Diagnose in beeld (275). Een man met acute schouderpijn gevolgd door schouderzwakte

Wat is de diagnose?
H.W. Glimmerveen
J.J.A.M. van Raay
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1123
Abstract

Casus

Een 29-jarige, rechtshandige, sportieve patiënt kreeg de eerste dag na een reconstructie van de rechter voorste kruisband acute pijn aan de achterzijde van de linker schouder. De pijn verdween spontaan na 10 dagen. Patiënt bemerkte 6 weken na het begin van de pijn zwakte in zijn linker schouder. Bij lichamelijk onderzoek was er zwakte bij abductie en vooral bij exorotatie van deze schouder. Er waren geen sensibiliteitsstoornissen. Twee weken later begon ook atrofie van de M. supraspinatus en met name van de M. infraspinatus op te vallen (figuur). Een neuralgische schouderamyotrofie was de waarschijnlijkste oorzaak, hoewel een…

Auteursinformatie

Martini Ziekenhuis, locatie Van Swieten, afd. Orthopedie, Postbus 30.033, 9700 RM Groningen.

Mw.H.W.Glimmerveen, coassistent; hr.dr.J.J.A.M.van Raay, orthopedisch chirurg.

Contact hr.dr.J.J.A.M.van Raay

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.J.J.
van Eijk

Nijmegen, juni 2006,

Collega’s Glimmerveen en Van Raay beschrijven een zeer illustratieve casus van neuralgische schouderamyotrofie (2006:1123). Wij willen hierbij toch enkele kanttekeningen plaatsen naar aanleiding van onze ervaring met 246 patiënten met neuralgische amyotrofie; laatstgenoemde term gebruiken wij liever dan ‘neuralgische schouderamyotrofie’ omdat regelmatig niet alleen de plexus brachialis, maar ook de plexus lumbosacralis is aangedaan.1

De auteurs vermelden in hun artikel een gemiddelde pijnduur van 14 dagen. In onze cohort was de gemiddelde pijnduur langer: voor mannen 45 dagen en voor vrouwen 23 dagen. De parese zou, volgens de auteurs, na gemiddeld 4 weken ontstaan. In ons onderzoek echter begon de parese bij een derde van de patiënten binnen 24 uur, bij 2 van de 5 patiënten tussen dag 1 en dag 7 en bij iets meer dan een kwart van de patiënten na 2 weken.

Op de figuur bij het artikel lijken er, naast atrofie aan de linker zijde, ook rechtszijdig een licht afstaand schouderblad en een lichte atrofie van de M. infraspinatus zichtbaar te zijn, hoewel we erkennen dat dit op een foto moeilijk te beoordelen is. Bilaterale, weliswaar asymmetrische, uitval wordt echter bij patiënten met neuralgische amyotrofie regelmatig (in 28,5% van de gevallen) gezien. Net als het hoge recidiefpercentage van 10-25 is dit niet algemeen bekend en derhalve vermeldenswaard.

Het beloop wordt zowel in dit artikel als in vele andere publicaties als gunstig beschreven. Ons onderzoek had echter een andere uitkomst. 2 van de 3 patiënten hadden na 3 jaar nog klachten over pijn en parese. Van de patiënten moest 37% van baan wisselen vanwege neuralgische amyotrofie en 22% raakte arbeidsongeschikt. Derhalve zijn er belangrijke redenen om patiënten te behandelen. In enkele kleine patiëntengroepen werd een mogelijk gunstig effect van prednison op de pijn gezien; dit effect werd bevestigd in onze cohort. Deze gegevens zijn echter retrospectief. Daarom zijn wij in 2004 begonnen met een prospectief, dubbelblind, gerandomiseerd onderzoek waarin bij patiënten met neuralgische amyotrofie het effect van prednison vergeleken wordt met dat van placebo.

J.J.J. van Eijk
N. van Alfen
B.G.M. van Engelen
Literatuur
  1. Alfen N van, Engelen BG van. The clinical spectrum of neuralgic amyotrophy in 246 cases. Brain. 2006;129(Pt 2):438-50.

J.J.A.M.
van Raay

Groningen, juni 2006,

Bij 246 patiënten met een neuralgische amyotrofie vonden de collegae Van Eijk et al. dat de gemiddelde pijnduur langer was dan wij vermeldden; verder bleek bij een aantal patiënten de parese al snel te ontstaan, dat wil zeggen binnen 24 uur of in de eerste week. Tevens bleek het beloop niet altijd gunstig te zijn, waarin men een reden ziet om patiënten te behandelen met prednison. Dit middel zou een gunstig effect hebben op de pijn. De vraag is of dit de snelheid waarmee de parese ontstaat ook zou kunnen beïnvloeden.

Onze interesse is gewekt door het onderzoek waarmee de auteurs in 2004 zijn begonnen. Het was aardig geweest als zij hier al een tipje van de sluier hadden opgelicht. Verder was het interessant geweest als zij aangegeven hadden of het ziektebeeld anders is wanneer de plexus brachialis is aangedaan dan wanneer de plexus lumbosacralis is getroffen, bijvoorbeeld wat betreft de pijn en de snelheid waarmee een parese optreedt.

J.J.A.M. van Raay