Coma bij een peuter na behandeling met de 'toverzalf' lidocaïne-prilocaïnecrème

Klinische praktijk
J.W. Wieringa
A.G. Ketel
M.A. van Houten
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1805-7
Abstract

Dames en Heren,

Het combinatiepreparaat van lidocaïne en prilocaïne met de naam ‘eutectic mixture of local anaesthetics’(EMLA)-crème is een veelgebruikt lokaal anestheticum. Dit vanwege de non-invasieve aard van het middel en de goede analgetische werking.1-3 Voor kinderen wordt het vaak ‘toverzalf’ genoemd, omdat het de pijnlijkheid van bijvoorbeeld een venapunctie of een kleine lokale chirurgische ingreep, zoals de verwijdering van mollusca contagiosa, aanzienlijk vermindert. De werkzame bestanddelen zijn, zoals gezegd, lidocaïne en prilocaïne; beide hebben in de crème een gehalte van 1 mg per 25 g. In het algemeen bestaat de indruk dat de crème onschuldig is en weinig bijwerkingen kent. Als er al bijwerkingen optreden, zijn dat meestal lokale effecten, zoals bleekheid, erytheem en oedeem.2 Dat de crème ook ernstige systemische complicaties kan veroorzaken in geval van overdosering wordt geïllustreerd in de volgende casus.

Patiënt A, een bijna 2 jaar oud meisje, wordt gezien op de kinderafdeling…

Auteursinformatie

Spaarne Ziekenhuis, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 770, 2130 AT Hoofddorp.

Mw.J.W.Wieringa, assistent-geneeskundige; hr.A.G.Ketel en mw.dr.M.A.van Houten, kinderartsen.

Contact mw.dr.M.A.van Houten (mvanhouten@spaarneziekenhuis.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Hoofddorp, november 2006,

Collega’s Dahan en Stienstra geven aan dat zij twijfelen aan de diagnose ‘EMLA-intoxicatie’ bij de door ons gepresenteerde patiënt. Zij zijn van mening dat een primair pulmonaal probleem waarschijnlijker zou zijn. Uiteraard erkennen wij het belang van het opstellen van een goede differentiaaldiagnose bij een patiënt die comateus is. Op basis van de beschikbare gegevens hebben wij een werkhypothese opgesteld. Mede gezien het feit dat patiënt vóór het aanbrengen van de EMLA-crème geen klachten had en de klachten ontstonden kort na het aanbrengen van de crème in een toxische dosering, leek een intoxicatie hiermee het waarschijnlijkst. Een primair pulmonaal probleem leek veel minder waarschijnlijk, omdat er tevoren geen luchtwegklachten of aanwijzingen voor infectie waren en er bij lichamelijk onderzoek geen respiratoire nood bestond. Verder was de ademhalingsfrequentie niet verhoogd, waren er geen aanwijzingen voor een luchtwegobstructie en werd over de longen goed doorkomend ademgeruis zonder bijgeluiden gehoord. Het bloedbeeld en de concentratie C-reactieve proteïne waren normaal, waarmee een infectie minder waarschijnlijk lijkt. Voorts herstelde de patiënt, afgezien van de noodzaak van minimale zuurstoftoediening, zelf snel binnen 20 min. Een stoornis in de ventilatie-perfusieverhouding lijkt minder waarschijnlijk gezien de normale Pco2 en Po2 in het veneuze bloedgas. Voorts ondersteunt volgens ons de aanwezigheid van een verhoogde concentratie methemoglobine onze werkhypothese ‘EMLA-intoxicatie’. Er waren geen aanwijzingen voor een andere oorzaak voor de aanwezigheid van methemoglobine. Het aangetoonde percentage methemoglobine was weliswaar niet dusdanig verhoogd dat hierdoor het gehele beeld verklaard kon worden, maar ook in een andere casus werd bewustzijnsverlies zonder ernstige ademhalingsdepressie na het aanbrengen van EMLA-crème beschreven. In deze casus werd overigens een verhoogde concentratie lidocaïne aangetoond in de liquor.1 Ofschoon wij erkennen dat de bepaling van een lidocaïnespiegel onze diagnose verder had kunnen onderbouwen, zijn wij van mening dat, gezien de bovengenoemde gegevens, intoxicatie met EMLA de beste verklaring is voor het door ons gepresenteerde klinische beeld.

J.W. Wieringa
A.G. Ketel
M.A. van Houten
Literatuur
  1. Brosh-Nissimov T, Ingbir M, Weintal I, Fried M, Porat R. Central nervous system toxicity following topical skin application of lidocaine. Eur J Clin Pharmacol. 2004;60:683-4.