De peritoneoveneuze shunt in de behandeling van ascites door een maligne aandoening

Klinische praktijk
R.C. Rietbroek
P.H.M. de Mulder
Q.G.C.M. van Hoesel
Th. Wobbes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:979-83

Een van de complicaties bij patiënten met kwaadaardige tumoren is ascites. Deze intraperitoneale vochtophoping geeft vaak klachten en reageert veelal slecht op de standaardbehandeling met zoutbeperking en diuretica. Bij persisterende ascites kan gekozen worden voor herhaalde paracentese, die meestal voldoende, doch slechts kortdurende verlichting geeft. Herhaalde paracentese is echter belastend voor de patiënt en leidt op den duur tot ongewenst verlies van elektrolyten en vooral van eiwitten.

Andere behandelingsvormen zijn intraperitoneale toediening van cytostatica,12 intracavitaire behandeling met radiocolloïd,2 immunotherapie met de monoklonale antistof OK 432, behandeling met een lyolisaat van Streptococcuspyogenes A3,2 en het aanleggen van een peritoneoveneuze shunt,1-15 waarmee respectievelijk bij 32-69, 50, 63 en 57-75 van de patiënten het gewenste palliatieve effect werd bereikt.

In 1979 werd door Oosterlee een overzicht gegeven van de geschiedenis van de peritoneoveneuze shunt en zijn eigen ervaringen bij de behandeling van ascites veroorzaakt door een kwaadaardige aandoening…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis St. Radboud, Postbus 9101 HB Nijmegen.

Kliniek voor Inwendige Ziekten: R.C.Rietbroek, assistent-geneeskundige.

Afd. Medische Oncologie: dr.P.H.M.de Mulder en dr.Q.G.C.M.van Hoesel, internisten.

Afd. Algemene Chirurgie: dr.Th.Wobbes, chirurg.

Contact R.C.Rietbroek

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties