Advies van de Gezondheidsraad inzake zorgvuldigheidseisen euthanasie

Opinie
H.D.C. Roscam Abbing
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1207-9
Abstract

Inleiding

De Gezondheidsraad heeft eind maart 1987 advies uitgebracht over twee onderwerpen die in verband staan met euthanasie. Het betreft ten eerste een mogelijke formulering van gedragingen, die niet als euthanasie aangemerkt dienen te worden (de zg. negatieve begripsomschrijving), en ten tweede vereisten voor zorgvuldig medisch handelen, resp. administratieve verplichtingen (zg. zorgvuldigheidseisen). Het advies is een antwoord op een brief van 30 januari 1987 van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, waarin concrete tekstvoorstellen voor deze onderwerpen waren opgenomen.1

Samenvatting van het advies inzake zorgvuldigheidseisen euthanasie

De commissie stelt voor de volgende zorgvuldigheidseisen vast te stellen:

1. De geneeskundige heeft aan de patiënt voorlichting gegeven over de situatie waarin deze zich bevindt en omtrent het te verwachten beloop en de eventuele mogelijkheden tot beïnvloeding daarvan.

2. De geneeskundige is met de patiënt tot de overtuiging gekomen dat de patiënt zijn verzoek tot levensbeëindiging heeft gedaan en gehandhaafd in…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit Limburg, vakgroep Gezondheidsrecht, Postbus 616, 6200 MD Maastricht.

Mw.prof.mr.H.D.C.Roscam Abbing.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Bussum, juli 1987,

In het Commentaar van mw.prof.mr.H.D.C.Roscam Abbing op het advies van de Gezondheidsraad over euthanasie (1987;1207-9) is, naar ik meen, een fout geslopen. De zin: ‘Onduidelijk is of het niet behandelen van een bijkomstige ziekte of aandoening bij een patiënt die naar heersend medisch inzicht onomkeerbaar het bewustzijn heeft verloren, valt onder zinloos medisch handelen’ moet natuurlijk luiden: ‘Onduidelijk is of het behandelen van. . . enz.’

Zelf ben ik onlangs in zo'n situatie verzeild geraakt. Een 78-jarige man, die met kamerfibrilleren was opgenomen, werd met succes gereanimeerd, maar was daarna in coma. Toen hij vijf dagen later nog in coma was, besloot ik, gehoord de neuroloog die de prognose infaust achtte, in geval van hernieuwde cardiale complicaties niet opnieuw te reanimeren. Ik vond dat een zinloze medische handeling. De familie was het daar niet mee eens. Ik bleef bij mijn eenmaal genomen besluit en droeg de behandeling aan een collega over, die wel bereid was in een voorkomend geval te reanimeren. De familie heeft zich vervolgens over mij beklaagd bij de directeur patiëntenzorg van het ziekenhuis en diende daarna een klacht in bij de inspecteur van de volksgezondheid. Met deze recente ervaring in gedachten ben ik teleurgesteld dat de cryptische zinsnede die volgt op de bovenaangehaalde, gewraakte zin, geen helderheid in deze brengt. Er staat: ‘Hoewel een extensieve interpretatie van dit begrip denkbaar is, is het in kwesties als de onderhavige van het grootste belang bij voorbaat iedere mogelijke twijfel uit te sluiten.’ Wat wordt precies bedoeld met een ‘extensieve interpretatie van het begrip zinloos medisch handelen’? Verder ‘is het in kwesties als de onderhavige van het grootste belang bij voorbaat iedere mogelijke twijfel uit te sluiten’. Twijfel waarover? Over het (zinloos) behandelen van de comateuze patiënt in kwestie? Maar in de voorafgaande zinsnede stelt mw.Roscam Abbing dat juist onduidelijk is of dit al dan niet medisch zinloos handelen is, waarmee zij aangeeft dat twijfels ‘in de onderhavige kwesties’ voorlopig zouden moeten worden geaccepteerd. Kan mw.Roscam Abbing duidelijker zeggen wat zij heeft bedoeld?

Th.W. Donkerlo
H.D.C.
Roscam Abbing

Maastricht, juli 1987,

De opmerking dat bij voorbaat iedere mogelijke twijfel uitgesloten moet worden ten aanzien van datgene wat valt onder de zgn. negatieve begripsomschrijving is bedoeld als een opmerking richting wetgever. Indien in de wet een negatieve begripsomschrijving wordt opgenomen, dan dient deze zo geformuleerd te worden dat hieruit duidelijk blijkt of het niet instemmen met een behandeling van een bijkomende ziekte of aandoening bij een patiënt die naar heersend medisch inzicht onomkeerbaar het bewustzijn heeft verloren al dan niet onder de negatieve begripsomschrijving valt. Het gaat er derhalve om dat de wetgever, zo deze aanleiding ziet tot aangeven van begrippen welke niet vallen onder euthanasie iedere mogelijke twijfel omtrent zijn bedoelingen wegneemt. Dit zowel ten behoeve van de patiënt als ten behoeve van de behandelende arts.

H.D.C. Roscam Abbing