Calciumkanaalblokkers en bètablokkers zijn eerstekeusmiddelen voor ‘rate control’ bij paroxismaal atriumfibrilleren (AF). Toch geven artsen vaak nog de voorkeur aan bètablokkers. En dat is onterecht, stellen Groningse onderzoekers.
Het gebruik van calciumantagonisten voor frequentiecontrole bij patiënten met atriumfibrilleren nam de afgelopen decennia fors af, zag Robert Tieleman, cardioloog in het Groningse Martiniziekenhuis en coauteur van het onderzoek. ‘Voorschrijvende artsen hebben een voorkeur gekregen voor bètablokkers, terwijl daar geen wetenschappelijke basis voor is. Vermoedelijk hebben de bètablokkers meer naamsbekendheid en is de calciumantagonist gewoonweg een beetje in vergetelheid geraakt. Artsen denken er niet meer aan.’
Internationale richtlijnen adviseren zowel calciumblokkers als bètablokkers als eerstekeusmiddel voor onderhoudsmedicatie bij patiënten met AF om symptomen te onderdrukken en hartfalen te voorkomen. Een risico van de medicamenten is dat patiënten met paroxismaal atriumfibrilleren…
Primaire en secundaire preventie door betablokkers
Dat klinkt allemaal helemaal logisch. Maar is het niet zo dat betablokkers een duidelijkere trackrecord hebben als farmaca voor primaire en secundaire preventie van cardio- en cerebrovasculaire complicaties dan calciumantagonisten? En dat dit vermoedelijk de eerste keuze voor betablokkers van clinici meebepaalt?