Geen hiv-test verricht: een gemiste kans

Klinische praktijk
G.E.L. van den Berk
A.A. Jarbandhan
R.M. Regez
J.E.A.M. van Bergen
K. Brinkman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2648-51
Abstract

Dames en Heren,

Terwijl vooral in de niet-westerse landen de hiv-pandemie steeds meer slachtoffers eist en daardoor vrijwel continu in de (medische) aandacht staat, lijkt het ‘hiv-bewustzijn’ in Nederland een sluimerend bestaan te leiden.

In Nederland leven er naar schatting 18.500 mensen met hiv, van wie er ongeveer 6500 niet op de hoogte zijn van hun positieve hiv-status.1 2 Het aantal nieuw gediagnosticeerde hiv-patiënten neemt nog steeds toe.1 2 Uit recent Amerikaans onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de nieuwe besmettingen met hiv afkomstig is van 25 van de hiv-geïnfecteerden die zich er niet van bewust zijn dat zij het virus met zich meedragen,3 4 terwijl ook bekend is dat personen die weten dat zij hiv-seropositief zijn bewuster met hun seksueel gedrag omgaan.5 6 Onbekendheid met de hiv-status speelt dus een belangrijke rol bij het verder verspreiden van de hiv-infectie. Vooral in de fase…

Auteursinformatie

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, afd. Interne Geneeskunde, Oosterpark 9, 1091 AC Amsterdam.

Hr.G.E.L.van den Berk en hr.prof.dr.K.Brinkman, internisten; mw.A.A.Jarbandhan, assistent-geneeskundige; mw.R.M.Regez, researchcoördinator.

Soa Aids Nederland, Amsterdam.

Hr.dr.J.E.A.M.van Bergen, huisarts en epidemioloog.

Contact hr.prof.dr.K.Brinkman (k.brinkman@olvg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Vlissingen, januari 2008,

Met interesse lazen wij in het hiv/aids-nummer van dit tijdschrift het artikel van collega Van den Berk et al. (2007:2648-51) over het niet herkennen van een chronische hiv-infectie.

Recent zagen wij ook een patiënte bij wie wij in eerste instantie niet dachten aan een hiv-infectie. Het betrof een 60-jarige alleenstaande vrouw die zich presenteerde met een pijnlijke motorische progressieve polyneuropathie. Aanvullend onderzoek toonde een verhoogde BSE-waarde en een polyklonale hypergammaglobulinemie. De uitslag van onderzoek op auto-immuunantistoffen was negatief. Een N.-suralisbiopt toonde het beeld van een vasculitis. Bij de analyse hiervan werd een hiv-test gedaan en deze was tot onze verbazing positief. Er was reeds een verder gevorderd stadium van hiv-infectie, met een aantal CD4-positieve lymfocyten van 20 × 106/l (uitgangswaarde > 600 × 106/l). De bron van de hiv-infectie was vermoedelijk een onvrijwillig seksueel contact in het verleden. Bij patiënte was er dus een hiv-gerelateerde vasculitis van de perifere zenuwen, waarvoor zij werd behandeld met prednison, met goed resultaat.1

Overigens had de polyklonale hypergammaglobulinemie ons ook al kunnen doen denken aan een hiv-infectie. Door de optredende immuunactivatie ontstaat deze vaak bij patiënten met een chronische hiv-infectie, en verdwijnt meestal na het starten van krachtige antiretrovirale behandeling (HAART).2

Deze casus illustreert dat een vasculitis van de perifere zenuwen het gevolg kan zijn van een chronische hiv-infectie en dat deze niet alleen voorkomt bij risicogroepen. Tenslotte kan een onverklaarde polyklonale hypergammaglobulinemie ook een aanwijzing zijn voor een chronische hiv-infectie.

J. Koeman
M. van den Berge
Literatuur
  1. Bradley WG, Verma A. Painful vasculitic neuropathy in HIV-1 infection: relief of pain with prednisone therapy. Neurology. 1996;47:1446-51.

  2. Notermans DW, Jong JJ de, Goudsmit J, Bakker M, Roos MT, Nijholt L, et al. Potent antiretroviral therapy initiates normalization of hypergammaglobulinemia and a decline in HIV type 1-specific antibody responses. Aids Res Hum Retroviruses. 2001;17:1003-8.

G.E.L.
van den Berk

Amsterdam, januari 2008,

Collegae Koeman en Van den Berge stellen dat een polyklonale hypergammaglobulinemie en een vasculitis van de perifere zenuwen ook een aanwijzing kunnen zijn voor een chronische hiv-infectie. Wij delen zeker hun mening dat deze symptomen ook aanleiding zouden moeten zijn om een hiv-test te doen. De klachten in onze tabel 2 en de bloeduitslagen zijn signalen die vooral in de eerste lijn een aanwijzing kunnen vormen voor het bestaan van een chronische hiv-infectie. Hiermee is tabel 2 dus niet volledig. Op specialistisch niveau kan de lijst zeker worden uitgebreid, bijvoorbeeld met de uiting van guillain-barrésyndroom tijdens acute hiv, alsook met het optreden van hemolytische anemie. In hetzelfde nummer van het Tijdschrift pleitten collegae Haar et al. (2007:2674-9) en Van Altena en Van der Werf (2007:2652-4) terecht ook al voor het verrichten van een hiv-test bij iedere patiënt met vastgestelde tuberculose. Wij hadden deze diagnose bewust niet in onze lijst opgenomen, omdat het hierbij gaat om een klassieke aidsdiagnose, en als zodanig in onze ogen geldt als een harde indicatie voor het doen van een hiv-test.

G.E.L. van den Berk
K. Brinkman