Is stuitligging een indicatie voor sectio caesarea?

Opinie
M.J.N.C. Keirse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2230-3

Zie ook het artikel op bl. 2245.

In de laatste 25 jaren is de frequentie van sectio caesarea in alle westerse landen schrikbarend toegenomen.1 Alhoewel de frequentie in Nederland nog steeds gunstig afsteekt tegen die in andere landen, is deze trend aan Nederland niet voorbij gegaan. De toename moge alhier minder spectaculair zijn dan in de V.S., Canada of het Verenigd Koninkrijk,1 de frequentie is wel verdrievoudigd sedert 1970 en er zijn geen aanwijzingen dat het plafond reeds is bereikt.2

Eén van de belangrijke factoren in deze stijging is de toename van het aantal sectio's bij stuitligging. Meer dan 30 jaar geleden werd reeds door sommigen voor elke stuitligging keizersnede aanbevolen.3 Dit is nauwelijks veranderd,4 maar het advies lijkt meer navolging te vinden. Deze tendens speelt ook in Nederland een grote rol. In 1969 werd bij 8 van alle stuitliggingen een keizersnede verricht; 15 jaar…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Verloskunde, Postbus 9600, 2300 AA Leiden.

Prof.dr.M.J.N.C.Keirse, gynaecoloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, november 1990,

In de figuur behorend bij het artikel van Keirse zijn naar mijn mening twee fouten geslopen (1990;2230-3). In de figuur worden odds ratio's met de bijbehorende betrouwbaarheidsintervallen weergegeven, waarbij de betrouwbaarheidsintervallen symmetrisch om de odds ratio's liggen. Dit lijkt me een onjuiste weergave van resultaten, omdat betrouwbaarheidsintervallen om odds ratio's altijd asymmetrisch zijn. Dit heeft te maken met het feit dat voor de berekening van odds ratio's en hun betrouwbaarheidsintervallen gebruik wordt gemaakt van logaritmische technieken (logistische regressie). Zo wordt een odds ratio berekend door het getal e te verheffen tot de macht β, waarbij β de regressiecoëfficiënt is die in het logistisch regressiemodel gevonden wordt voor de betreffende onafhankelijke variabele. Bij deze regressiecoëfficiënt hoort ook een standaardfout: het berekenen van een 95%-betrouwbaarheidsinterval voor de odds ratio begint met het berekenen van β ± 1,96 x standaardfout: de beide gevonden getallen worden dan weer gebruikt in machtsverheffing met het getal e als-grondtal. Hierdoor wordt altijd een asymmetrisch betrouwbaarheidsinterval gevonden.1 Een voorbeeld: regressiecoëfficiënt 1,11; standaardfout 0,24. Odds ratio = e 1,11 = 3,03; betrouwbaarheidsinterval = e 1,11 ± 1,96 x 0,24: loopt dus van 1,90 tot 4,86. Ditzelfde geldt voor de figuur in het artikel van Keirse.

Een tweede fout lijkt te zijn geslopen in het onderschrift, waarin de gegeven literatuurverwijzing 25 niet overeenkomt met de genoemde schrijvers (Chalmers et al.): dit moet waarschijnlijk nr. 18 zijn.

P.L.P. Brand
Literatuur
  1. Hosmer DW, Lemeshow S. Interpretation of the coefficients of the logistic regression model. In: Applied logistic regression. New York: Wiley, 1989: 38-81.

M.J.N.C.
Keirse

Leiden, december 1990,

Collega Brand heeft op beide punten gelijk. De verwijzing naar Chalmers et al. is inderdaad 18 en niet 25 en betrouwbaarheidsintervallen (BI) zijn niet symmetrisch. Om die reden worden de betrouwbaarheidsintervallen in de figuur op een logaritmische schaal weergegeven waardoor ze wel symmetrisch lijken. De figuur is dus niet fout. Voor alle duidelijkheid volgen hieronder de daarbij behorende getallen.

M.J.N.C. Keirse