artikel
Vandaag al vroeg begonnen. Tegen het ochtendgloren gebeld over het plotselinge overlijden van meneer Van Beek, een van mijn eigen cliënten. Doodgaan is endemisch in het verpleeghuis, en schouwen doen wij dan ook veel.
Daar sta ik, om zes uur ’s ochtends, op zijn kamer. Meneer Van Beek ligt op zijn rug met zijn ogen dicht, alsof hij slaapt. Alleen ligt hij onnatuurlijk stil en ziet hij ongezond bleek. Ik voel zijn pols – geen pols – en bedenk hoe welkom deze onverwachte dood voor hem is. Vraag aan willekeurig welke verpleeghuisbewoner hoe hij wil sterven en het ‘doodgaan in mijn slaap’ staat met stip op nummer één. Dat gold ook voor meneer Van Beek. Maar nog liever was het hem als hij op korte termijn dood mocht gaan. Hij had het wel gezien op aarde.
Ik buig ondertussen zijn arm – beginnende rigor. Er zitten verschillende blauwe plekjes op zijn onderarm. Van de ascal, vermoed ik. Een van zijn vele medicamenten. ‘Polyfarmacie’ volgens de normen van de inspecteur. ‘Adequate farmaceutische zorg’ zou ik willen zeggen. Passend bij zijn vasculair gecompromitteerde staat, CVA, hartfalen, hypertensie, dementie en diabetes. Een doorsnee verpleeghuisbewoner in dat opzicht.
Ik bekijk zijn ogen – lichtstijve pupil – en druk op de oogbol – vervormbaar. Boven zijn hoofd zie ik een door hemzelf gemaakte foto van een berg hangen. De enige foto die hij nog wilde zien. Een kale bergtop in de avondzon. Een eenzame bergtop. Hij wees vaak op die foto. En dan wees hij op zichzelf. Zo eenzaam voel ik mij ook.
Eenzaamheid, de metgezel van minstens 30 procent van de mensen boven de 55, was de grootste plaaggeest van meneer Van Beek. Bij elke ontmoeting ging het daar over. Hij miste zijn overleden vrouw, zijn broers en zijn goede vrienden, het gedeelde verleden dat hij met hen had. Zijn veel jongere zus, die trouw twee keer per week op bezoek kwam, kon dat gemis niet compenseren. Hij miste zijn actieve leven en de mensen die daar deelgenoot van waren geweest. Vond het ook te confronterend om erover te vertellen en wilde zijn fotoboeken niet meer zien. Dat juist hij, die geleefd had voor de journalistiek, na zijn CVA niet meer kon lezen en schrijven, woordvindstoornissen had en aan het verpleeghuis gekluisterd was, kon hij niet verkroppen. Hij miste feitelijk zichzelf, hij voelde zich van zichzelf vervreemd. En niets van wat wij ondernamen in het verpleeghuis kon die eenzaamheid in hem oplossen.
Ik aarzel bij zijn bed. Zal ik nog onderzoeken op tekenen van onnatuurlijk overlijden? Een idiote gedachte. Nee, hier is Moeder Natuur gewoon genadig geweest met een Mors Subita.
Dan gaat ineens de deur open en beent zijn jongste zus binnen. Ze loopt meteen op haar broer af, grijpt zijn dode gezicht en kust zijn koude wangen. ‘Och, Gerard, jongen’, roept ze uit, ‘Gefeliciteerd! Dit was wat je zo graag wilde!’ En daarna huilt ze tranen van opluchting.
Reacties