Carrière maken in de geneeskunde: kwestie van geluk?

Goda Choi
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:B730

artikel

Artsen zijn slechte carrièreplanners – nee, ík ben een slechte carrièreplanner. Tot in mijn eindexamenjaar wist ik nooit wat ik wilde worden of studeren. Tijdens mijn 1e studiejaar dacht ik neuroloog of cardioloog te worden. Tijdens mijn 2e jaar ben ik ‘voor de leuk’ psychologiecolleges gaan volgen, ten koste van menig college geneeskunde. Intussen hield ik mij ook nog bezig met het faculteitsblad en sloot ik mij aan bij een studentenvereniging. In mijn 3e jaar wist ik zeker dat ik neuroloog wilde worden. Ik zat inmiddels in het bestuur van de studentenvereniging en was hoofdredacteur van het faculteitsblad. In het 4e jaar bedacht ik mij dat ik me serieus moest richten op mijn medische carrière en ben ik voor een lange wetenschappelijke stage naar Boston vertrokken om MRI-scans van hersenen te bekijken. De stage resulteerde vooral in studievertraging én -schuld, nog voor start van de coschappen. Wel was er ergens een abstract voor een congres geaccepteerd, maar uiteraard had ik geen geld om daar naar toe te gaan.

Tijdens mijn coschappen wilde ik onderzoek doen bij de afdeling Neurologie, maar werkte ik bij de thuiszorg en in de faculteitsraad. Bovendien raakte ik in de ban van de interne geneeskunde. Ik werd uitgeloot voor een poliklinisch coschap neurologie en doorliep een enerverend oudste coschap op de intensive care. Toen wist ik wist het zeker: ik word intensivist. 4 enerverende onderzoeksjaren leidden tot een promotie, maar eveneens tot de overtuiging om geen intensivist te worden.

Bij start van de opleiding interne geneeskunde neigde ik naar infectieziekten, maar werd ik door mijn opleider lange tijd ingedeeld op de afdeling hematologie. Daar viel alles op zijn plaats: ik word hematoloog. Ook wilde ik weer onderzoek doen, uiteraard op het gebied van de hematologie. Echter, in de ogen van vele beursverstrekkers bleken mijn voorgaande onderzoekservaringen geen goede basis. Publicaties in relatief jonge intensive care-tijdschriften met beperkte impactfactoren hadden bijgedragen aan H- noch X-factor. De jeugdige flirts met neurologen en intensivisten leken mij duur te komen staan. Tot mijn grote vreugde en opluchting heeft uiteindelijk KWF Kankerbestrijding vertrouwen getoond in mijn nieuwe liefde en kan ik 2 jaar besteden aan basaalwetenschappelijk onderzoek in de oncologische hematologie. Er staan nog 18 maanden klinische hematologie te wachten, waarna ik moet hopen op een beschikbare stafplek. Ik houd me totaal niet bezig met het plannen van een toekomstige, ‘echte’ baan. Wellicht zou ik dat wel moeten doen, maar het uit het recente verleden is gebleken dat een medische carrière – in ieder geval die van mij – nauwelijks te plannen valt. Winston Churchill zei het en ik blijf het dagelijks tegen mezelf herhalen: ‘Success is the ability to go from one failure to another with no loss of enthusiasm.’ [Succes is het vermogen het ene na het andere fiasco te lijden zonder enthousiasme te verliezen.]

Citeer als: Ned Tijdschr Geneesk. 2011;155:B730

Ook interessant

Reacties