Goede instelling van diabetes mellitus verkleint de kans op diabetische complicaties

Opinie
B.H.R. Wolffenbuttel
M.S.P. Huijberts
B.J. Heesen
P.B. Leurs
A.C. Nieuwenhuijzen Kruseman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:2179-83

Tijdens de 53e jaarlijkse wetenschappelijke bijeenkomst van de Amerikaanse Diabetes Associatie, die in juni 1993 in Las Vegas plaatsvond, werden de langverwachte resultaten van de ‘diabetes control and complications trial’ (DCCT-onderzoek) gepresenteerd. Het DCCTonderzoek was een groot onderzoek dat werd uitgevoerd in 29 ziekenhuizen in de Verenigde Staten en Canada, om de effecten van de instelling van diabetes mellitus op het ontstaan van complicaties ten gevolge van diabetes te kunnen beoordelen. Onlangs is een samenvatting van de eerste resultaten gepubliceerd.1

Hyperglykemie is schadelijk

Het is al langer bekend dat een slechte diabetesinstelling de kans op het ontstaan van vaatcomplicaties sterk doet toenemen. Er bestaat een duidelijk verband tussen de kwaliteit van de metabole regulatie en het ontstaan van afwijkingen in de kleine bloedvaten (microangiopathie), zoals retinopathie, nefropathie en neuropathie. Het retrospectieve onderzoek van Pirart in België heeft dit verband ondubbelzinnig aangetoond,2 en vele transversale en prospectieve onderzoeken hebben…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, werkgroep Endocrinologie en Stofwisselingsziekten, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.

Dr.B.H.R.Wolffenbuttel, P.B.Leurs en prof.dr.A.C.Nieuwenhuijzen Kruseman, internisten; mw.M.S.P.Huijberts, assistent-geneeskundige; B.J.Heesen, medisch doctorandus.

Contact dr.B.H.R.Wolffenbuttel

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zwolle, december 1993,

Onlangs is door Wolffenbuttel et al. een goed overzicht gegeven van de resultaten van de ‘diabetes control and complications trial’ (DCCT-onderzoek) (1993;2179-83). 1 In dit onderzoek is overduidelijk aangetoond dat door een intensieve behandeling van patiënten met van insuline afhankelijke diabetes mellitus (IDDM) het optreden van late complicaties kan worden gereduceerd met zeker 50%.

In het DCCT-onderzoek is veel nadruk gelegd op de langetermijncontrole aan de hand van de glycohemoglobine HbA1c-bepaling. Zo bleek in de intensief behandelde groep patiënten na 1 à 2 jaar een HbA1c-concentratie van 7,0-7,2% te worden bereikt, terwijl deze in de controlegroep rond 9% lag. Door de HbA1c-bepaling gedurende het gehele onderzoek in één laboratorium uit te voeren, kon een verband worden gelegd tussen de HbA1c-waarde en de gemiddelde bloedglucosewaarde in de voorafgaande weken.

Aangezien te verwachten is dat intensieve behandeling van IDDM in navolging van het DCCT-onderzoek zal worden gecontroleerd met behulp van de HbA1c-bepaling zal deze methode betrouwbaar moeten zijn en vooral uniforme uitslagen moeten opleveren, liefst internationaal. In Nederland wordt de kwaliteit van de HbA1c-bepaling via externe toetsing door de SKZL (Stichting Kwaliteitsbewaking Ziekenhuislaboratoria) bewaakt. Hierbij blijkt een grote variatie aan methoden (zeker 20) met alle hun eigen problemen en, wat belangrijker is, andere (referentie)waarden. Dit leidt tot een interlaboratoriumvariatie van circa 20%, een accuraatheid van circa 15% en een precisie van circa 7%; de resultaten van deze methoden zijn dus nauwelijks met elkaar te vergelijken. De conclusies van het DCCT-onderzoek laten zich dan ook moeilijk naar de lokale situatie vertalen.

Op het recente symposium ‘Glycohemoglobine, orde in de chaos’ (Enschede, 14 oktober 1993; verslag ter perse in Tijdschr Ned Ver Klin Chem) is ingegaan op de analytische prestaties van de verschillende bepalingsmethoden en op de beïnvloeding van de resultaten door de aanwezigheid van Hb-varianten en -derivaten. Ook is een start gemaakt om te komen tot uniforme afspraken inzake calibratie. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van calibratoren die door de SKZL bereid en gedistribueerd zullen worden en op de in het DCCT-onderzoek gebruikte methode zullen worden geijkt (D.J.Goldstein, University of Missouri, D.C., USA).

De onderlinge correlatie tussen de verschillende methoden voor het bepalen van glycohemoglobine is lineair, met andere woorden: alle methoden zijn ‘in elkaar te schuiven’ teneinde een betere reproduceerbaarheid en een betere accuraatheid te bereiken.

In een trial van de SKZL bleek dat door invoering van een uniforme calibratie de interlaboratoriumvariatie daalde van 20 naar 5%, de accuraatheid verbeterde van 15 naar 3,7% en de precisie verbeterde met een factor 2 (van 7 naar 3,5%). Als re sultaat van de uniforme calibratie zal in Nederland een uniform referentiegebied van circa 4-6% kunnen worden aanghouden en zullen in het gebied van belangrijke therapeutische beslissingen (7-10%) de precisie en de accuraatheid van de HbA1c-bepaling toenemen.

Verwacht mag worden dat binnen 6 maanden in de Nederlandse ziekenhuislaboratoria door middel van deze uniforme standaardisatie de resultaten van de HbA1c-bepaling zodanig zullen verbeteren dat aan de criteria af te leiden uit het DCCT-onderzoek kan worden voldaan.

K. Miedema
Th.J. Penders
Literatuur
  1. The Diabetes Control and Complications Trial Research Group. The effect of intensive treatment of diabetes on the development and progressions of long-term complications in insulin-dependent diabetes mellitus. N Engl J Med 1993; 329: 977-86.