Aspirine en zwangerschap

Klinische praktijk
M.J.N.C. Keirse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1130-4

Aspirine (acetylsalicylzuur) is waarschijnlijk het meest bekende en meest gebruikte geneesmiddel in de westerse wereld. Dit geldt ook tijdens de zwangerschap. Uit onderzoek in verscheidene landen bleek dat meer dan 60 van de vrouwen aspirine gebruikte in de zwangerschap.1 Zwangere vrouwen hebben hiervoor veelal dezelfde redenen als niet-zwangere vrouwen. Thans wordt echter in toenemende mate aspirine voorgeschreven voor specifiek obstetrische doeleinden, zoals de preventie en de behandeling van zwangerschapshypertensie,1-6 de preventie van intra-uteriene groeivertraging,78 de preventie van intra-uteriene vruchtdood bij vrouwen met circulerend lupus-anticoagulans,9 en het onderdrukken van voortijdige weeën.10-12

Rationele en theoretische achtergronden

Over het exacte werkingsmechanisme van aspirine in het algemeen en tijdens de zwangerschap in het bijzonder heerst nog enige onduidelijkheid. Alhoewel aspirine reeds in 1899 door Dreser en Hoffmann werd geïntroduceerd,1 werd pas in 1971 door Vane ontdekt dat het een aantal van zijn eigenschappen ontleent aan het onderdrukken…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie en vakgroep Vrouwenziekten, Verloskunde en Voortplanting, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Prof. dr.M.J.N.C. Keirse, vrouwenarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

P.C.M.
de Jong

Nijmegen, juli 1990,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het artikel over aspirine tijdens de zwangerschap van collega Keirse (1990;1130-4). Hoewel de aandacht vooral gericht is op de vraag of het gebruik van aspirine tijdens de zwangerschap gunstige effecten heeft, zijn de bijwerkingen zeker ook van belang. Zoals ook collega Keirse beschrijft, werd in eerder onderzoek een verband gevonden tussen aspirinegebruik tijdens de zwangerschap en aangeboren morfologische afwijkingen. Onze interesse gaat vooral uit naar de invloed van lage doses aspirine op de functionele ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel (CZS). Keirse haalt een onderzoek aan van Pytkowicz et al. dat aanwijzing geeft voor een lager IQ en een verminderde aandacht bij kinderen van wie de moeder tijdens de eerste helft van de zwangerschap aspirine slikte.1 Klebanoff en Berendes konden deze bevindingen niet bevestigen.2

Wij hebben onlangs een onderzoek uitgevoerd bij de ouders van 450 kinderen van 7 jaar van wie bij de moeder het gebruik van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap nauwkeurig is gedocumenteerd.3 We hebben hun onder meer gevraagd een child behavior check list (CBCL) in te vullen. Deze lijst meet gedragskarakteristieken van kinderen zoals door de ouders geobserveerd, en is geschikt voor gebruik bij kinderen van 4 tot 16 jaar.4 Van de ouders heeft 68% een bruikbare lijst ingeleverd. De resultaten zijn samengevat in de tabel. Hoewel dit niet de primaire doelstelling van de studie betrof, geeft het verkregen datamateriaal tot op zekere hoogte aanwijzingen dat kinderen die tijdens de zwangerschap werden blootgesteld aan analgetica (voornamelijk aspirine (45%) en paracetamol (33%)) vaker een afwijkend gedragspatroon toonden. Omdat het relatief kleine aantallen betreft en geen correctie voor verstorende variabelen mogelijk was moeten deze gegevens met grote voorzichtigheid bekeken worden. De resultaten geven wel aan dat er dringend behoefte is aan meer gedetailleerd onderzoek. Wellicht dat de groep kinderen die nu (via de moeder) betrokken is bij de aspirinetrials daarvoor geschikt is.

Ondertussen is het aan te bevelen voorzichtig te zijn met het preventief verstrekken van aspirine, niet alleen zoals Keirse aanbeveelt in het eerste trimester, maar ook daarna aangezien de ontwikkeling van het CZS zich doorzet tot na de bevalling. Juist kleinere stoornissen vinden waarschijnlijk hun oorsprong in het 2e en 3e trimester.

P.C.M. de Jong
G.A. Zielhuis
F. Gabreëls
Literatuur
  1. Pytkowicz Streissguth A, Treder RP, Barr HM, et al. Aspirin and acetaminophen use by pregnant women and subsequent child IQ and attention decrements. Teratology 1987; 35: 211-9.

  2. Klebanoff MA, Berendes HW. Aspirin exposure during the first 20 weeks of gestation and IQ at four years of age. Teratology 1988; 37: 249-55.

  3. Nienhuis H, Huysmans A. Validation of a questionnaire on medical drug use during pregnancy. Stageverslag. Nijmegen: Katholieke Universiteit, vakgroep Sociale Geneeskunde, mei 1990.

  4. Achenbach TM, Edelbrock C. Manual for the child behavior check list and revised behavior profile. Burlington: University of Vermont, department of Psychiatry, 1983: 1-7; 31-4.

M.J.N.C.
Keirse

Leiden, augustus 1990,

Terecht beklemtonen collegae De Jong, Zielhuis en Gabreëls dat preventief verstrekken van aspirine in de zwangerschap niet een zaak is van ‘baat het niet, het schaadt ook niet’. Toch is er om 4 redenen grote voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de gegevens die zij aandragen: (a) ze betreffen ‘normale’ dosis aspirine en niet de veel lagere dosis (< 100 mg&sol;dag) die voor profylaxe wordt aangewend; (b) vrouwen die in de zwangerschap pijnstilling gebruiken, verschillen in meerdere opzichten van hen die dit niet doen; (c) de waarnemingen berusten niet op een vooraf gestelde hypothese (De Jong et al. schrijven hierover dat dit ‘niet de primaire doelstelling van de studie’ was); en (d) de gegevens zijn niet statistisch significant en kunnen volledig aan toeval te wijten zijn. Bijvoorbeeld, het meest markante effect wordt gezien in ‘schizoïde of angstig&sol; obsessief’ gedrag. Berekening van het 95&percnt;-betrouwbaarheidsinterval (BI)1 toont echter dat dit gedrag bij jongens ook met 1&percnt; (BI: – 1,3&percnt; tot &plus;24&percnt;) en bij meisjes zelfs met 4&percnt; (BI: -4&percnt; tot &plus;22&percnt;) kan verminderd zijn na blootstelling aan aspirine vóór de geboorte.

Kortom, randomisatie is en blijft de enige manier om over voor- en nadelen van preventief aspirinegebruik in de zwangerschap voldoende zekerheid te krijgen.

M.J.N.C. Keirse
Literatuur
  1. Gardner MJ, Altman DG. Calculating confidence intervals for proportions and their differences. In: Gardner MJ, Altman DG, eds. Statistics with confidence. London: British Medical Journal, 1989: 28-33.