Blindheidbestrijding in ontwikkelingslanden

Klinische praktijk
J.S. Stilma
S. Franken
M. Hogeweg
P. Hardus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:619-23

Waarom is er zoveel blindheid in ontwikkelingslanden? En waarom neemt het aantal blinden nog steeds toe,

terwijl de meeste oorzaken van blindheid medisch-technisch goed zijn te behandelen of te voorkomen?

Deze vragen werden besproken tijdens de themasessie Tropische Oogheelkunde op de jaarvergadering van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap in 1991.

Dit artikel geeft een overzicht van de oorzaken van blindheid in ontwikkelingslanden, de behandelingsmogelijkheden en de speerpunten in de bestrijding van blindheid.

De omvang van het probleem blindheid

Blindheid is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gedefinieerd als een gezichtsscherpte van minder dan 360 van het beste oog, of een centraal gezichtsveld kleiner dan 10 graden. Op grond van deze criteria en de opgave van de lidstaten schat de WHO dat er 31 miljoen blinden zijn. Verder zijn er 15 miljoen slechtzienden met een visus van 660 – 360.1-6 Blindheid is ongelijk verdeeld over de verschillende continenten, zoals blijkt uit de tabel

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Oogheelkunde, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Prof.dr.J.S.Stilma, oogarts.

Prof.dr.S.Franken, emeritus hoogleraar oogheelkunde, Groningen.

Nederlandse Stichting voor Leprabestrijding, Amsterdam.

Mw.M.Hogeweg, oogarts.

Ziekenhuis Medisch Spectrum Twente, afd. Oogheelkunde, Enschede.

P.Hardus, oogarts.

Contact prof.dr.J.S.Stilma

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

New Delhi, India, juni 1992,

In het overigens uitstekende overzichtsartikel van Stilma et al. is een mijns inziens belangrijke oorzaak van blindheid en slechtziendheid onvermeld gebleven: refractieafwijkingen (1992;619-23).

De WHO definieert blindheid als ‘visual acuity (scherpte; VA) with the best possible correction of less than 3/60 in the better eye’. Maar in ontwikkelingslanden is ‘possible correction’ meestal niet hetzelfde als ‘available correction’. Er zijn te weinig of helemaal geen mensen om refractie te meten en in de meeste gevallen is er ook geen opticien in de buurt. Als refractieafwijkingen een belangrijke oorzaak van blindheid en slechtziendheid zijn, zegt dat veel over de beschikbaarheid van diagnostische zorg, de aanvoer en de prijs van brillen en het bewustzijn van de bevolking op dit punt.

In India bijvoorbeeld zijn refractieafwijkingen de tweede oorzaak van blindheid (> 900.000 blinden), de tweede oorzaak van slechtziendheid (ruim 5,6 miljoen mensen) en de belangrijkste oogheelkundige afwijking in de algemene bevolking (meer dan 33 miljoen mensen).1 Blindheid wordt in India gedefinieerd als VA < 6&sol;60, slechtziendheid als VA => 6&sol;60 maar < 6&sol;18. Ook in andere ontwikkelingslanden worden refractieafwijkingen vaak als belangrijke oorzaak van blindheid en slechtziendheid aangegeven.2

Van alle oorzaken van blindheid en slechtziendheid zijn refractieafwijkingen het gemakkelijkst te diagnostiseren en te behandelen. Oogartsen zijn echter schaars, niet alleen in India.3 Zij hebben hun handen vol aan cataractchirurgie; andere taken dienen zoveel mogelijk gedelegeerd te worden. Maar zelfs de ruim 5000 oogheelkundige assistenten, voor wie refractiemeting de belangrijkste taak is, komen alleen maar aan behandelen toe; voor screenen is geen tijd. Schoolonderzoek op refractieafwijkingen kan heel redelijk door onderwijzers gedaan worden.

Een goed georganiseerd verwijssysteem naar oogheelkundig assistent en oogarts is essentieel. Onze eigen ervaring na screening van meer dan 46.000 schoolkinderen door onderwijzers leert dat de werkbelasting van oogheelkundig assistenten op deze manier met een factor 20 verminderd kan worden.

De aanvoer van brillen is in India eenvoudig te regelen. Er zijn genoeg commerciële opticiens. Zodra er genoeg klanten zijn, openen zij een winkeltje. De prijs is meestal geen probleem; voor 60 Rupees (ƒ 4,20) kun je een goede bril kopen.

De auteurs stellen de cruciale vraag reeds in het begin van hun artikel: ‘Waarom neemt het aantal blinden nog steeds toe, terwijl de meeste oorzaken van blindheid medisch-technisch goed zijn te behandelen of te voorkomen?’ De constatering moet zijn dat wij hier niet met een puur medisch-technisch probleem te maken hebben maar met een logistiek probleem: hoe krijgen wij de juiste medische zorg op de juiste plaats, daar waar hij het hardst nodig is. Dit is het gebied van ‘public health’ en gezondheidsmanagement. Jammer genoeg zijn die disciplines tot op heden nauwelijks bij blindheidbestrijding betrokken geweest.

H. Limburg
Literatuur
  1. Mohan M. Survey of blindness in India 1986-1989. National programme for control of blindness. Geneva: WHO.

  2. World Health Organization (WHO). Available data on blindness. WHO Offset Publ 1987; nr 14.

  3. Anonymus. Oogzorg in Nederland. Beleidsplan Nederlands Oogheelkundig Gezelschap. Med Contact 1992; 47: 555-6.

Utrecht, juni 1992,

De reactie van collega Limburg wijst terecht op een knelpunt in de bestrijding van blindheid in ontwikkelingslanden, namelijk de refractieafwijkingen en de mogelijkheid tot correctie.

Helaas bestaan er over refractieafwijkingen weinig gegevens in de officiële literatuur. Verder zijn de rapporten uit India moeilijk te vergelijken met de literatuur van de WHO ten gevolge van een afwijkend criterium voor de definitie van blindheid (voor India gezichtsscherpte kleiner dan 0,1). Een derde probleem is dat de gezichtsscherpte die gehanteerd wordt voor de definitie van blindheid, alleen wordt bepaald op een afstand van 5 of 6 meter. Dit betekent dat een bijziende patiënt met een myopie van -5 dioptrie in India geclassificeerd kan worden als blinde, terwijl deze patiënt op een afstand van 20 cm zeer goed kan lezen.

Deze opmerkingen nemen niet weg dat refractieafwijkingen, en vooral de correctie ervan, meer aandacht verdienen in ontwikkelingslanden.

J.S. Stilma
S. Franken
M. Hogeweg
P. Hardus