De omkering van geneeskundige bewijslast

Perspectief
F.L. Meijler
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1206-8

Onder bewijslast wordt volgens Van Dale verstaan: ‘Verplichting voor de ene of voor de andere partij in een proces om bewijs te leveren.’ In de Wetten buitengewoon pensioen, die werden ingevoerd ten bate van verzetsslachtoffers werd in 1971 het begrip ‘omgekeerde bewijslast’ opgenomen, omdat met het verstrijken der jaren de vaststelling van het verband tussen de verzetsdeelneming en de ziekten of gebreken steeds moeilijker was geworden. Is de (algemene) invaliditeit ten minste 60 en heeft men drie maanden of langer in gevangenschap doorgebracht of in verband met het verzet aan buitengewoon zware en langdurige spanningen blootgestaan, hetgeen bij intensief verzet wordt verondersteld, dan wordt de ‘omgekeerde bewijslast’ toegepast. Dit brengt met zich mee dat de geneeskundig adviseur van de Buitengewone Pensioenraad bij toepassing van de omgekeerde bewijslast het verband tussen verzetsdeelneming en invaliditeit moet aannemen, tenzij op grond van medische inzichten en ervaringen ervan moet worden uitgegaan dat de invaliditeit…

Auteursinformatie

Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland, Postbus 19258, 3501 DG Utrecht.

Prof.dr.F.L.Meijler, cardioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.K.
van Wijngaarden

Amstelveen, augustus 1988,

Hoewel ik geen cardioloog ben, waag ik het toch als veelgevraagd neurologisch deskundige voor expertise-rapporten een enkele kanttekening te maken bij het artikel van Meijler (1988;1206-8). Hij stelt dat het de grootste moeite heeft gekost duidelijk te maken dat de hartinfarcten van de beschreven patiënten moeten worden opgevat als een gevolg van hun oorlogservaringen. Ik denk dat de uiteindelijk geaccepteerde samenhang tussen deze zaken alleen berust op de juridische afspraak omtrent de omgekeerde bewijslast en niet op een medisch-wetenschappelijk gefundeerde redenatie. De geraadpleegde deskundigen zullen daarvan wel niet op de hoogte zijn geweest gezien de ontstane twijfel en verwarring. Dit illustreert weer eens de noodzaak voor verzekeringsinstellingen en juridische instanties om hun vragen aan deskundigen zo nauwkeurig mogelijk te formuleren. Er had hun moeten worden gevraagd of zij konden aantonen dat de veronderstelde samenhang niet bestond in plaats van wel. Tevens bewijst het dat het uitbrengen van expertise-rapporten een bijzondere kennis en denktrant vraagt, die niet vanzelfsprekend aanwezig is bij een willekeurige specialist, ook al is hij nog zo bekwaam en vooraanstaand in zijn vakgebied.

G.K. van Wijngaarden

Utrecht, augustus 1988,

Collega Van Wijngaarden heeft gelijk en ik dank hem voor zijn kanttekening. De reden van mijn artikel was artsen erop te wijzen dat het bij oorlogs- en (of) verzetsslachtoffers om de omkering van de bewijslast gaat. In principe geldt dit voor elke ziekte, waarvan de oorzaak niet bekend is.

F.L. Meijler

Zoetermeer, augustus 1988,

Uit Meijlers casuïstiekbeschrijving en conclusie blijkt een grote betrokkenheid bij de slachtoffers van de heilloze jaren 1940-1945 (1988;1206-8). Wij allen delen die met hem en vinden dat voor velen de vervolging al veel eerder begon en voor velen veel later en misschien wel nooit eindigde. Deze empathie maakt heel invoelbaar dat geredeneerd wordt – wij weten niet de duidelijke oorzaak, dus is het een gevolg van het verzet, de vervolging. Helaas is dit een simplificatie die voorbijgaat aan wel bestaand wetenschappelijk inzicht, onderzoek naar de oorzaken van degeneratieve afwijkingen van hart en bloedvaten, en ervaring. De wetten eisen immers – art. 7, lid 2 – een toets aan de inzichten en ervaringen van de medische wetenschap.1-8 Meijler gaat vanuit zijn betrokkenheid voorbij aan het eigenlijke probleem en doet daarmee geweld aan zijn en ons aller medisch denken en handelen. De wetgever heeft in de oorlogswetten het begrip causaliteit centraal gesteld en daarmee aan de erkenning als verzetsdeelnemer, vervolgde of burgerslachtoffer op per wet verschillende wijze een medische beoordeling gekoppeld. Het voert in het kader van een ingezonden brief, te ver dit uit te werken. Wij hopen te zijner tijd hierop terug te komen. Als Meijler vindt dat mensen onrecht wordt aangedaan, moet hij zich tegen de wet verzetten door het begrip causaliteit eruit te laten verwijderen, in plaats van zijn eigen vakgebied geweld aan te doen. Er zouden wetten resteren die na erkenning op grond van historisch onderzoek, puur sociaal geneeskundige invaliditeitswetten zijn. Op onze solidariteit gebaseerd, zouden zij voor de rechthebbenden een ruim surplus kunnen inhouden bovenop de bestaande algemene invaliditeitsregelingen. Zolang de wetgever het causaliteitsbeginsel handhaaft, trachten wij op basis van zowel betrokkenheid als wetenschappelijk inzicht en ervaring onze wettelijk opgedragen taak als geneeskundig adviseur zo goed mogelijk te verrichten. Een artikel als dit van Meijler helpt ons daarbij helaas niet.

Th.J.G. Dekkers
Literatuur
  1. Meyler L. Hypertensie bij bejaarden. [LITREF JAARGANG="1972" PAGINA="497-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1972; 116: 497-9.[/LITREF]

  2. Meijler FL. Voeding en coronaire hartziekten, een bouwvallig luchtkasteel? [LITREF JAARGANG="1980" PAGINA="1694-5"]Ned Tijdschr Geneeskd 1980; 124: 1694-5.[/LITREF]

  3. Appels A. Gedrag en hartinfarct. [LITREF JAARGANG="1985" PAGINA="436-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1985; 129: 436-9.[/LITREF]

  4. Dembroski TM, MacDougall JM, Williams RB, Haney TL, Blumenthal JA. Components of Type A, hostility, and anger in relationship to angiographic findings. Psychosom Med 1985; 47: 219-33.

  5. Dijkstra P. De rol van stress in ontstaan en ontwikkeling van coronaire hartziekten. Mod Med 1983; 799-809.

  6. Magnus K, Matroos A, Strackee J. Het verband tussen rookgedrag, lichaamsbeweging en coronaire hartziekten. [LITREF JAARGANG="1980" PAGINA="1445-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1980; 124: 1445-9[/LITREF] en [LITREF JAARGANG="1980" PAGINA="1484-9"]1484-9.[/LITREF]

  7. Verhagen FH, Nass C, Winnubst J. Hart en stress. Deventer: Van Loghum Slaterus, 1982.

  8. Wheatley. Stress and the heart. New York: Raven Press, 1984.

F.L.
Meijler

Utrecht, augustus 1988,

Collega Dekkers heeft gelijk; ik voel me en ben zeer betrokken bij de slachtoffers van oorlog en verzet uit de jaren ‘40-’45. Toch zou ik me vanuit die gevoelens niet hebben laten leiden tot het schrijven van mijn artikel, als er geen wetenschappelijke gronden waren die mijn standpunten zouden kunnen rechtvaardigen.

Onder causaliteit verstaat Van Dale: ‘oorzakelijkheid, betrekking tussen oorzaak en gevolg’. En oorzaak, zegt Van Dale, is datgene wat noodzakelijk een zeker gevolg met zich brengt. Ondanks alles wat erover wordt gezegd en geschreven, de oorzaak van atherosclerose kennen wij niet.12 Hypertensie, roken, hypercholesterolemie, wellicht stress, enz. zijn alle factoren die in meer of mindere mate het ontstaan van een atherosclerotisch vaatproces kunnen bevorderen, maar als oorzakelijk kunnen ze niet gewaarmerkt worden.3 Er is wel veel kennis vergaard, maar de sleutel(s) tot het raadsel is (zijn) nog steeds niet gevonden. De inzichten en ervaringen van de medische wetenschap schieten hier dus te kort en kunnen derhalve niet getoetst worden.

Aangezien wij de oorzaak van atherosclerose niet kennen, kan niet worden bewezen, of oorlog en verzet al dan niet (mede) ten grondslag liggen of hebben gelegen aan bijv. een coronaire ziekte. Deze redenering geldt iedere andere ziekte, waarvan wij de oorzaak niet kennen. Waar causaliteit ontbreekt, valt het ontbreken van causaliteit niet te bewijzen. Met deze redenering zijn de slachtoffers van oorlog en verzet gebaat en wordt mijns inziens aan de bedoeling van de wetgever tegemoetgekomen. Een andere uitleg kan aan de omkering van de geneeskundige bewijslast niet gegeven worden; q.e.d.

F.L. Meijler
Literatuur
  1. Meijler FL. Prevention of coronary heart disease: a cardiologist's view. In: Yu PN, Goodwin JF, eds. Progress in cardiology 10. Part III. Philadelphia: Lea & Febiger, 1981: 44-63.

  2. Meijler FL. Contribution of the risk factor concept to patient care in coronary heart disease. J Am Coll Cardiol 1983; 1: 13-9.

  3. Eliot RS. Stress and the heart. Mount Kisco, NY: Futura, 1974: 7.