ‘Dikke Vrienden Club’, totstandgekomen in 1995, is gericht op kinderen tussen 8 en 15 jaar. Het is een multidisciplinair gedragstherapeutisch behandelprogramma in groepsverband. In dit artikel beschrijven wij de evaluatie van de resultaten van dit behandelprogramma.

methode

Behandeling

Het behandelprogramma ‘Dikke Vrienden Club’ vindt plaats in het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam, in groepen van 8-10 kinderen. Het geprotocolleerde programma bestaat uit 8 kinder- en 2 oudersessies, verdeeld over 10 weken.23 Doel van de behandeling is dat de kinderen in een positieve sfeer gezond eet- en beweeggedrag aanleren, beter leren omgaan met pesten, een positiever zelfbeeld ontwikkelen en hun overgewicht verminderen. De bijeenkomsten worden geleid door een psycholoog met afwisselend een diëtist of een fysiotherapeut. Er wordt kennis overgedragen over diverse aspecten van eetgedrag. Ook krijgen de kinderen strategieën aangereikt om met de verleidingen van eten en met pesten om te gaan. De kinderen ervaren onderlinge emotionele steun door het uitwisselen van ervaringen rond overgewicht.

Aan het beweeggedrag wordt gewerkt door het opdoen van positieve bewegingservaringen en het verbeteren van de conditie door middel van sport- en spelactiviteiten. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het realiseren van meer bewegen in het dagelijks leven en het verminderen van sedentaire activiteiten.

In de oudersessies wordt de rol van de ouders in de behandeling benadrukt en krijgen de ouders informatie over eten en bewegen. Een belangrijk onderdeel is het veranderen van interactiepatronen tussen ouders en kinderen (bijvoorbeeld steunen in plaats van controleren; positieve bekrachtiging in plaats van straf).

Bij een succesvolle afronding van het behandelprogramma (gewichtsstabilisatie of -afname) krijgen de kinderen het A-diploma. Om terugval tegen te gaan is een buddy-systeem georganiseerd, waarbij de kinderen elkaar in lastige situaties kunnen steunen. Daarna vindt elke 3 maanden een controle bij de kinderarts plaats om de kinderen te meten en te wegen. Bij een succesvolle voortzetting krijgen de kinderen na 3 maanden het B-diploma en na 9 maanden het C-diploma.

Deelnemers en procedure

Deelnemers aan de studie hadden een BMI die paste bij overgewicht of obesitas (BMI > +1,1 SDS, hetgeen na correctie voor leeftijd overeenkomt met de volwassen grenswaarde van ? 25 kg/m2)2 4 en die niet te verklaren was door een somatische aandoening. De kinderen waren 7-14 jaar en spraken voldoende Nederlands om het programma te kunnen volgen. Omdat in pilotonderzoek kinderen met ernstige gedragsproblemen de groepscohesie nadelig beïnvloedden, werden kinderen met probleemgedrag (gedefinieerd als een totaalscore ? 70 op de ‘Child behavior checklist’ (CBCL)) van deelname uitgesloten. De CBCL is een vragenlijst over kinderen van 4-18 jaar die wordt ingevuld door de ouders of verzorgers.24 In het intakegesprek werd nagegaan of ouders en kinderen voldoende gemotiveerd waren om deel te nemen. Dit werd door ondertekening van een behandelcontract bevestigd.

Na aanmelding werd het kind door de kinderarts onderzocht ter uitsluiting van onderliggende somatische aandoeningen en ter controle op comorbiditeit. Wanneer het kind in aanmerking kwam voor de behandeling, werd het op een wachtlijst geplaatst.

Metingen

Drie maanden voor het begin van de behandeling kreeg het kind een eerste intake (voormeting 1), waarbij kinderarts, psycholoog, fysiotherapeut en diëtist betrokken waren. Direct voor de behandeling werd de intake (voormeting 2) herhaald. Een nameting vond direct na afronding van de behandeling plaats. De data werden verzameld in de periode 1 januari 1999-31 december 2002. Alle kinderen en hun ouders stemden, na geïnformeerd te zijn, schriftelijk in met deelname aan de studie.

De belangrijkste primaire uitkomstmaat was het (over)-gewicht, uitgedrukt in de ruwe BMI en in de BMI-standaarddeviatiescore (SDS), dat is de afwijking van het kind ten opzichte van zijn of haar leeftijdgenoten van hetzelfde geslacht. Andere primaire uitkomstmaten waren de energie-inname en de lichamelijke conditie. De gegevens over de energie-inname werden door de diëtist verkregen in een interview met het kind in het bijzijn van tenminste 1 ouder of verzorger. De lichamelijke conditie werd door de fysiotherapeut gemeten met de Bruce-test, waarbij wordt gebruikgemaakt van een loopband onder standaardcondities en de tijd tot uitputting wordt opgenomen (referentiewaarde: 10,3-11,2 min, afhankelijk van leeftijd en geslacht).25 Een secundaire uitkomstmaat was probleemgedrag, gemeten met de CBCL (P98 = totaalscore; een hogere score duidt op emotionele en gedragsmatige problemen).

Statistische analyse

Allereerst werd voor alle 3 de metingen beschrijvende statistiek gebruikt (gemiddelde en 95-BI). De relatie tussen de verandering in de wachttijd en die in de behandelingsperiode werd onderzocht met een ANOVA voor herhaalde metingen.26

resultaten

Aan de studie zouden 78 kinderen deelnemen. Er vielen 4 kinderen uit tijdens de wachttijd, 1 kind viel uit tijdens het volgen van het programma, en 2 kinderen volgden wél het programma, maar verschenen niet voor de nameting. De leeftijd, het geslacht en de BMI van de 7 kinderen die uitvielen, verschilden niet van die van de 71 andere kinderen (91), die hadden deelgenomen aan het hele behandelprogramma. De 71 kinderen in de analyse waren 52 meisjes (73) en 19 jongens (27), met een gemiddelde leeftijd van 10,5 jaar (uitersten: 8-14). Bij aanvang verschilde de gemiddelde BMI niet tussen jongens en meisjes.

In de wachttijd nam de BMI toe en de energie-inname af (beide niet statistisch significant; tabel). De maximale duur tot uitputting in de Bruce-test werd niet langer.

Tijdens de behandeling verbeterden de BMI (figuur), de BMI-SDS, de energie-inname en de tijd tot uitputting statistisch significant (zie de tabel). De gemiddelde BMI daalde met 1,7 kg/m2; de maximale BMI-daling die werd bereikt, bedroeg 4,9 kg/m2 (–1,2 SDS). Bij jongens daalde de BMI meer (–2 kg/m2) dan bij meisjes (–1,6 kg/m2), maar dit verschil was niet significant. Bij alle 71 kinderen nam de mate van overgewicht, uitgedrukt in BMI-SDS, af; de gemiddelde BMI-SDS nam af met 0,3. De gemiddelde energie-inname nam af met 1242 kJ. De gemiddelde tijd tot uitputting op de Bruce-test nam toe met bijna 1 minuut. Het probleemgedrag van de kinderen, gemeten met de CBCL, verbeterde met 3 punten (niet statistisch significant; zie de tabel).

beschouwing

Er was een positief effect van de multidisciplinaire groepsgedragstherapeutische behandeling bij kinderen met overgewicht of obesitas. Bij alle 71 kinderen die de behandelperiode van 3 maanden voltooiden, nam het gewicht in die periode af.

Zover ons bekend, is dit het eerste gerapporteerde onderzoek over een dergelijke behandeling voor kinderen met overgewicht of obesitas in Nederland. Het behandelprogramma bevat elementen uit in het buitenland ontwikkelde behandelstrategieën waarvan de effectiviteit op korte en lange termijn is aangetoond.19 28 29 Het aantal uitvallers (9) was laag. Mede gezien de teleurstellende resultaten van de behandeling van volwassenen met overgewicht of obesitas zijn de resultaten van dit onderzoek van belang.

De gemiddelde daling van 6 is in vergelijking met de literatuur (5 tot 20) redelijk.9 21 Naar onze indruk is een verandering van 6 realistisch. Het is van belang voor de deelnemers realistische doelen te stellen: kleine veranderingen in leefstijl zijn immers beter vol te houden dan grote. Verder zijn frequente en langdurige follow-up van belang. Voor kinderen is betrokkenheid van de ouders of verzorgers bij de behandeling noodzakelijk.21 30 31 Interventies die specifiek gericht zijn op kennis over een gezonde leefstijl, dieet en lichaamsbeweging zijn niet succesvol in het bereiken van een langdurig effect. Een groter effect wordt bereikt door kennisoverdracht te combineren met gedragstherapeutische technieken om de kennis in praktijk te brengen.19 De resultaten van dit onderzoek ondersteunen de stelling van de Gezondheidsraad dat bij kinderen met obesitas gedragstherapie in groepen, waarbij ook de ouders betrokken worden, een effectieve interventiestrategie is.22

In de behandeling werd gekozen voor een setting in het ziekenhuis met een duidelijke rol voor de kinderarts en de psycholoog. Hiervoor is gekozen omdat de ziekenhuisorganisatie de multidisciplinaire samenwerking (kinderarts, psycholoog, diëtist en fysiotherapeut) vergemakkelijkt. Ook hebben wij de indruk dat ouders veel waarde hechten aan de betrokkenheid van een kinderarts. Een vraag is evenwel of dit type behandeling in het ziekenhuis thuishoort of in een eerstelijnsorganisatie moet worden aangeboden. Behandeling in het ziekenhuis zou dan gereserveerd kunnen worden voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld kinderen met comorbiditeit. Ook zou in het ziekenhuis meer aandacht gegeven kunnen worden aan andere doelgroepen, zoals kinderen met morbide obesitas en comorbiditeit en pubers.

In de toekomst moet aandacht besteed worden aan onderzoek naar de factoren die samenhangen met de kans op succes van de behandeling, zoals de mate van overgewicht, de culturele achtergrond en psychosociale factoren, waaronder het gezinsklimaat.

Wij concluderen dat het behandelprogramma op korte termijn effectief was. Kenmerkend voor het programma is de multidisciplinaire benadering in groepsverband voor gemotiveerde ouders en hun kinderen van 7-14 jaar met overgewicht. Onderzoek op langere termijn dient uit te wijzen in hoeverre de resultaten van blijvende aard zijn.

Dit onderzoek was niet mogelijk zonder de medewerking van M.Christiaans en A.van Meggelen, psychologen, E.Scheltema en M.Renzen, diëtisten, en W.van Katwijk, I.Waard, R.Brinkman, A.C.Nuyens en O.Bosman, fysiotherapeuten. H.Duivenvoorden, psycholoog, adviseerde bij de statistische bewerking.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Literatuur
  1. World Health Organization (WHO). World health report 2002. Genève: WHO; 2002.

  2. Fredriks AM, Buuren S van, Hirasing RA, Wit JM, Verloove-Vanhorick SP. De Quetelet-index (‘body mass index’) bij jongeren in 1997 vergeleken met 1980; nieuwe groeidiagrammen voor de signalering van ondergewicht, overgewicht en obesitas. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:1296-303.

  3. Hirasing RA, Fredriks AM, Buuren S van, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:1303-9.

  4. Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ 2000;320:1240-3.

  5. Marx J. Cellular warriors at the battle of the bulge. Science 2003;299:846-9.

  6. Birch LL, Fisher JO. Development of eating behaviors among children and adolescents. Pediatrics 1998;101(3 Pt 2):539-49.

  7. Epstein LH, Paluch RA, Gordy CC, Dorn J. Decreasing sedentary behaviors in treating pediatric obesity. Arch Pediatr Adolesc Med 2000;154:220-6.

  8. Faith MS, Berman N, Heo M, Pietrobelli A, Gallagher D, Epstein LH, et al. Effects of contingent television on physical activity and television viewing in obese children. Pediatrics 2001;107:1043-8.

  9. Braet C, Winckel MAJM van. Behandelingsstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten: Cure & Care Development; 2001.

  10. Rigter J. Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho; 2002.

  11. Chamberlin LA, Sherman SN, Jain A, Powers SW, Whitaker RC. The challenge of preventing and treating obesity in low-income, preschool children: perceptions of WIC health care professionals. Arch Pediatr Adolesc Med 2002;156:662-8.

  12. Dietz WH. Health consequences of obesity in youth: childhood predictors of adult disease. Pediatrics 1998;101(3 Pt 2):518-25.

  13. Rossner S. Childhood obesity and adulthood consequences. Acta Paediatr 1998;87:1-5.

  14. Jacobs-van der Bruggen MAM, Baan CA. Hoe groot is de problematiek van diabetes type 2 bij jongeren? In: Nationaal kompas. Bilthoven: RIVM; 2003.

  15. Kopelman PG. Obesity as a medical problem. Nature 2000;404:635-43.

  16. Calle EE, Rodriguez C, Walker-Thurmond K, Thun MJ. Overweight, obesity, and mortality from cancer in a prospectively studied cohort of U.S. adults. N Engl J Med 2003;348:1625-38.

  17. Escobar O, Mizuma H, Sothern MS, Blecker U, Udall jr JN, Suskind RM, et al. Hepatic insulin clearance increases after weight loss in obese children and adolescents. Am J Med Sci 1999;317:282-6.

  18. Freedman DS, Khan LK, Serdula MK, Dietz WH, Srinivasan SR, Berenson GS. Inter-relationships among childhood BMI, childhood height, and adult obesity: the Bogalusa heart study. Int J Obes Relat Metab Disord 2004;28:10-6.

  19. Braet C, Winckel MV. Long-term follow up of a cognitive behavioral treatment program for obese children. Behav Ther 2000;31:55-74.

  20. Epstein LH, Myers MD, Raynor HA, Saelens BE. Treatment of pediatric obesity. Pediatrics 1998;101(3 Pt 2):554-70.

  21. Jelalian E, Saelens BE. Empirically supported treatments in pediatric psychology: pediatric obesity. J Pediatr Psychol 1999;24:223-48.

  22. Overgewicht en obesitas. Publicatienr 2003/07. Den Haag: Gezondheidsraad; 2003.

  23. Groen M, Scheltema E, Brinkman R, Waard I. Dikke Vrienden Club. Rotterdam: St. Franciscus Gasthuis; 1997.

  24. Verhulst FC, Akkerhuis GW, Althaus M. Praktische handleiding voor de CBCL. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum; 1990.

  25. Binkhorst KA, Hof MA van ’t, Saris WHM. Maximale inspanning door kinderen; referentiewaarden voor 6-18-jarige meisjes en jongens. Den Haag: Nederlandse Hartstichting; 1994.

  26. Neter J, Wasserman W, Kutner MH. Applied linear statistical models. 3rd ed. Boston: Irwin; 1990.

  27. Voedingsnormen voor energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten. Publicatienr 2001/19. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001.

  28. Epstein LH, Valoski A, Wing RR, McCurley J. Ten-year outcomes of behavioral family-based treatment for childhood obesity. Health Psychol 1994;13:373-83.

  29. Haddock CK. Treatments for childhood and adolescent obesity: a meta-analysis. Ann Behav Med 1994;16:235-44.

  30. Braet C, Winckel M van, Leeuwen K van. Follow-up results of different treatment programs for obese children. Acta Paediatr 1997;86:397-402.

  31. Graziano AM, Diament D. Parent behavioral training. An examination of the paradigm. Behav Modif 1992;16:3-38.

Auteursinformatie

Sint Franciscus Gasthuis, Postbus 10.900, 3004 BA Rotterdam.

Afd. Medische Psychologie: mw.drs.M.Groen, psycholoog.

Afd. Kindergeneeskunde: mw.E.van den Akker (tevens: Erasmus Medisch Centrum, afd. Kindergeneeskunde, Rotterdam) en hr.D.J.Pot (thans: Gelre Ziekenhuizen, afd. Kindergeneeskunde, Apeldoorn), kinderartsen.

Erasmus Medisch Centrum, afd. Medische Psychologie en Psychotherapie, Rotterdam.

Hr.drs.A.van ’t Spijker en hr.drs.W.Trijsburg (beiden tevens: Netherlands Institute of Health Sciences, Rotterdam), psychologen.

Contact mw.drs.M.Groen (m.groen@sfg.nl)

Verbeteringen

Ook interessant

Reacties

K.
Faust

Hasselt, België, juni 2005,

Met veel belangstelling lazen wij het artikel van Groen et al. (2005:1102-6). Dit artikel illustreert duidelijk de gunstige kortetermijneffecten van de beschreven aanpak.

In september 2002 zijn wij in het Virga Jesseziekenhuis te Hasselt, België, ook van start gegaan met een multidisciplinaire gedragstherapeutische groepsbehandeling voor kinderen met overgewicht en obesitas. De groepstherapie bestaat uit 6 kinder- en oudersessies, verdeeld over 12 weken.1 Tot nu toe hebben 44 kinderen de groepssessies voltooid. De ‘body mass index’ (BMI) bij aanvang van de sessies was +2,6 (0,6) standaarddeviatiescore (SDS) en op het einde van de groepssessies +2,3 (0,7) SDS, beide vergelijkbaar met de resultaten van Groen et al. De psycholoog en de diëtist blijven de patiëntjes nog gedurende 6 maanden maandelijks volgen. Op het einde van deze follow-upperiode bedroeg de BMI +2,2 (0,7) SDS. Bij 60&percnt; van de patiëntjes bleef de overgewichtsreductie aanwezig of was er een verdere afname van de BMI, terwijl dit bij 40&percnt; niet het geval is. Dit resultaat is vergelijkbaar met de gegevens uit de literatuur.2

Groen et al. beschrijven dat de patiëntjes na de groepssessies om de 3 maanden door de kinderarts gewogen en gemeten worden. Zij geven evenwel niet aan of er behalve het buddysysteem, nog enige psychologische of voedingsdeskundige begeleiding is. Kunnen de auteurs dit punt verder toelichten? Hoeveel patiëntjes behaalden respectievelijk een B- en een C-diploma? Wat zijn de langeretermijnresultaten van de ‘Dikke Vrienden Club’? Blijven de kinderen vrienden of slinkt de vriendschap weg?

Wij zijn enigszins verrast door de grote leeftijdsspreiding (7-14 jaar) en de grote spreiding van het overgewicht (BMI: 1,7-3,7 SDS). Volgens onze eigen ervaring en gegevens uit de literatuur voelen pubers en adolescenten zich minder aangesproken door groepssessies.3 Bovendien is er een groot cognitief verschil tussen een kind van 7 jaar en een puber van 14 jaar. Voor kinderen met extreme obesitas is een (kortdurende) ambulante aanpak minder efficiënt en levert een residentiële aanpak de beste resultaten.4 Onze groepssessies richten zich dan ook op kinderen van 8-12 jaar met overgewicht of hooguit matige obesitas. Oudere kinderen krijgen een individuele begeleiding aangeboden en kinderen met extreem overgewicht (> 180&percnt; van het mediane gewicht voor de lengte) worden doorverwezen naar het Zeepreventorium van De Haan, België, voor een residentiële behandeling.

K. Faust
A.M.E. Vanoppen
G.G.H.M. Massa
Literatuur
  1. Faust K, Massa G, Vanoppen A, Noldus J. With bascule in balance: a group therapeutic program for childhood obesity. Horm Res 2004;62(Suppl 2):P1-232.

  2. Braet C, Winckel M van. Long-term follow-up of a cognitive behavioural treatment program for obese children. Behav Ther 2000;31:55-74.

  3. Flodmark CE, Lissau I. Psychotherapy. In: Burniat W, Cole T, Lissau I, Poskitt E, editors. Child and adolescent obesity. Causes and consequences, prevention and management. Cambridge: Cambridge University Press; 2002. p. 327-44.

  4. Braet C, Tanghe A, Bode PD, Franckx H, Winckel MV. Inpatient treatment of obese children: a multicomponent programme without stringent calorie restriction. Eur J Pediatr 2003;162:391-6.

E.L.T.
van den Akker

Rotterdam, juli 2005,

Graag bedanken wij Faust et al. voor hun interessante bijdrage. Zij stellen tevens enkele belangrijke vragen aan de orde, die wij graag toelichten. In de door ons beschreven behandelmethode krijgen de kinderen gedurende 3 maanden intensieve behandeling middels groepssessies. Daarna worden de kinderen om de 3 maanden teruggezien door alle disciplines van het team. Als zij het programma volledig doorlopen en het overgewichtpercentage niet terugkeert boven het niveau bij de start, dan behalen zij een B- en een C-diploma. In de praktijk ontvangen alle kinderen die niet uit het programma uitvallen dit diploma. Op lange termijn blijven sommige kinderen uit de groep met elkaar in contact, maar hierover hebben wij geen precieze data beschikbaar. De langetermijnresultaten zijn momenteel in bewerking. Wel is reeds duidelijk dat tot 1 jaar na start bij ongeveer 60&percnt; van de kinderen de reductie in overgewicht doorgaat. De resultaten van behandeling zijn gunstiger in de jongere leeftijdscategorie (7-12 jaar) dan bij de pubers (12-14 jaar). Wij zijn het eens met de suggestie van Faust et al. dat deze vorm van behandeling middels groepssessies het geschiktst lijkt voor de leeftijdscategorie 7-12 jaar.

E.L.T. van den Akker
M. Groen
R.W. Trijsburg