EHBO-bezoek: eerste- of tweedelijnskarakter?

Onderzoek
C.L. Creutzberg
P.P. Jansen
J.W. Merkelbach
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:73-6
Abstract

Samenvatting

In een prospectief onderzoek werden bezoeken van de EHBOafdeling geregistreerd en beoordeeld aan de hand van met huisartsen opgestelde criteria. Het betrof een groep van 961 patiënten, van wie 74 de EHBO-afdeling zonder verwijzing door de huisarts bezocht. Bij 40 bestond de klacht al langere tijd.

Van de niet-verwezen patiënten had 66 door de huisarts behandeld kunnen worden, van de totale groep patiënten 60. Behandeling van deze patiënten door de huisarts zou een aanzienlijke kostenbesparing betekenen.

De auteurs bevelen aan een dienstdoende huisarts gebruik te laten maken van de faciliteiten van de EHBO-afdeling van een ziekenhuis. Dit zou voor de patiënt de duidelijkheid en toegankelijkheid van de eerste-hulpverlening vergroten, de huisarts de mogelijkheid bieden efficiënter te werken en kosten te besparen.

Auteursinformatie

Bergwegziekenhuis, afd. Heelkunde, Postbus 3982, 3003 BC Rotterdam.

C.L.Creutzberg en P.P.Jansen, assistent-geneeskundigen; dr.J.W.Merkelbach, chirurg.

Contact dr.J.W.Merkelbach

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

's-Gravenhage, februari 1989,

De auteurs komen tot de conclusie een dienstdoende huisarts gebruik te laten maken van de faciliteiten van de eerstehulp-afdeling van een ziekenhuis (1989;73-6). In Medisch Contact zijn Mullink et al. ook op dit onderwerp ingegaan.1 Zij noemen twee mogelijkheden, gesteund door Haagse onderzoeksbevindingen:

– het niet meer in stand houden van twee (dure) in feite vrij toegankelijke hulpverleningssystemen gedurende 24 uur, maar één en wel vanuit de eerstehulppost van een ziekenhuis, bijv. door huisartsen te bemannen;

– het wel in stand houden van deze twee hulpverleningssystemen, maar dan met duidelijk gescheiden taken.

In de zeventiger jaren is vanuit het Haagse Westeinde Ziekenhuis enige jaren de eerste mogelijkheid gepraktizeerd. De huisartsen hebben deze weg echter verlaten met als belangrijkste argument de verwaterende identiteit van de huisarts in de eerste lijn tijdens diensten. Tot heden is van huisartsenzijde geen belangstelling meer getoond – om overigens te respecteren redenen – voor deze, meermalen door de Haagse ziekenhuizen aangeboden, mogelijkheid. In 1987 heb ik nogmaals deze mogelijkheid genoemd in het kader van bezuinigingen.2 Via een ingezonden stuk in Medisch Contact van dat jaar nam een huisarts stelling tegen deze suggestie. Nu wederom de eerste mogelijkheid wordt geadviseerd, lijkt de genoemde Haagse ervaring de moeite van het vermelden waard.

J.A.M. Mullink
Literatuur
  1. Mullink JAM, Reeser LDJ, Vogel GPh. Huisarts en eerste hulp. Med Contact 1982; 37: 648.

  2. Mullink JAM. Hoe verder met bezuinigingen in de gezondheidszorg? Med Contact 1987; 42: 330-2.

Rotterdam, februari 1989,

Voor welslagen van ons voorstel zijn enkele randvoorwaarden nodig:

– niet bezuiniging, maar substitutie moet voorop staan;

– toeneming van de werkdruk door verschuiving van tweede naar eerste lijn, zal financiële consequenties moeten hebben;

– de identiteit van de eerstelijnshulppost in het ziekenhuis zal duidelijk moeten zijn voor de bezoekers, maar ook voor de verzekeraars.

Als aan dergelijke randvoorwaarden is voldaan, valt niet in te zien waarom huisartsen niet de mogelijkheid zouden willen benutten hun patiënten in een daartoe geschikte omgeving, met consulenten binnen handbereik, zelf te behandelen.

J.W. Merkelbach