Preventieve adnexextirpatie bij vrouwen met dikkedarmkanker?

Opinie
Richard van der Meer
Ignace H.J.T. de Hingh
Rudi M.H. Roumen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D5361
Abstract
Download PDF

Specialisten uit het Máxima MC en het Catharina Ziekenhuis geven vrouwen met dikkedarmkanker de keuze om aanvullend behandeld te worden met een preventieve adnexextirpatie. Zij roepen anderen op om hun voorbeeld te volgen. Wat zijn de argumenten voor het preventief verwijderen van de ovaria?

Casus

Een 57-jarige vrouw onderging een sigmoïdresectie vanwege een obstruerende tumor. Patiënte bleek synchrone lymfogene en hepatogene metastasen te hebben van een sigmoidcarcinoom in stadium pT4N1M1. Postoperatief werd patiënte in opzet curatief behandeld met systemische chemotherapie, waardoor de levermetastasen kleiner werden. De chirurgische behandeling bestond uit een metastasectomie van de linkerleversegmenten 3 en 4b, gevolgd door een embolisatie van de V. portae en een rechtszijdige hemihepatectomie. Enkele maanden na deze ingreep kreeg patiënte obstipatie, een gespannen en vol gevoel in de buik en een palpabele abdominale weerstand. Een CT-scan van de thorax en het abdomen liet linkszijdig in het kleine bekken een multiloculair proces zien, dat imponeerde als een ovariumtumor (figuur). Hierna onderging patiënte een abdominale uterusextirpatie en een bilaterale adnexextirpatie, waarbij geen aanwijzingen werden gevonden voor peritoneale metastasen. Histopathologisch onderzoek van de adnexen liet in het linker ovarium een metastase zien van het bekende coloncarcinoom.

Figuur
Ovariumtumor
Figuur | Ovariumtumor
Coronale opname van een CT-scan van de thorax en het abdomen van een 57-jarige patiënte die was behandeld vanwege een lymfogeen en hepatogeen gemetastaseerd sigmoidcarcinoom in stadium pT4N1M1. Linkszijdig in het kleine bekken is een multiloculair proces zichtbaar, passend bij een ovariumtumor.

artikel

Vragen

Deze casus roept vragen op. Wat was er gebeurd als bij de sigmoïdresectie de ovaria preventief waren verwijderd? De micrometastasen die mogelijk al in het ovarium aanwezig waren, waren kennelijk ongevoelig voor de chemotherapie die volgde, terwijl deze chemotherapie wel effect had op de aanwezige levermetastasen. De vraag is of we een infaust beloop, zoals bij patiënte in deze casus, kunnen voorkómen.

Achtergrond en epidemiologie

De laatste jaren kregen in Nederland jaarlijks circa 14.000 mensen een colorectaal carcinoom (CRC); de man:vrouw-verhouding was daarbij 4:3 (tabel 1). Bij vrouwen met een CRC kunnen ovariële metastasen voorkomen, bij presentatie (synchroon), maar ook gedurende de follow-upperiode (metachroon). De gemiddelde incidentie van ovariële metastasen van een CRC is 3,4% (spreiding: 0-9,7%), waarbij de incidentie hoger wordt naarmate de vrouw jonger is. Bij premenopauzale patiënten kan de incidentie oplopen tot boven de 20%.1,2 Patiënten met een coloncarcinoom dat naar het ovarium is gemetastaseerd hebben een zeer slechte prognose, met een 5-jaarsoverleving van 25-27%.3,4 Ter vergelijking: patiënten met levermetastasen van een CRC die in opzet curatief worden behandeld met een leverresectie hebben een 5-jaars overleving van 40-50%. Vrouwen met een CRC kunnen dus gebaat zijn bij een electieve adnexextirpatie rond de resectie van de primaire darmtumor.

Tabel 1
Argumenten voor een preventieve adnexextirpatie bij vrouwen met een colorectaal carcinoom
Tabel 1 | Argumenten voor een preventieve adnexextirpatie bij vrouwen met een colorectaal carcinoom

Richtlijnen en praktijkverschillen

In de praktijk verschilt de behandeling van patiënten met een CRC nogal eens, binnen één discipline en tussen verschillende disciplines. Deze verschillen zijn ontstaan doordat het beleid vaak meer is gebaseerd op historische gewoontes, ideeën en veronderstellingen, dan op resultaten van wetenschappelijk onderzoek.

Tot eind 2019 stond in de Nederlandse richtlijn ‘Coloncarcinoom’ niets vermeld over preventieve adnexextirpatie, in tegenstelling tot de Amerikaanse richtlijn.5 In de Amerikaanse richtlijn staat dat het te overwegen is om bij postmenopauzale vrouwen standaard een preventieve ovariëctomie aan te bieden. Daarnaast wordt in de richtlijn onder meer aangegeven dat een preventieve ovariëctomie bij premenopauzale vrouwen ook een optie is, wanneer zij geen kinderwens meer hebben. In de recentste versie van de Nederlandse richtlijn staat nu: ‘Bij hoogrisicogroepen (erfelijke predispositie zoals bij een BRCA- of MSH2-mutatie) en postmenopauzale vrouwen zou in een gedeelde besluitvorming met patiënten een preventieve adnexextirpatie samen met een electieve resectie van het coloncarcinoom kunnen worden besproken’.6

Een saillant gegeven is dat urologen standaard een bilaterale adnexextirpatie verrichten bij vrouwen met een urotheelcelcarcinoom van de blaas dat in de spierlaag is ingegroeid vanwege het risico op een metastase in de ovaria en ter preventie van ovariumcarcinoom. Ovariële metastasen komen echter voor bij < 1% van de vrouwen met een urotheelcelcarcinoom bij wie de inwendige geslachtsorganen ‘en block’ zijn verwijderd.

Om vergelijkbare redenen verwijderen gynaecologen van oudsher de ovaria bij vrouwen met een endometriumcarcinoom. Histopathologisch onderzoek laat zien dat bij ten hoogste 5-6% van deze patiënten ovariële metastasen aanwezig zijn.

Biologische achtergrond

Ovariële metastasen of micrometastasen zijn in de meeste gevallen ongevoelig voor systemische therapie. Daarnaast hebben darmkankercellen een bijzondere voorkeur voor stromaal ovarieel weefsel. Dit komt waarschijnlijk door de verhoogde angiogenese, de aanwezigheid van diverse groeifactoren en verhoogde productie van cyclo-oxygenasen en prostaglandines in de ovaria.7 Mogelijk verklaren deze factoren waarom ovariële metastasen niet goed reageren op systemische therapie. De respons van ovariële metastasen op systemische therapie is namelijk slechter dan van lever- of longmetastasen (respons ovariële metastasen: 5%; respons extra-ovariële metastasen: 42-58%).4 Men noemt de ovaria daarom ook wel een ‘toevluchtsoord’ (‘sanctuary site’) voor metastasen.

Gevolgen van een adnexextirpatie

Volgens de gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) heeft 18,4% van de vrouwen met een colorectale maligniteit een leeftijd van 0-59 jaar. Ruim 80% van de vrouwen met dikkedarmkanker is dus 60 jaar of ouder en postmenopauzaal. Wij denken dat bij postmenopauzale vrouwen de voordelen van een preventieve adnexextirpatie opwegen tegen de nadelen. Het voordeel is dat ovariële (micro)metastasen zich niet verder kunnen ontwikkelen en dat eventuele toekomstige metastasen worden voorkómen. Het nadeel van een aanvullende adnexextirpatie is dat de operatie in totaal langer duurt en gepaard gaat met een bijkomend risico op complicaties, zoals een bloeding of ureterletsel, al is het risico daarop laag. Daarnaast kan het verwijderen van de adnexen een verandering in de hormoonproductie teweegbrengen, aangezien de ovaria bij postmenopauzale vrouwen nog androgenen produceren. Het wegvallen van deze androgeenproductie kan daardoor een negatieve invloed hebben op het libido. Maar een verminderde androgeenproductie kan ook een gunstige invloed hebben, namelijk dat colorectale tumoren zich minder snel ontwikkelen. Zo is beschreven dat androgenen een stimulerend effect hebben op het ontstaan van darmpoliepen en de carcinogenese.8,9 Dit verklaart mogelijk waarom het colorectale carcinoom vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen.

Jongere, premenopauzale vrouwen hebben, naast de eerdergenoemde voor- en nadelen, extra negatieve gevolgen van een preventieve adnexextirpatie. Bij deze vrouwen treedt de overgang vervroegd op. De nadelige effecten hiervan op de korte termijn zijn bekend: verlaagd libido – ook op de lange termijn –, infertiliteit, opvliegers, nachtzweten en slaapproblemen. Op de lange termijn bestaat er een verhoogd risico op vaginale klachten als gevolg van atrofie, osteopenie of osteoporose, dementie en hart- en vaatziekten. In de literatuur is beschreven dat vrouwen die voor hun 45e levensjaar een preventieve bilaterale ovariëctomie hebben ondergaan een verhoogd risico hebben op sterfte.10 De verwachting is wel dat meerdere van de nadelige effecten van een preventieve adnexextirpatie door hormoonvervangende therapie kunnen worden tegengegaan.11

Kosteneffectiviteit

Een preventieve adnexextirpatie kan een zeer kosteneffectieve oncologische procedure zijn. We leggen dit uit aan de hand van de kosten per gewonnen extra levensjaar in goede gezondheid (‘quality adjusted life year’; QALY). Volgens het rapport van de Gezondheidsraad is de Nederlandse gezondheidszorg kosteneffectief wanneer een QALY gemiddeld € 20.000 kost; per behandeling mag een QALY maximaal € 80.000 kosten. Men schat dat de huidige regimes voor adjuvante chemotherapie bij patiënten met dikkedarmkanker tussen de 30.000 en 50.000 euro per QALY kosten.

Hoe ziet de QALY-berekening eruit voor preventieve adnexextirpatie bij vrouwen met dikkedarmkanker? Voor de 80% postmenopauzale vrouwen zijn de kosten uiterst beperkt; de operatie duurt 15-20 minuten langer (een operatie van 1 uur kost € 900-1000), er is aanvullend histopathologisch onderzoek nodig (€ 200-300) en incidenteel een extra consult bij de gynaecoloog. Voor de premenopauzale patiënten komen daar nog andere kosten bovenop, zoals voor de behandeling van de gevolgen van de vervroegde menopauze. Stel dat we bij 50 vrouwen een preventieve adnexextirpatie moeten uitvoeren om bij 1 patiënte een ovariële (micro)metastase te behandelen of te voorkómen. En stel dat deze patiënte daardoor 10 jaar langer leeft in goede gezondheid. Dan schatten wij de kosten per QALY op circa € 2500. Als het aantal gewonnen jaren in goede gezondheid hoger wordt, dan daalt de prijs per QALY, net als wanneer de incidentie van micrometastasen in de ovaria hoger blijkt te zijn. Uiteraard kunnen de extra kosten bij premenopauzale vrouwen ertoe leiden dat de kosten per QALY hoger uitpakken.

Lynch-syndroom en bijkomend voordeel

Het Lynch-syndroom of het hereditair non-polyposis-colonrectumcarcinoom (HNPCC) is de meest voorkomende erfelijke vorm van het colorectaal carcinoom. Het syndroom heeft een autosomaal dominante overerving en berust op een mutatie in verschillende ‘mismatch repair’-genen. De aandoening komt voor bij ongeveer 3% van de patiënten met een colorectaal carcinoom en gaat gepaard met diverse andere maligniteiten, waaronder het endometriumcarcinoom en het ovariumcarcinoom bij vrouwen. Daarnaast tonen meerdere studies aan dat een primair ovariumcarcinoom mogelijk vaker voorkomt bij vrouwen met darmkanker, dan op basis van het Lynch-syndroom alleen verwacht mag worden.12,13

Een bijkomend voordeel van een preventieve adnexextirpatie, waarbij ook de tubae worden verwijderd, is dan dat hierdoor het risico op een primair ovariumcarcinoom wordt verlaagd. In Nederland loopt overigens een gynaecologische studie naar de effecten van een selectieve tubectomie ter preventie van een primair ovariumcarcinoom, de STOPOVCA-trial (STOPOVCA staat voor ‘Stop ovarium carcinoom’). Het levenslange risico op een primair ovariumcarcinoom is ongeveer 1 op 80. De gemiddelde 5-jaarsoverleving van een patiënt met een primair ovariumcarcinoom is 50%, doordat de ziekte meestal in een gevorderd stadium wordt ontdekt. Een preventieve adnexextirpatie kan hierdoor dus ook een positieve bijdrage leveren aan de preventie van het primair ovariumcarcinoom, al is die bijdrage wel klein.

Counseling

Dokters en patiënten bepalen de behandeling tegenwoordig door gezamenlijke besluitvorming (‘shared decision making’). Wij zijn van mening dat we vrouwelijke patiënten met dikkedarmkanker goed moeten voorlichten, zodat zij zelf kunnen kiezen of zij een aanvullende resectie van adnexen willen ondergaan (tabel 2). Het aanvullende risico op complicaties als gevolg van deze resectie is erg klein en dit mag volgens ons geen reden zijn om dit onderwerp niet te bespreken of de procedure niet uit te voeren.

Tabel 2
Argumenten om vrouwen met dikkedarmkanker de keuze te geven voor een preventieve adnexextirpatie
Tabel 2 | Argumenten om vrouwen met dikkedarmkanker de keuze te geven voor een preventieve adnexextirpatie

Hoe nu verder?

Door bij vrouwen met dikkedarmkanker een preventieve adnexextirpatie uit te voeren worden ovariële metastasen voorkómen, wat de prognose van een klein, maar relevant aantal vrouwen kan verbeteren. Bovendien kan de preventieve adnexextirpatie een zeer kosteneffectieve behandeling zijn binnen de steeds duurder wordende oncologische zorg.

Op basis van de huidige Nederlandse richtlijn geven wij als specialisten van het Máxima MC en het Catharina Ziekenhuis vrouwen met dikkedarmkanker de keuze om aanvullend met een preventieve adnexextirpatie behandeld te worden. Er is een informatiemodule voor patiënten ontwikkeld die de voor- en nadelen van deze behandeling op een rij zet. Op de lange termijn zijn wij voornemens om een zorgevaluatiestudieproject op te starten, waarbij we het effect van de behandeling zullen onderzoeken in een prospectief cohort. Wij roepen andere klinieken op om ons voorbeeld te volgen.

Literatuur
  1. Pitt J, Dawson PM. Oophorectomy in women with colorectal cancer. Eur J Surg Oncol. 1999;25:432-8. doi:10.1053/ejso.1999.0671. Medline

  2. Hanna NN, Cohen AM. Ovarian neoplasms in patients with colorectal cancer: understanding the role of prophylactic oophorectomy. Clin Colorectal Cancer. 2004;3:215-22. doi:10.3816/CCC.2004.n.002. Medline

  3. Mori Y, Nyuya A, Yasui K, et al. Clinical outcomes of women with ovarian metastases of colorectal cancer treated with oophorectomy with respect to their somatic mutation profiles. Oncotarget. 2018;9:16477-88. doi:10.18632/oncotarget.24735. Medline

  4. Kim DD, Park IJ, Kim HC, Yu CS, Kim JC. Ovarian metastases from colorectal cancer: a clinicopathological analysis of 103 patients. Colorectal Dis. 2009;11:32-8. doi:10.1111/j.1463-1318.2008.01543.x. Medline

  5. Steele RS, Hull TL, Hyman N, Maykel JA, Read ThE, Whitlow CB. The ASCRS manual of colon and rectal surgery. 3e ed. Houten: Springer; 2019.

  6. Richtlijn Colorectaal carcinoom. Utrecht: Nederlands Vereniging voor Heelkunde; 2020.

  7. Danesi R, Bocci G, Di Paolo A. Biologic basis of ovarian metastasis of colorectal cancer. Clin Colorectal Cancer. 2004;3:223-4. doi:10.1016/S1533-0028(11)70092-5. Medline

  8. Meijer BJ, Wielenga MCB, Hoyer PB, et al. Colorectal tumor prevention by the progestin medroxyprogesterone acetate is critically dependent on postmenopausal status. Oncotarget. 2018;9:30561-7. doi:10.18632/oncotarget.25703. Medline

  9. Krasanakis T, Nikolouzakis TK, Sgantzos M, et al. Role of anabolic agents in colorectal carcinogenesis: Myths and realities (Review). Oncol Rep. 2019;42:2228-44. doi:10.3892/or.2019.7351. Medline

  10. Rocca WA, Grossardt BR, de Andrade M, Malkasian GD, Melton LJ III. Survival patterns after oophorectomy in premenopausal women: a population-based cohort study. Lancet Oncol. 2006;7:821-28. doi:10.1016/S1470-2045(06)70869-5. Medline

  11. Erekson EA, Martin DK, Ratner ES. Oophorectomy: the debate between ovarian conservation and elective oophorectomy. Menopause. 2013;20:110-4. doi:10.1097/gme.0b013e31825a27ab. Medline

  12. Evans HS, Møller H, Robinson D, Lewis CM, Bell CMJ, Hodgson SV. The risk of subsequent primary cancers after colorectal cancer in southeast England. Gut. 2002;50:647-52. doi:10.1136/gut.50.5.647. Medline

  13. Lee YT, Liu CJ, Hu YW, et al. Incidence of second primary malignancies following colorectal cancer. Medicine. 2015;94:e1079. doi:10.1097/MD.0000000000001079. Medline

  14. Statistics. https://ocrahope.org/patients/about-ovarian-cancer/statistics/, geraadpleegd op 28 mei 2021.

Reactiekader

Dus...

Door: prof.dr. Marian J.E. Mourits, oncologisch gynaecoloog, en prof.dr. Barabara L. van Leeuwen, oncologisch chirurg.

In het artikel van Van der Meer en collega’s worden de potentiële voor- en nadelen besproken van electieve adnexextirpatie bij vrouwen met colorectaal carcinoom tijdens de operatie, ter preventie van ovariële metastasen of behandeling van occulte micrometastasen. Ze pleiten voor een gezamenlijke besluitvorming samen met de patiënt en bespreken de voor- en nadelen van deze procedure in een klinische les.

De aanvullende ingreep zou kunnen leiden tot een betere prognose voor een kleine, maar relevante groep vrouwen met dikkedarmkanker. De potentiële overlevingswinst van deze aanvullende procedure is niet bekend. Veel aandacht is er wel voor de potentiële nadelen en de vraag is hoe dat gecommuniceerd gaat worden met de patiënt in kwestie.

Zo bespreken de auteurs de nadelen van de potentieel vroegere menopauze en verlies van androgeenproductie door de ovaria. Ze geven aan dat volgens de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) 81,6% van de vrouwen met dikke darmkanker 60 jaar of ouder is en dus postmenopauzaal. Opmerkelijk is dat de auteurs voor de menopauzeleeftijd 60 jaar kiezen, waar de gemiddelde leeftijd van de menopauze in Nederland rond 52 jaar is. Vanaf die leeftijd wordt door de ovaria geen oestrogeen meer geproduceerd en heeft een ovariëctomie weinig hormonale bijwerkingen. Bovendien, in geval van premenopauzale ovariëctomie is er geen bezwaar tegen hormonale substitutie, die niet alle, maar wel een belangrijk deel van de bijwerkingen van een vroege menopauze teniet kan doen.1 De postmenopauzale ovaria produceren nog wel wat androgenen, net als de bijnieren. Verlies ervan kan een oorzaak zijn voor verminderd libido na ovariëctomie, maar ook veel postmenopauzale vrouwen bij wie de ovaria in situ zijn, hebben symptomen van verminderde seksuele motivatie en seksuele activiteit na de menopauze.2 De bijdrage van androgeendeficiëntie door een ovariëctomie ná de menopauze is nog allerminst duidelijk. Het is zeer de vraag of deze onzekere effecten voldoende onderbouwd zijn om mee te nemen in de counseling voor een potentieel levensverlengende procedure.

De auteurs benoemen ook het verhoogde risico op cardiovasculaire mortaliteit door een vervroegde menopauze. Hoewel het risico op een colorectaal carcinoom ook op premenopauzale leeftijd aanwezig is, is het percentage premenopauzale vrouwen dat daadwerkelijk een colorectaal carcinoom ontwikkelt laag. Tegelijkertijd is het risico op ovariële metastasen relatief hoog en is het risico op cardiovasculaire ziekte eerder een epidemiologisch dan een individueel bijdragend argument in de afwegingen bij deze klinische les. Omdat het gaat om patiënten die reeds een levensbedreigende aandoening hebben weegt het effect van een vroegere chirurgische menopauze op de levensverwachting (2 jaar verschil tussen vrouwen met menopauze < 40 jaar ten opzichte van > 55 jaar) minder zwaar dan bij gezonde vrouwen.3,4 Daarnaast is er in geval van vroege menopauze, naast een licht verhoogd cardiovasculair risico, tegelijkertijd een verlaagd risico op hormoon-gevoelige kankers, zoals mamma- en endometriumcarcinoom.5

Het argument van de auteurs dat een electieve adnexextirpatie ook voordelen heeft ter preventie van tubacarcinoom, is ons inziens weinig relevant in hun pleidooi. De kans dat deze patiënten een tubacarcinoom ontwikkelen staat in geen verhouding tot de kans dat ze komen te overlijden aan de maligniteit die ze al hebben. Door de discussie over opportunistische tubectomie te vervlechten in dit artikel verstoren de auteurs deze klinische les en creëren daarmee ruis. Het is al zeer de vraag of de nadelen van een opportunistische tubectomie opwegen tegen de kleine kans op een tubacarcinoom bij vrouwen in een gezonde populatie, hetgeen momenteel wordt onderzocht. De kans dat deze procedure bijdraagt aan de levensverwachting van vrouwen mét een gediagnostiseerd coloncarcinoom is daarom onwaarschijnlijk.

De auteurs zouden hun pleidooi krachtiger maken door zich te beperken tot argumenten waar het hier om gaat: een electieve adnexextirpatie bij vrouwen met coloncarcinoom kan mogelijk bijdragen aan de levensverwachting door het voorkómen dan wel verwijderen van (occulte) ovariële metastasen. Het in maat en getal uitdrukken van de potentiële overlevingswinst en de kosteneffectiviteitsanalyse zijn gebaseerd op aannames en nog niet op feitelijke data. Nader onderzoek om de effectiviteit van deze aanvullende procedure te onderbouwen lijkt zinvol.

Literatuur

  1. Madalinska JB, van Beurden M, Bleiker EM, et al. The impact of hormone replacement therapy on menopausal symptoms in younger high-risk women after prophylactic salpingo-oophorectomy. J Clin Oncol. 2006;24:3576-82. doi:10.1200/JCO.2005.05.1896. Medline
  2. Lammerink EA, de Bock GH, Pascal A, et al. A survey of female sexual functioning in the general dutch population. J Sex Med. 2017;14:937-49. doi:10.1016/j.jsxm.2017.04.676. Medline
  3. Muka T, Oliver-Williams C, Kunutsor S, et al. Association of age at onset of menopause and time since onset of menopause with cardiovascular outcomes, intermediate vascular traits, and all-cause mortality: a systematic review and meta-analysis. JAMA Cardiol. 2016;1:767-76. doi:10.1001/jamacardio.2016.2415. Medline
  4. Ossewaarde ME, Bots ML, Verbeek AL, et al. Age at menopause, cause-specific mortality and total life expectancy. Epidemiology. 2005;16:556-62. doi:10.1097/01.ede.0000165392.35273.d4. Medline
  5. Nilsson PM, Nilsson E, Svanberg L, Samsioe G. Longevity after early surgical menopause-the long-term effect of a permanent cessation of reproductive function and female sex hormone loss. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2003;110:63-5. doi:10.1016/s0301-2115(03)00085-x. Medline
Auteursinformatie

Máxima Medisch Centrum, afd. Chirurgie, Veldhoven: drs. R. van der Meer, arts-onderzoeker; dr. R.M.H. Roumen, chirurg. Catharina Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Eindhoven: prof.dr. I.H.J.T. de Hingh, chirurg.

Contact R.M.H. Roumen (r.roumen@mmc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Richard van der Meer ICMJE-formulier
Ignace H.J.T. de Hingh ICMJE-formulier
Rudi M.H. Roumen ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Wouter
Meijer

Beste auteurs en redactie,

Dank voor jullie artikel over het verrichten van een adnexextirpatie bij vrouwen met een coloncarcinoom. Er spreekt veel passie voor de zorg voor deze vrouwen uit en enthousiasme om die zorg nog verder te verbeteren. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Toch heb ik mijn bedenkingen bij de oproep die jullie aan anderen doen om deze zorg ook aan te bieden. Het gaat namelijk vooralsnog om zorg waarvan het behandeleffect (positief of negatief) nauwelijks nog duidelijk is. De afgelopen jaren hebben we binnen de gynaecologie en chirurgie meermaals gezien dat veelbelovende interventies/therapieën geen of zelfs een negatief effect hadden (denk bijvoorbeeld aan probiotica bij acute pancreatitis of screening op ovariumcarcinoom bij patiënten met een oncogene mutatie in een BRCA gen), waarna deze behandelingen weer zijn verlaten. Laten we daarom de effecten van de door jullie voorgestelde interventie eerst goed onderzoeken voor we haar regulier aan patiënten aanbieden. Gezien het grote aantal patiënten en de bestaande infrastructuur lijkt dit heel reëel. Daarna kunnen we patiënten op een juiste wijze counselen, met gedegen informatie over voor- en nadelen. En nadelen zullen er zeker zijn; met name bij premenopauzale vrouwen is de impact van een adnexextirpatie aanzienlijk. Hopelijk staat daar een groot (overlevings)voordeel tegenover. Pas als we dit goed weten, kunnen we patiënten adequaat voorlichten. Nu counselen zoals jullie voorstellen, lijkt me prematuur, omdat patiënten (zeker binnen de oncologie) geneigd zijn om veel behandelingen te accepteren, ook in het kader van geanticipeerde spijt.

Overigens onderschrijf ik dat er in het verleden bij andere oncologische behandelingen keuzes zijn gemaakt die niet op wetenschappelijk onderzoek zijn gebaseerd. Dat neemt niet weg dat het verstandig is om dat bij de introductie van nieuwe behandelingen wél te doen.

Met vriendelijke groet,

Wouter Meijer, gynaecoloog, Gelre Ziekenhuizen

Geachte collega Meijer,

Dank voor uw positieve reactie en kritische noot.

Uw suggestie is nu precies wat wij met deze aanpak willen bereiken. Op dit moment wordt de counseling omtrent dit “samen beslissen” onderwerp bij postmenopauzale vrouwen reeds in 6 ziekenhuizen gedaan (d.w.z.: de keuze voorleggen om wel of geen directe adnexextirpatie te ondergaan). Tot nu toe blijkt dat de keuze ongeveer fifty-fity verloopt, dus het is niet zo dat deze oncologische patiëntengroep kennelijk massaal kiest voor deze extra toegevoegde ingreep. Na toestemming voor wetenschappelijk onderzoek door middel van informed consent of de zogenaamde opt-in, zullen de data in een database komen, zodat wij in de toekomst een zorgevaluatie kunnen uitvoeren.

Wij zijn nog met de gynaecologen in overleg of we niet toch ook deze informatie moeten delen met de jongere premenopauzale groep, omdat uit eigen onderzoek en een literatuur review* blijkt dat juist bij hen ovariële metastasen vaker (rond de 5%) vóórkomen.

In de toekomst (na de zorgevaluatie) zal dan blijken wat de meerwaarde van een preventieve adnexextirpatie binnen deze populatie eigenlijk is, namelijk: is er een voordeel ten aanzien van (ziektevrije-) overleving; is er een verschil in complicaties; welke factoren hebben een hoge voorspellende waarde op aanwezigheid van ovariële metastasen (te denken valt aan leeftijd en TNM-stadium); wat is het aantal vrouwen dat een dergelijke ingreep moet ondergaan om één ovariële metastase te voorkomen (het zogenaamde Number Needed to Treat)?

Door nu de keuzemogelijkheid in het colorectale zorgpad op te nemen geven wij, naar ons idee, de correcte voorlichting over deze kwestie welke tot op heden volledig onbesproken is gebleven.

Dat is inderdaad iets heel anders dan zonder enige vorm van voorlichting de adnexen tijdens een urologische of gynaecologische oncologische ingreep standaard mee te nemen, zonder dat dit ooit goed uitgezocht of met hoge evidentie onderbouwd is.

Mede namens prof. I de Hingh en drs. R. vd Meer,

Rudi Roumen, chirurg, Máxima MC Veldhoven/Eindhoven

* Ovarian metastases from colorectal cancer in young women: a systematic review of the literature
Richard van der MeerChecca BakkersElysa RostamkhanIgnace de HinghRudi Roumen
Int J Colorectal Dis, 2021 Aug 25. doi: 10.1007/s00384-021-04012-7.