Een psychiatrische stoornis op een intensive care-afdeling

Klinische praktijk
H.N. Sno
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:1065-7

Dames en Heren,

Bij een psychiatrische stoornis op een intensive careafdeling denken velen van u waarschijnlijk direct aan het ‘intensive care-syndroom’. Maar wat wordt daar nu eigenlijk mee bedoeld? Kleck, overigens een psychiater, definieerde het syndroom als ‘an altered emotional state occurring in a highly stressful environment, which may manifest itself in various forms such as delirium (toxic), psychosis, or neurosis.’1 Welbeschouwd omvat het intensive care-syndroom dus ieder op een intensive care-afdeling voorkomend psychiatrisch verschijnsel. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke veelomvattende term diagnostisch nietszeggend is en om die reden obsoleet.

Doorgaans bedoelen clinici die zelf geen psychiater zijn, wanneer zij spreken over het intensive care-syndroom een delirium volgens DSM-III-R-criteria.2 Het delirium is een organisch psychosyndroom. Dit houdt in dat primair een organische factor als oorzaak aantoonbaar of aannemelijk is. Uiteraard kunnen bij de psychopathogenese ook psychogene factoren en omgevingsfactoren een rol spelen. De term ‘intensive care-syndroom’…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, polikliniek Psychiatrie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

H.N.Sno, psychiater.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.C.
van der Mast

Rotterdam, juli 1991,

Met veel genoegen hebben wij de klinische les van Sno gelezen, waarin hij naar aanleiding van een patiënt een leerzaam en boeiend beeld schetst van het delirium (1991;1065-7). Terecht wijst Sno er ons op dat de diagnose ‘intensive care-syndroom’ geen diagnose is en als nietszeggend en obsoleet moet worden beschouwd. Uit de alledaagse klinische praktijk in de consultatieve psychiatrie blijkt dat er bijna altijd sprake is van een delirium volgens de DSM-III-R-criteria.1

Wij hebben echter één punt van kritiek en dat betreft de voorgestelde medicamenteuze behandeling van het delirium. Haloperidol is inderdaad het middel van eerste keuze bij de behandeling van het delirium.2 Bij ‘onvoldoende effect’, wat betekent dat de delirante patiënt motorisch onrustig, soms agressief en vaak on(be)handelbaar blijft, wordt in de literatuur meestal geadviseerd binnen korte tijd hoge doseringen haloperidol i.v. of i.m. toe te dienen tot de patiënt rustig is.3 Dit wordt wel ‘rapid-neuroleptization’ genoemd.34 Het is echter ondubbelzinnig gebleken dat voor een specifiek antipsychotisch effect een dosering van 10-20 mg haloperidol/dag voldoende is.4-6 Onzes inziens is de door Sno voorgestelde maximum dagdosis van ongeveer 100 mg geen goede behandeling van het delirium. Voor het bereiken van sedatie zijn benzodiazepinen (bijv. lorazepam) waarschijnlijk effectiever en sneller werkzaam (‘rapid-tranquillization’).5 Bovendien hebben ze geen extrapiramidale en nauwelijks cardiovasculaire bijwerkingen en bestaat er geen risico van het ontstaan van een maligne neurolepticasyndroom.45

Overigens stemmen wij van harte in met het impliciete advies van Sno eens ‘een goed boek’ te lezen.

R.C. van der Mast
W.M. van den Broek
P. Moleman
Literatuur
  1. American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. 3rd ed. Revised. Washington, DC: APA, 1987.

  2. Mast RC van der, Moleman P. Het delirium in het algemene ziekenhuis. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="617-20"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 617-20.[/LITREF]

  3. Cassem NH, Hackett TP. The setting of intensive care. In: Hackett TP, Cassem NH, eds. Handbook of general hospital psychiatry. 2nd ed. Littleton: PSG Publishing, 1987.

  4. Rifkin A, Doddi S, Karajgi B, Borenstein M, Wachspress M. Dosage of haloperidol for schizophrenia. Arch Gen Psychiatry 1991; 48: 166-70.

  5. Solano OA, Sadow T, Ananth J. Rapid tranquillization: a reevaluation. Neuropsychobiology 1989; 22: 90-6.

Amsterdam, juli 1991,

Het punt van kritiek van collegae Van der Mast, Van den Broek en Moleman berust op een misverstand. Het vermelden van de maximum dagdosis van 100 mg is geenszins bedoeld als voorstel tot ‘rapid-neuroleptization’, maar om tegemoet te komen aan de bij niet-psychiaters veelal bestaande angst voor overdosering. Deze angst kan soms leiden tot een subtherapeutische dosering, met als mogelijk gevolg dat een effectief middel ten onrechte afgedaan wordt als onwerkzaam. Wanneer de kans op ademhalingsdepressie een acceptabel risico vormt (bijv. op basis van de aanwezigheid van beademingsapparatuur of de afwezigheid van pulmonale complicaties), is de behandeling met benzodiazepinen inderdaad een redelijk alternatief.

H.N. Sno

Santpoort, juni 1991,

Met belangstelling las ik de klinische les van collega Sno over een psychiatrische stoornis op een intensive care-afdeling (1991;1065-7). Mede ter aanvulling van zijn literatuuropgave wil ik wijzen op het in 1976 in Nederland verschenen boek onder redactie van dr.W.H.G.Wolters ‘Ontwikkeling van psychosociale zorg in ziekenhuizen’ (Bosch en Keuning, Baarn). In het hoofdstuk ‘Intensive care’ met als ondertitel ‘Ervaringen als psychiatrisch consulent’, refereerde ik onder meer aan Kossmann's novelle ‘Laatst ging ik spelevaren’. Sno merkt op dat het voor een medicus een dilemma kan zijn de benodigde aandacht zo goed mogelijk te verdelen tussen enerzijds vakliteratuur en anderzijds bellettrie. Ik kan dit slechts geheel met hem eens zijn.

J. Waage

Amsterdam, juni 1991,

Ik dank collega Waage voor zijn instemmende reactie op mijn klinische les. De reactie komt overigens niet geheel als een verrassing. Het zou mij eerder verbaasd hebben, wanneer nooit iemand eerder op het idee was gekomen om het delirium te illustreren aan de hand van de novelle van Kossmann. Uit zijn reactie blijkt bovendien weer eens dat met het schrijven van een artikel zowel vergaarde kennis gepubliceerd als kennis vergaard kan worden.

H.N. Sno